SRU-HvJ-2012-3

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer 30/2012
  • Uitspraakdatum 04 juni 2012
  • Publicatiedatum 03 april 2019
  • Rechtsgebied Strafrecht
  • Inhoudsindicatie

    De door de verdachte afgelegde bekennende verklaring, in samenhang met de genoemde bewijsmiddelen, leiden niet tot de feiten zoals opgenomen in de dagvaarding onder B en C. Uit die genoemde verklaring blijkt dat het niet tot vervoer van cocaïne is gekomen. Derhalve is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij inleidende dagvaarding in het 3e Kanton onder B en C ten laste gelegde, heeft begaan.
    SJB

Uitspraak

VONNIS

IN NAAM VAN DE REPUBLIEK!

Vonnisnummer: 30/2012

Parketnummer: 01-07-6863

Uitspraak: 04 juni 2012

TEGENSPRAAK

APPELSTRAFKAMER

Het Hof van Justitie van Suriname

Gezien de stukken van het geding, waaronder het in afschrift overgelegde vonnis, door de Kantonrechter in het Derde Kanton gewezen op 03 juli 2006 en uitgesproken tegen de verdachte:

[verdachte], geboren op [geboortedag] te [geboorteplaats], industrieel van beroep, wonende aan de [adres] in het [district], thans in vrijheid gesteld;

verschenen in persoon en bijgestaan door zijn raadsman, mr. 1.D. Kanhai en mr. G.R. Sewcharan, allen advocaten bij het Hof van Justitie.

Uit de stukken van de zaak in eerste aanleg welke aan het hof zijn overgelegd door de Griffie der Kantongerechten is gebleken dat de verdachte op 14 juli 2006 op de voorgeschreven wijze appel heeft aangetekend tegen het voormelde vonnis van de Kantonrechter in het Derde Kanton.

Tevens is gebleken dat de vervolgingsambtenaar op 07 juli 2006 eveneens appel heeft aange-tekend tegen het voormelde vonnis van de Kantonrechter in het Derde Kanton.

Gelet op het vorenstaande hebben de beide partijen tijdig appel aangetekend tegen voormeld vonnis, weshalve zij daarin ontvankelijk zijn.

Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep

Dit vonnis is, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 334 van het Wetboek van Strafvordering, gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de vervolgingsambtenaar en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman naar voren is gebracht.

De vervolgingsambtenaar heeft gevorderd, dat het hof het vonnis van de Kantonrechter in het Derde Kanton zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte ter zake van het onder B ten laste gelegde, namelijk het vervoer van cocaïne, zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren met aftrek overeenkomstig artikel 44 van het Wetboek van Strafrecht, met een geldboete van SRD 20.000,–(twintig duizend Surinaamse Dollar), met de bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal, deze boete vervangen zal worden door hechtenis voor de tijd van 12 (twaalf) maanden, voorts verbeurdverklaring van de in beslag genomen bestelbus van het merk Nissan Serena ([kenteken 1]) ) en de personen auto van het merk Toyota Premio ([kenteken 2]) met bevel tot gevangenneming, alsook verbeurdverklaring van de in beslag genomen cocaïne.

De verdediging heeft:

– primair bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de strafvervolging

– subsidiair bepleit dat de ten laste legging voor wat het onder A ten laste gelegde betreft zal worden vernietigd en voorts dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder B en C ten laste gelegde;

Het vonnis waarvan beroep

Bij vonnis van de Kantonrechter in het Derde Kanton d.d. 03 juli 2006 is de ten laste legging partieel nietig verklaard voor wat het onder A ten laste gelegde betreft en is de verdachte ter zake het bij inleidende dagvaarding onder B ten laste gelegde, namelijk de verkoop, het verstrekken, het afleveren of vervoeren, of het doen verkopen, verstrekken, afleveren of vervoeren, vrijgesproken; ter zake het onder C ten laste gelegde, met name het aanwenden van 215,83 kilo cocaïne, is verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 44 van het Wetboek van Strafrecht, een geldboete van SRD.10.000,= subsidiair 1 jaar hechtenis, met bevel tot gevangenhouding van de verdachte, alsmede met verbeurdverklaring van de in beslag genomen hoeveelheid cocaïne en het busje van het merk Nissan Serena, met [kenteken 1], grijs gelakt.

Het hof verenigt zich niet met het beroepen vonnis, reden waarom het hof het vonnis a quo van de kantonrechter zal vernietigen en opnieuw recht zal doen.

De tenlastelegging:

Aan dit vonnis is als bijlage I gehecht een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de inleidende dagvaarding, waaruit de inhoud van de tenlastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.

De geldigheid van een deel van de ten laste legging

Het Hof overweegt dat de verdediging naar voren heeft gebracht dat de ten laste legging voorzover het onder A ten laste gelegde betreft nietig moet worden verklaard omdat het een obscuur libel betreft, immers, zo stelt de verdediging, staat in het kwalificatief gedeelte een ander feit dan in de verfeitelijking en is er sprake van een zodanige tegenstrijdigheid dat de verdachte niet weet waartegen hij zich moet verdedigen. De vervolging heeft daarop gereageerd door aan te geven dat het standpunt van de verdediging te begrijpen is en dat er voor A dan ook vrijspraak gevorderd is.

Het Hof overweegt dat, gelijk de verdediging aanvoert, in het onder A ten laste gelegde een verschil bestaat tussen de kwalificatie en de verfeitelijking, immers staat in het kwalificatief gedeelte van A genoemd het feit ”samenspanning tot invoer, doorvoer of uitvoer van cocaïne” en staat in de verfeitelijking onder A een feitenrelaas welke neerkomt op het ”samenspannen om cocaïne te vervoeren met het bestelbusje”. Er is derhalve sprake van een innerlijke tegenstrijdigheid zodat dat gedeelte van de ten laste legging zal worden nietig verklaard.

Vrijspraak

Ten aanzien van het onder B en C ten laste gelegde overweegt het Hof dat zij, anders dan de vervolgingsambtenaar, met de raadsman van oordeel is dat bij gebrek aan voldoende wettige en overtuigende bewijsmiddelen niet bewezen kan worden verklaard dat de verdachte het onder B en C ten laste gelegde heeft begaan.

Alhoewel de vervolging zich in haar opsomming van de bewijsmiddelen beroept op een bekennende verklaring van de verdachte, welke volgens de vervolging in samenhang met enkele andere bewijsmiddelen zou kunnen leiden tot het bewijs van het doen vervoeren van cocaïne, is het Hof van oordeel dat die genoemde verklaring in samenhang met de genoemde bewijsmiddelen niet kunnen leiden tot de feiten zoals opgenomen in de dagvaarding onder B en C, immers blijkt uit die genoemde verklaring dat het niet tot de uitvoering van vervoer van cocaïne is gekomen.

Het Hof zal verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde onder B en C.

Beslissing:

Het Hof van Justitie:

Rechtdoende in hoger beroep:

Vernietigt het vonnis van de Kantonrechter in het Derde Kanton op 03 juli 2006 gewezen en uitgesproken tegen voornoemde verdachte, waarvan beroep.

en opnieuw rechtdoende:

Verklaart de dagvaarding nietig voorzover betrekking hebbende op het onder A ten laste gelegde feit;

Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij inleidende dagvaarding in het Derde Kanton onder B en C ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;.

Gelast de teruggave van de in beslag genomen bestelbus van het merk Nissan Serena ([kenteken 1]) en de personenauto van het merk Toyota Premio ([kenteken 2]);

Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen cocaïne.

Aldus gewezen door:

mr. R.G. Rodrigues, Fungerend-President,

mr. I. S. Lachitjaran, Lid en mr. A.C. Johanns, Lid- Plaatsvervanger,

bijgestaan door mw I. Madarsa als fungerend-griffier,

en uitgesproken te Paramaribo op de openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van 04 juni 2012.

w.g.I. Madarsa w.g.R.G. Rodrigues

w.g. I. S. Lachitjaran

w.g. A. C. Johanns

Voor eensluidend afschrift

De Griffier van het Hof van Justitie,

(mr.M.E. van Genderen-Relyveld)