- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer GR 14581
- Uitspraakdatum 03 mei 2013
- Publicatiedatum 05 juli 2023
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
In beroep is in geschil de vraag of het huwelijk tussen de man en de vrouw duurzaam is ontwricht. Het Hof stelt voorop dat er sprake is van duurzame ontwrichting, als de verhouding binnen het huwelijk zo moeilijk is geworden, dat het niet mogelijk is om nog langer bij elkaar te blijven. De man heeft in hoger beroep wederom uitdrukkelijk zijn verzoek tot echtscheiding handhaafd, zich op het standpunt stellende dat hij de samenleving met de vrouw niet wenst te hervatten. Op grond hiervan is het Hof van oordeel dat een herstel van de huwelijkse betrekkingen tussen partijen niet te verwachten is en dat hun huwelijk dus als duurzaam ontwricht moet worden beschouwd. Het vonnis van de Kantonrechter waarvan beroep, dient te worden bevestigd.
Uitspraak
G.R.No. 14581
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
In de zaak van
[Appellante],
Hierna de vrouw,
wonende te [plaats],
appellant,
gemachtigde: mr. S.N. Woei A Sioe, advocaat,
tegen
[Geïntimeerde],
hierna de man,
wonende te [plaats],
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. F.F.P. Truideman, advocaat,
Inzake het hoger beroep van het door de Kantonrechter in het Eerste Kanton uitgesproken eindvonnis van 17 februari 2010 bekend onder A.R.No. 091968 tussen de vrouw als gedaagde en de man als eiser,
Spreekt de Vice-President, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit.
- Het procesverloop:
1.1. Dit blijkt uit de volgende processtukken/proceshandelingen;
– de verklaring van de griffier waaruit blijkt dat de vrouw op 4 maart 2010 hoger beroep heeft aangetekend;
– de pleitnota d.d. 3 juni 2011;
– de antwoordpleitnota d.d. 15 juli 2011;
– de repliekpleitnota d.d. 2 december 2011;
– de dupliekpleitnota d.d. 20 januari 2012.
1.2. De uitspraak van het vonnis in hoger beroep is bepaald op heden.
- De feiten
2.1. Bij verzoekschrift van 7 mei 2009 heeft de man zich gewend tot de Kantonrechter en onder meer verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken op grond van duurzame ontwrichting van hun huwelijk.
2.2. De vrouw heeft een verweerschrift ingediend en zich verzet tegen het echtscheidingsverzoek.
2.3. Bij vonnis van 17 februari 2010 heeft de Kantonrechter de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De Kantonrechter overwoog daarbij dat de vrouw heeft erkend dat de man niet meer met haar samenwoont en op grond van de stellingen en weren van partijen blijkt dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
2.4. De vrouw is van het vonnis van de Kantonrechter in hoger beroep gegaan. Zij betwist dat het huwelijk met de man duurzaam is ontwricht.
- De vordering, de grondslag en het verweer
3.1. De vrouw heeft middels indiening van de memorie van grieven bestaande uit 3 grieven verzocht het gewezen vonnis te vernietigen.
De vrouw heeft de volgende grieven aangevoerd ter onderbouwing van haar vordering:
- ten onrechte heeft de Kantonrechter de duurzame ontwrichting aangenomen omdat de man geen feiten en omstandigheden heeft gesteld die deze grondslag kunnen staven.
- ten onrechte heeft de Kantonrechter aangenomen dat de vrouw heeft erkend dat de man niet meer met haar samenwoont.
- de Kantonrechter is ten onrechte voorbij gegaan aan het schuldverweer ex artikel 263 BW, krachtens welk artikel het verzoek tot echtscheiding diende te worden geweigerd indien de duurzame ontwrichting in overwegende mate te wijten is aan de eisende partij (i.c. de man). De Kantonrechter diende de man het bewijs op te dragen dat de ontwrichting inderdaad aan de vrouw te wijten zou zijn hetgeen, de Kantonrechter heeft nagelaten.
3.2.De conclusie van de man strekt tot verwerping van het beroep.
- De beoordeling
Ontvankelijkheid
4.1. De griffiersbrief waarbij de vrouw op de hoogte is gesteld van het vonnis d.d. 17 februari 2010 bekend onder A.R.No. 091968 is gedateerd 23 februari 2010. Op 4 maart 2010 heeft de vrouw hoger beroep aangetekend tegen voornoemd vonnis. Het Hof constateert dat de vrouw binnen de bij wet vastgestelde termijn in hoger beroep is gekomen tegen het vonnis, zodat zij ontvankelijk is daarin.
4.2. In eerste aanleg heeft de man gevorderd dat tussen hem en de vrouw de echtscheiding zal worden uitgesproken met alle gevolgen van dien. De vordering was gegrond op duurzame ontwrichting omdat:
– de vrouw gedurende het huwelijk met een andere man vleselijke gemeenschap heeft gehad en ondanks waarschuwingen van hem geen verandering hierin is gekomen.
– de vrouw regelmatig de echtelijke woning verlaat, zich in discotheken bevindt en meestal laat ’s avonds terugkeert.
– de vrouw zich met allerlei ongure personen bezighoudt waardoor de veiligheid van de man in gevaar wordt gebracht.
– de vrouw nodeloze uitgaven doet die niet in het belang van de huishouding zijn.
4.2.1. Op grond van de feitelijke onderbouwde stellingen van de man die door de vrouw niet voldoende gemotiveerd zijn weersproken heeft de Kantonrechter als vaststaand aangenomen dat partijen feitelijk gescheiden leven.
4.3. In beroep is in geschil de vraag of het huwelijk tussen de man en de vrouw duurzaam is ontwricht. Het Hof stelt voorop dat er sprake is van duurzame ontwrichting, als de verhouding binnen het huwelijk zo moeilijk is geworden, dat het niet mogelijk is om nog langer bij elkaar te blijven. In het oordeel van de Kantonrechter ligt besloten dat de man voldoende heeft gesteld om duurzame ontwrichting van het huwelijk van partijen te kunnen aannemen.
Daartegenover heeft de vrouw in eerste aanleg en in hoger beroep volstaan met het aanvoeren dat de duurzame ontwrichting in overwegende mate te wijten is aan de man zonder haar stelling feitelijk te onderbouwen.
Dit verweer van de vrouw wordt daarom gepasseerd. Naar het oordeel van het Hof doet de vrouw ten onrechte een beroep op artikel 263 BW. De man heeft in hoger beroep wederom nadrukkelijk te kennen gegeven zijn verzoek tot echtscheiding te handhaven en heeft aangevoerd dat hij de samenleving met de vrouw niet wenst te hervatten. Op grond hiervan is het Hof van oordeel dat een herstel van de huwelijkse betrekkingen tussen partijen niet te verwachten valt en dat hun huwelijk dus als duurzaam ontwricht moet worden beschouwd.
4.4. Nu het Hof ook heeft kunnen oordelen dat het huwelijk van partijen als duurzaam ontwricht moet worden beschouwd, wordt opgemerkt dat de Kantonrechter bevoegd noch gehouden was de man bewijs op te dragen waardoor de grieven van de vrouw feitelijke grondslag missen.
4.5. Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen komt het Hof tot de slotsom dat het vonnis van de Kantonrechter waarvan beroep dient te worden bevestigt onder aanvuling van de gronden.
4.6. De vrouw zal als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten moeten dragen.
- De beslissing in hoger beroep
5.1. Bevestigt het vonnis van de Kantonrechter in het Eerste Kanton d.d. 17 februari 2010 bekend onder A.R.No. 091968 onder aanvulling van de gronden.
5.2. Veroordeelt de vrouw in de proceskosten aan de zijde van de man gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil;
Aldus gewezen door: mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran, Fungerend-President, mr. S.S.S. Wijnhard en mr. D.W.G. Karamatali, Leden-Plaatsvervanger en
w.g. I.S. Chhangur-Lachitjaran
door mr. drs. C.C.L.A. Valstein-Montnor, Vice-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie te Paramaribo op vrijdag, 3 mei 2013, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein, Fungerend-Griffier.
w.g. S.C. Berenstein w.g. C.C.L.A. Valstein-Montnor
Partijen, appellante vertegenwoordigd door advocaat mr. A.M.S. Lo Tam Loi namens haar gemachtigde, advocaat mr. S.N.K. Woei A Sioe en geïntimeerde vertegenwoord door advocaat mr. S.W. Amirkhan namens zijn gemachtigde, advocaat mr. F.F.P.Truideman, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.
Voor afschrift
De Griffier van het Hof van Justitie,
Mr. M.E. van Genderen-Relyveld