- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer A-673
- Uitspraakdatum 04 juli 2014
- Publicatiedatum 30 maart 2019
- Rechtsgebied Ambtenarenrecht
-
Inhoudsindicatie
Bij tussenvonnis is eiser in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het standpunt van de verweerster dat inmiddels het volledige salaris aan eiser is uitbetaald.
Eiser heeft vervolgens bij akte uitlating erkend dat een bedrag is gestort op zijn rekening. Hij heeft daarbij aangegeven dat hem geen jaaropgaven zijn verstrekt, zodat de opbouw van het bedrag voor hem onduidelijk is.
Het Hof overweegt dat Eiser er aanspraak op maakt dat het duidelijk wordt gemaakt hoe het aan hem uit te keren bedrag is opgebouwd en welk netto-bedrag op zijn rekening moet worden overgemaakt. Deze informatie is vereist voor de beoordeling van de door de eiser ingediende vordering.
Uitspraak
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
In de zaak van
[eiser],
wonende te Paramaribo,
eiser, hierna aangeduid als “[eiser]”,
gemachtigde: mr. S.R. Heijmans, advocaat,
tegen
DE STAAT SURINAME,
meer in het bijzonder het Ministerie van Financiën,
zetelende te Paramaribo,
verweerster, hierna aangeduid als “de staat”,
gemachtigde: mr. A.R. Baarh, advocaat,
spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende door het Hof van Justitie op de voet van artikel 79 van de Personeelswet als rechter in ambtenarenzaken gewezen vonnis uit als vervolg op het op 18 maart 2011 tussen partijen gewezen tussenvonnis.
Het verder procesverloop
1.1 Het verder procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
– de akte tot uitlating zijdens [eiser] d.d. 1 april 2011;
– de nadere conclusie tot uitlating zijdens de Staat d.d. 6 mei 2011, met een productie;
– de akte uitlating productie zijdens [eiser] d.d. 15 juli 2011.
1.2 De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
De verdere beoordeling van het geschil
4.1 Bij tussenvonnis d.d. 18 maart 2011 [eiser] in de gelegenheid is gesteld zich uit te laten over het standpunt van de Staat dat inmiddels het volledige salaris aan [eiser] is uitbetaald.
[eiser] heeft bij akte tot uitlating d.d. 1 april 2011 gesteld dat hij vanaf de dag van ontslag geen salaris van de Staat heeft ontvangen.
De Staat heeft hierop bij nadere conclusie tot uitlating d.d. 6 mei 2011 aangevoerd dat de bezoldiging en vakantie-uitkering over de periode 1 oktober 2007 tot en met 12 maart 2011 ten bedrage van SRD 65.221,18 is gestort op de rekening van [eiser] bij de Finabank onder [nummer].
[eiser] heeft vervolgens bij akte uitlating productie d.d. 15 juli 2011 erkend dat een bedrag groot SRD 31.875,58 is gestort op zijn rekening bij de Finabank. Hij heeft daarbij aangegeven dat hem geen jaaropgaven zijn verstrekt, zodat de opbouw van het bedrag ad SRD 65.221,18 voor hem onduidelijk is.
4.2 Het Hof overweegt dat [eiser] er aanspraak op maakt dat het duidelijk wordt gemaakt hoe het aan hem uit te keren bedrag is opgebouwd en welk netto-bedrag op zijn rekening moet worden overgemaakt. Daarenboven is deze informatie vereist voor de beoordeling van de door [eiser] ingediende vordering. De Staat zal derhalve in de gelegenheid worden gesteld deze duidelijkheid te verschaffen middels het overleggen van een akte.
4.3 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
Het Hof:
5.1 Stelt de Staat in de gelegenheid om zich op de rolzitting van vrijdag 1 augustus 2014 bij akte uit te laten over de door [eiser] gestelde uitbetaling van SRD 31.875,58 onder overlegging van een overzicht betreffende de opbouw van de door de Staat aangevoerde betaling van SRD 65.221,18, alsook een productie waaruit de betaling van laatstgenoemd bedrag kan blijken.
5.2 Houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door: mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President, mr. S.M.M. Chu, Lid en
mr. S.S.S. Wijnhard, Lid-Plaatsvervanger en w.g. D.D. Sewratan
door mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran, Fungerend-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag 4 juli 2014, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein, Fungerend-Griffier.
w.g.S.C.Berenstein w.g. I.S. Chhangur-Lachitjaran
Partijen, verzoeker vertegenwoordigd door advocaat mr. E.D. Esajas namens advocaat mr. S.R. Heijmans en verweerder vertegenwoordigd door advocaat mr. C.A. Meijnaar namens advocaat mr. A.R. Baarh, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.
Voor afschrift
De Griffier van het Hof van Justitie
mr. M.E. van Genderen-Relyveld.