SRU-HvJ-2014-11

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer GR 14609
  • Uitspraakdatum 07 februari 2014
  • Publicatiedatum 12 juli 2023
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Het Hof heeft overwogen dat na doorname van de overzichtstaat, het hof tot de slotsom komt dat de kantonrechter terecht heeft overwogen dat de overzichtstaat niet voldoet aan de opdracht die was gegeven aan appellant. De kantonrechter had namelijk als opdracht aan appellant gegeven dat deze een totaal beeld moet geven voor welk bedrag hij uit de aanneemsom van Sf. 90.000.000,= werkzaamheden heeft verricht. De overzichtstaat van appellant is echter een met de hand geschreven staat, waarin bloot een aantal werkzaamheden en bedragen zijn opgesomd zonder enige onderbouwing of onderliggende documenten. Daarenboven bestrijkt de inhoud daarvan slechts een klein deel van de aan appellant gegeven opdracht door de kantonrechter. De grief tegen het vonnis van de kantonrechter is daarom verworpen.

Uitspraak

GR- 14609

HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME

In de zaak van

[Appellant],
wonende aan [adres] in het [distrikt],
appellant,
gemachtigde: mr. F.F.P. Truideman, advocaat,

tegen

[Geïntimeerde],
wonende aan [adres 2], [postcode], [stad], [land],
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. E. Ch. de Noten, advocaat,

inzake het hoger beroep van het door de Kantonrechter in het Eerste Kanton gewezen en uitgesproken vonnis van 06 november 2007 (A.R.NO. 043545) tussen appellant als gedaagde en geïntimeerde als eiser,

spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken/handelingen:

  • Het schrijven van de advocaat van appellante gedateerd 12 november 2007 –ingekomen ter griffie van het hof op 14 november 2007- waaruit blijkt dat appellant hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter de dato 6 november 2007;
  • De schriftelijke pleitnota de dato 15 juli 2011;
  • Het schriftelijke antwoordpleidooi de dato 04 november 2011;
  • Het schriftelijke repliekpleidooi de dato 02 december 2011;
  • Het schriftelijke dupliekpleidooi de dato 20 januari 2012;
  • De rechtsdag voor de uitspraak van het vonnis was vervolgens aanvankelijk bepaald op 20 april 2012 doch nader op heden;

De beoordeling

  1. Het gaat in deze zaak om het volgende.

2.1. Geïntimeerde heeft in eerste aanleg, voor zover in hoger beroep nog van belang en zakelijk weergegeven, primair gevorderd dat gedaagde zal worden bevolen de overeenkomst van 17 maart 2004 na te komen en de woning staande op het erf gelegen aan de [adres 3] in het distrikt Wanica deugdelijk, geheel volgens de in de overeenkomst vastgestelde voorwaarden af te bouwen en na goedkeuring door de eiser op te leveren, met opschorting van de betalingsverplichting van de eiser tot gedaagde aan het vonnis zal hebben voldaan. Secundair is gevorderd dat gedaagde zal worden veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiser te betalen het bedrag van SRD. 45.450,- vermeerderd met de wettelijke rente ad 6% ’s jaars en de overeenkomst d.d. 17 maart 2004 tussen partijen te ontbinden;

  1. De kantonrechter heeft bij vonnis van 06 november 2007 de tussen partijen bestaande overeenkomst d.d. 17 maart 2004 ontbonden en gedaagde, thans appellant, veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiser, thans geïntimeerde, te betalen het bedrag van SRD. 45.450,– vermeerderd met de wettelijke rente daarover ad 6% per jaar vanaf 6 november 2007 tot aan de dag der algehele voldoening. Voorts is het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard voor wat betreft het onder 5.2. daarvan bepaalde en is gedaagde, thans appellant, in de kosten van het geding aan de zijde van eiser , thans geïntimeerde, gevallen veroordeeld. Het meer of anders gevorderde is afgewezen;
  2. Appellant heeft blijkens de aantekening van de griffier door tussenkomst van zijn raadsman bij schrijven gedateerd 12 november 2007 –ingekomen ter griffie van het hof op 14 november 2007- appèl aangetekend tegen het vonnis van 06 november 2007. Tevens blijkt uit voormeld vonnis dat partijen noch in persoon noch bij gemachtigde bij de uitspraak in eerste aanleg aanwezig zijn geweest. Gelet op het voorgaande heeft appellant ingevolge het bepaalde in artikel 264 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tijdig appèl aangetekend tegen voormeld vonnis, weshalve hij ontvankelijk is in het ingesteld hoger beroep;

2.2. Appellant heeft geen grieven aangevoerd betreffende de vaststelling van de vaststaande feiten tussen partijen, weshalve het hof in hoger beroep van de juistheid daarvan zal uitgaan. Derhalve staat het navolgende –ook in hoger beroep- vast tussen partijen:

  • In het jaar 2003 is appellant met geïntimeerde overeengekomen om de woning staande en gelegen aan [adres 3] in het [district] sleutel klaar voor eiser af te bouwen.
  • De aanneemsom was begroot op Sf 90.000.000,=. Hierbij heeft geïntimeerde aan appellant verstrekt een totaal bedrag van Sf 81.000.000,=;
  • Naderhand hebben geïntimeerde en appellant op 17 maart 2004 een nadere overeenkomst gesloten waarbij appellant zich jegens geïntimeerde heeft verplicht om de aan geïntimeerde toebehorende woning af te bouwen en sleutel klaar op te leveren. Geïntimeerde heeft hierbij een bedrag van Sf 4.000.000,= aan appellant ter hand gesteld;

2.3. Naast voormelde vaststaande feiten heeft geïntimeerde – zakelijk weergegeven en voor zover voor de beslissing in hoger beroep ten aanzien van appellant van belang – aan zijn vordering in eerste aanleg ten grondslag gelegd dat appellant zich niet heeft gehouden aan de tussen hen bestaande overeenkomst en dat hij hierdoor schade lijdt welke appellant gehouden is te betalen;

2.4. Appellant heeft verweer gevoerd in eerste aanleg en – kort samengevat en voor zover voor de beslissing van belang- aangevoerd dat het door hem aangenomen werk naderhand duurder bleek te zijn dan de overeengekomen som van Sf 90.000.000,=, vanwege door hem verrichte meer werkzaamheden;

2.5. In hoger beroep concludeert appellant tot vernietiging van voormeld vonnis in eerste aanleg en tot alsnog ontzegging van de vordering aan de geïntimeerde als zijnde ongegrond en onbewezen;

2.6. Daartoe heeft appellant als grief tegen voormeld vonnis aangevoerd –kort samengevat en voor zover voor de beslissing in hoger beroep van belang- dat de kantonrechter ten onrechte heeft besloten dat de overzichtstaat niet voldoet aan het aan de appellant bevolene zoals omschreven onder 4.1 van het vonnis. In tegenstelling tot hetgeen de kantonrechter beweert voldoet de overzichtstaat wel aan het bevolene onder 4.1. Immers heeft de appellant precies aangegeven wat de kantonrechter heeft gevraagd, te weten: een totaal beeld te geven van de werkzaamheden die de appellant heeft verricht; een totaal beeld te geven van de materialen die hij heeft gekocht en voor welk bedrag hij die heeft gekocht en ten slotte te omschrijven wat voor soort meerwerk hij heeft gedaan;

2.7. Geïntimeerde heeft verweer gevoerd en het hof zal daarop –in het hierna volgende voor zover voor de beslissing van belang- terug komen;

2.8. Het hof zal ingaan op de aangevoerde grief. Dienaangaande overweegt het hof dat uit de gedingstukken in eerste aanleg blijkt dat de kantonrechter ter gelegenheid van de gehouden descente de dato 15 december 2005 als opdracht aan appellant heeft gegeven dat deze een totaal beeld moet geven voor welk bedrag hij uit de aanneemsom van Sf. 90.000.000,= werkzaamheden heeft verricht. Voorts heeft de kantonrechter aangegeven dat appellant een totaal beeld moet geven van de materialen die hij heeft gekocht en voor welk bedrag hij deze heeft gekocht alsmede dat hij moet omschrijven wat voor soort meerwerk hij heeft gedaan apart van de oorspronkelijke overeenkomst en wat de kosten van deze meer werkzaamheden zijn geweest. Bij wege van conclusie de dato 1 augustus 2006 heeft de gemachtigde van appellant een overzichtstaat bevattende meerwerk tot een bedrag van SRD. 21.580,= ten processe overgelegd. Na doorname van de overzichtstaat komt het hof tot de slotsom dat de kantonrechter terecht heeft overwogen dat die niet voldoet aan de opdracht die was gegeven aan appellant. Immers betreft de overzichtstaat een met de hand geschreven staat waarin bloot een aantal werkzaamheden en bedragen zijn opgesomd zonder enige onderbouwing of onderliggende documenten. Daarenboven bestrijkt de inhoud daarvan slechts een klein deel van de aan appellant gegeven opdracht door de kantonrechter;

2.9. Al het voorgaande leidt tot de slotsom dat de opgeworpen grief dient te worden verworpen en het beroepen vonnis dient te worden bevestigd;

Appellant zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de gedingkosten aan de zijde van geïntimeerde in hoger beroep gevallen en zoals nader te begroten in het dictum van dit vonnis;

De beslissing in hoger beroep

Het hof:

Bevestigt het vonnis van de Kantonrechter in het Eerste Kanton de dato 6 november 2007, A.R.No. 043545, waarvan beroep;

Veroordeelt appellant in de kosten van het geding aan de zijde van geïntimeerde in hoger beroep gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil;

Aldus gewezen door: mr. A. Charan, Fungerend-President, mr. A.C. Johanns en mr. D.G.W. Karamat Ali, Leden-Plaatsvervanger en door de Fungerend-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie te Paramaribo op vrijdag 07 februari 2014, in tegenwoordigheid van de Fungerend-Griffier, mr. S.C. Berenstein.

w.g. S.C. Berenstein w.g. S.C. Berenstein

Bij de uitspraak ter terechtzitting is verschenen advocaat mr. C.A. Meijnaar namens advocaat mr. F.F.P. Truideman, gemachtigde van appellant terwijl geïntimeerde noch in persoon noch bij gemachtigde is verschenen.

Voor afschrift

De Griffier van het Hof van Justitie,

M.E. van Genderen-Relyveld