- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer GR 14680
- Uitspraakdatum 17 oktober 2014
- Publicatiedatum 19 juli 2023
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Het Hof heeft overwogen dat als trekker van een cheque wordt aangemerkt degene die een cheque uitschrijft en daarmee een onvoorwaardelijk schriftelijke opdracht geeft aan zijn bank om een bepaald bedrag uit te betalen aan de begunstigde. Artikel 23 van de Algemene Voorwaarden is derhalve niet van toepassing op het geval van appellant. Evenwel is overwogen dat de artikelen 17 en 22 van de Algemene Voorwaarden wel van toepassing zijn op onderhavig geschil, omdat appellant niet heeft betwist dat de cheque ongedekt was. In voormelde artikelen is namelijk bepaald dat de bank bevoegd is tot terugboeking van de creditering over te gaan en dat elke al dan niet opeisbare vordering van de bank jegens de cliënt verrekend kan worden met hetgeen de bank aan de cliënt verschuldigd is. De gepleegde overboekingen zijn daarom rechtsgeldig geschied. Het Hof heeft geconcludeerd dat er in casu sprake is van onverschuldigde betaling en dat binnen het leerstuk van de onverschuldigde betaling niet van belang is of degene aan wie onverschuldigd is betaald het genot heeft gehad van de gepleegde betaling. Naar aanleiding van het vorenstaande is het vonnis van de ktr bevestigd.
Uitspraak
GR-14680
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
In de zaak van
[Appellant], h.o.d.n. [handelsnaam],
wonende in het [district],
appellant, hierna aangeduid als ”[appellant]”,
gemachtigde: mr. M.A. Guman, advocaat,
tegen
De Handels-, Krediet- en Industriebank N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo,
geïntimeerde, hierna aangeduid als “Hakrinbank”.
De procesgemachtigde van Hakrinbank was mr. B.A. Halfhide, die tijdens de procedure in hoger beroep is opgevolgd door mr. H.R. Lim A Po jr, die zich voor de Hakrinbank heeft gesteld.
Inzake het hoger beroep van het door de Kantonrechter in het Eerste Kanton uitgesproken vonnis van 23 maart 2010 (A.R.No. 081070) tussen Hakrinbank als eiseres in conventie en
gedaagde in reconventie en [appellant] als gedaagde in conventie en eiser in reconventie, spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit.
Het procesverloop in hoger beroep
1.1 Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
– de verklaring van de griffier waaruit blijkt dat [Appellant] bij schrijven van zijn
procesgemachtigde op 22 juli 2010 hoger beroep heeft ingesteld;
– de pleitnota d.d. 4 mei 2012, met producties;
– de antwoord pleitnota d.d. 3 augustus 2012, met producties;
– de repliek pleitnota d.d. 5 oktober 2012;
– de dupliek pleitnota d.d. 15 februari 2013, met producties;
– de uitlating producties zijdens [appellant] d.d. 15 maart 2013.
1.2 De rechtsdag voor het uitspreken van het vonnis is nader bepaald op heden.
De ontvankelijkheid
2.1 Partijen zijn niet ter terechtzitting verschenen op de dag van de uitspraak. Het vonnis is bij griffiersbrief van 5 juli 2010 aan partijen toegezonden. [Appellant] heeft bij schrijven van zijn gemachtigde op 22 juli 2010 appèl aangetekend.
2.2 Gelet op het voorgaande heeft [appellant] tijdig appèl aangetekend tegen voormeld vonnis, nu dit binnen de wettelijke termijn van dertig dagen na dagtekening van de griffiersbrief is geschied, zodat hij ontvankelijk is in het ingesteld hoger beroep.
De feiten in conventie en reconventie
3.1 [Appellant] is rekeninghouder bij de Hakrinbank en wel van de rekeningen met de nummers [nummer 1] Euro ingezetene, [nummer 2] USD Giro privé ingezetene en [nummer 3] USD commerc. Ingezetene. De artikelen 17, 18, 22 en23 van de Algemene Voorwaarden van de Hakrinbank luiden als volgt:
- De bank is steeds bevoegd alle gelden die zij uit welken hoofde ook aan de cliënt al dan niet opeisbaar is verschuldigd, te verrekenen met alle gelden, die de cliënt haar al dan niet opeisbaar uitwelken hoofde ook verschuldigd is, ongeacht de valuta. De verrekening vindt plaats tegen de waarde per de dag van verrekening. De bank zal nadat zij van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt, de cliënt op de hoogte stellen.
- De cliënt kan rekeninghouder zijn bij meer dan een kantoor van de Bank, alsook verschillende rekeningen onderhouden bij een of meer afdelingen van eenzelfde kantoor. Alle rekeningen worden dan afzonderlijk behandeld als waren het rekeningen van verschillende personen, behoudens de bevoegdheid van de Bank om deze rekeningen in daarvoor naar haar oordeel in aanmerking komende gevallen als vormende een rekening te beschouwen, respectievelijk de rekeningen samen te voegen….
- Elke creditering geschiedt onder het voorbehoud dat, indiende Bank daartegen van of voor cliënt enigerlei tegenwaarde moet ontvangen deze tijdig en behoorlijk in haar bezit komt, bij gebreke waarvan de Bank bevoegd is tot terugboeking dezer creditering over te gaan….
- Het is de cliënt niet toegestaan om cheques te trekken of andere betalingsopdrachten aan de Bank te verstrekken, indien hij niet voldaan heeft aan zijn verplichting ervoor zorg te dragen dat de Bank op de dag van aanbieding van de opdracht voldoende fonds(en) ter betaling van de cliënt onder zich heeft, en de Bank is onder deze omstandigheden geenszins verplicht tot uitvoerig van de betalingsopdracht. Gaat de Bank desondanks over tot uitvoering van de betalingsopdracht, waartoe zij zich de bevoegdheid voorbehoud, dan is zij gerechtigd de cliënt te debiteren voor het betaalde bedrag, de lopende rente en de kosten als bedoeld in artikel 29 van deze Algemene Voorwaarden. De cliënt is verplicht het daardoor ontstane debetsaldo op eerste aanvraag van de Bank aan te zuiveren.
3.3. [Appellant] heeft op 18 september 2007 een cheque van de Bank of Montreal ten bedrage van USD 47.715,59 (hierna aangeduid als ”de cheque”) ter creditering op zijn rekening aangeboden aan de Hakrinbank.
3.4 De Hakrinbank heeft de rekening met het nummer [nummer 3] gecrediteerd voor het op de cheque staand bedrag, waarna [appellant] gelden van de betreffende rekening heeft gelicht.
3.5 De cheque kon niet bij de Bank of Montreal worden verzilverd.
3.6 Hakrinbank heeft de rekening van [appellant] met het [nummer 1] gedebiteerd voor USD 47.715,59 en heeft tevens de tegoeden die op de andere rekeningen van [appellant] stonden, daarnaar overgemaakt. Na dit handelen van de Hakrinbank en door [appellant] gepleegde stortingen stond op de rekening van [appellant] met het [nummer 1] een debet saldo van USD 14.000,04.
3.7 Hakrinbank heeft [appellant] bij schrijven d.d. 28 december 2007 gesommeerd de debetstand op de rekening uiterlijk op maandag 31 december 2007 aan te zuiveren, bij gebreke waarvan Hakrinbank geëigende maatregelen zou treffen om haar belangen veilig te stellen. Zijdens [appellant] is in reactie hierop bij schrijven d.d. 2 januari 2008 van zijn procesgemachtigde Hakrinbank erop gewezen dat diens handelen ernstige wanprestatie c.q. een onrechtmatige daad oplevert jegens [appellant]. Hakrinbank is daarbij gesommeerd per onmiddellijke ingang, na ontvangst van het schrijven, de vanuit de rekeningen met [nummer 2] (€ 22.800,–) en [nummer 3] (USD 1.080,–) gepleegde overboekingen ongedaan te maken.
3.8 Hakrinbank heeft bij exploot van deurwaarder R. Bhoelan d.d. 23 januari 2008 no. 28, ter verzekering van zijn vordering begroot op USD 18.670, ten laste van [appellant] conservatoir beslag gelegd op het in voornoemd exploot omschreven onroerend goed.
De procedure in eerste aanleg
4.1 Hakrinbank heeft in eerste aanleg in conventie gevorderd dat bij vonnis uitvoerbaar bijvoorraad:
- [Appellant] wordt veroordeeld tot betaling van USD 14.000,04, vermeerderd met de overeengekomen rente ad 24% per jaar vanaf de dag van rechtsingang tot aan die der algehele voldoening;
- het gelegd conservatoir beslag van waarde wordt verklaard;
4.2 [Appellant] heeft in eerste aanleg in reconventie gevorderd dat bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- de opheffing van het gelegd conservatoir beslag te gelasten;
- Hakrinbank te gelasten om de overboekingen vanuit de rekeningen met de nummers [nummer 3] en [nummer 2] ongedaan te maken;
- Hakrinbank te veroordelen tot betaling van een dwangsom van SRD 1.000– voor iedere dag dat de Hakrinbank nalaat of weigert aan het vonnis te voldoen;
- Hakrinbank te veroordelen in de proceskosten.
4.3 De Kantonrechter heeft bij het tussen partijen gewezen vonnis van 23 maart 2010
in conventie:
- [Appellant] veroordeeld tot betaling van USD 14.000,04, vermeerderd met de overeengekomen rente ad 24% met ingang van 25 januari 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
- het gelegd conservatoir beslag van waarde verklaard;
De reconventionele vordering is afgewezen.
[Appellant] is in de proceskosten veroordeeld.
De Kantonrechter heeft daartoe overwogen:
4.1 De Hakrinbank heeft zowel in haar grondslag voor het door haar gevorderde als in haar verweer op de reconventionele vordering, verwezen naar haar algemene voorwaarden, met name de artikelen 18, 22 en 23 van deze voorwaarden. Verwijzend naar de voorwaarden stelt de Hakrinbank dat zij gerechtigd is de handelingen te plegen die zij heeft gepleegd door de betreffende rekening te debiteren en overboekingen te plegen vanuit de andere rekeningen van [appellant] omdat was gebleken dat de cheque die [appellant] had aangeboden ongedekt was…
4.2 De Kantonrechter overweegt dat [appellant] zijn reactie op het beroep van de Hakrinbank op artikel 22 van de voorwaarden, niet voldoende gemotiveerd is, immers heeft hij niet onderbouwd waarom het artikel 22 niet van toepassing is. Hij verwijst naar zijn conclusie van antwoord.
4.3 De Kantonrechter overweegt dat [appellant] in zijn conclusie van antwoord het standpunt belicht dat, indien een klant een buitenlandse cheque aanbiedt aan de bank en de bank vooruitlopend op het innen van die cheque bij de buitenlandse bank, alvast het bedrag aan de klant ter beschikking stelt middels creditering van de rekening van de klant, de bank, indien later mocht blijken dat die cheque niet gedekt is, zelf voor dat risico moet instaan.
4.4 De Kantonrechter overweegt dat de Hakrinbank dat standpunt heeft weerlegd door te wijzen op de artikelen 18, 22 en 23 van de algemene voorwaarden.
4.5 Zoals hierboven reeds gesteld is [appellant] op de algemene voorwaarden niet echt ingegaan, doch heeft hij slechts gesteld dat artikel 22 en 23 niet van toepassing zijn, welke stelling hij verder niet heeft onderbouwd.
4.6 Een dergelijke niet onderbouwde betwisting op een vrij uitgebreid en gedetailleerd relaas van de tegenpartij waarin wordt uiteengezet waarom de tegenpartij het recht had om de boekingen te plegen in het onderhavig geval, houdt dan ook geen stand.
4.7 De Kantonrechter is van oordeel dat de grondslag van het conventioneel gevorderde is komen vast te staan, namelijk dat [appellant] op grond van artikel 22 van de algemene voorwaarden het gevorderd bedrag nog verschuldigd is. Het gevorderde zal derhalve worden toegewezen.
De vordering, de grieven en het verweer
5.1 [Appellant] concludeert in dit hoger beroep tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot afwijzing, althans ontzegging van de vordering van Hakrinbank met veroordeling van Hakrinbank in de kosten van het geding in beide instanties.
5.2 Hakrinbank heeft verweer gevoerd. Op dit verweer en de overige standpunten van partijen wordt hieronder bij de beoordeling ingegaan.
De beoordeling
6.1.1 [Appellant] heeft bij pleitnota tegen het bestreden vonnis allereerst aangevoerd dat de Kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat de artikelen 18, 22 en 23 van de Algemene Voorwaarden van de Hakrinbank van toepassing zijn in casu, alsook dat de Kantonrechter ten onrechte onder overweging 4.2 en 4.3 heeft overwogen dat hij niet gemotiveerd verweer heeft gevoerd op het beroep van de Hakrinbank op artikel 22 jo. 23 van de Algemene Voorwaarden, omdat hij duidelijk bij conclusie van antwoord heeft aangegeven dat genoemde artikelen in casu toepassing missen, althans dat een beroep op voornoemde artikelen ongegrond is, omdat hij niet de trekker is van de cheque, noch enige betalingsopdracht heeft gegeven aan de Hakrinbank, zoals aangegeven in artikel 23 van de Algemene Voorwaarden.
6.1.2 Het Hof constateert dat [appellant] in de procedure in eerste aanleg in zijn conclusie van antwoord in conventie sub 4 slechts de toepasselijkheid van artikel 23 van de Algemene Voorwaarden heeft betwist door aan te voeren dat hij niet de trekker is geweest van de cheque en geen betalingsopdracht heeft gegeven aan de Hakrinbank. In dupliek in conventie heeft [appellant] ten aanzien van dit punt gepersisteerd.
Het Hof concludeert dat de toepasselijkheid van de overige artikelen derhalve niet gemotiveerd is bestreden door [appellant].
Het Hof constateert verder dat artikel 23 van de Algemene Voorwaarden een regeling geeft indien de cliënt cheques trekt of betalingsopdrachten verstrekt aan de Hakrinbank, zonder dat er voldoende fondsen beschikbaar zijn om de cheque uit te betalen of aan de betalingsopdracht te voldoen. Als trekker van een cheque wordt aangemerkt degene die een cheque uitschrijft en daarmee een onvoorwaardelijk schriftelijke opdracht geeft aan zijn bank om een bepaald bedrag uit te betalen aan de begunstigde.
In casu is de cheque in kwestie echter niet uitgeschreven door [appellant], zadat hij niet kan worden aangemerkt als te zijn de trekker van de cheque. Gesteld noch gebleken is dat [appellant] in het onderhavig geval een betalingsopdracht heeft gegeven aan de Hakrinbank, zodat [appellant] naar het oordeel van het Hof terecht heeft gesteld dat artikel 23 van de Algemene Voorwaarden toepassing missen. Dit vermag [appellant] echter niet te baten, aangezien de Kantonrechter de veroordeling niet heeft gesteld op artikel 23, maar op artikel 22 van de Algemene Voorwaarden.
6.2.1 [Appellant] heeft verder tegen het bestreden vonnis aangevoerd dat de Kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat van de zijde van [appellant] enige verschuldigdheid is ontstaan door het aanbieden van de cheque De Kantonrechter is daarbij ten onrechte voorbij gegaan aan het bepaalde in artikel 256 van het Wetboek van Koophandel. [Appellant] heeft tevens opgemerkt dat naar zijn oordeel de Hakrinbank eventuele schade niet op hem kan verhalen, alsook dat hij geen genot heeft gehad van de verzilverde gelden, omdat hij deze conform een aan hem gegeven opdracht heeft overgemaakt en verzonden.
6.2.2 Hakrinbank heeft zowel in eerste aanleg en hoger beroep zich op het standpunt gesteld dat de rekening van [appellant] ten onrechte is gecrediteerd voor USD 47.715.59, zodat sprake is van onverschuldigde betaling. Daarbij is gesteld dat de artikelen 17 en 22 van de Algemene Voorwaarden de mogelijkheid bieden het gecrediteerd bedrag terug te boeken.
6.2.3 Het Hof zal thans nagaan of in casu sprake is van enige verschuldigdheid zijdens [appellant] jegens de Hakrinbank, alsook of de artikelen 17 en 22 van de Algemene Voorwaarden toepassing vinden.
Naar het oordeel van het Hof dient in gevallen als de onderhavige, waarbij een cheque van een buitenlandse bankinstelling aan een Surinaamse bankinstelling wordt aangeboden ter inning, tegenover de uitbetaling van het op de cheque staand bedrag aan de begunstigde te staan dat de Surinaamse bankinstelling ten behoeve van de begunstigde een gelijke som ontvangt van de buitenlandse bankinstelling.
Het Hof constateert dat [appellant] zowel in eerste aanleg als in hoger beroep niet heeft ontkend dat de cheque niet gedekt was, zodat vast staat dat de rekening van [appellant] door de Hakrinbank is gecrediteerd voor USD 47.71 5,59, maar dat tegenover deze creditering niet een gelijke som is ontvangen van de Bank of Montreal.
Artikel 22 van de Algemene Voorwaarden treft voor een dergelijk geval een regeling. Hierin in is namelijk bepaald dat in een dergelijk geval de Hakrinbank bevoegd is tot terugboeking van de creditering over te gaan, gelijk in casu is geschied. Daarnaast biedt artikel 17 van de Algemene Voorwaarden de mogelijkheid om elke al dan niet opeisbare vordering van de bank jegens de cliënt te verrekenen met hetgeen de Hakrinbank aan de cliënt verschuldigd is, zodat de gepleegde overboekingen vanuit de rekeningen met de nummers [nummer 1] en [nummer 2] naar het oordeel van het Hof rechtsgeldig zijn geschied.
Het Hof concludeert derhalve dat de reconventionele vordering van [appellant] terecht is afgewezen. Echter diende in het bestreden vonnis in de onderbouwing van het door de Kantonrechter genomen besluit artikel 17 van de Algemene Voorwaarden naast artikel 22 te worden meegenomen, aangezien dit artikel de grondslag vormt voor de door de Hakrinbank gepleegde overboeking vanuit de rekeningen met de nummers [nummer 1] en [nummer 2]
6.2.4 Het Hof concludeert tevens dat, nu de cheque niet gedekt blijkt te zijn, de creditering van de rekening van [appellant] voor het op de cheque vermeld bedrag onverschuldigd is geschied. Hierdoor is [appellant] gehouden het bedrag van USD 47.715,59 dat verschuldigd aan hem is betaald aan de Hakrinbank terug te betalen. Binnen het leerstuk van de onverschuldigde betaling is niet van belang of degene aan wie onverschuldigd is betaald het genot heeft gehad van de gepleegde betaling, zodat aan dit verweer van [appellant] geen betekenis toekomt.
Het Hof is dan ook van oordeel dat de Kantonrechter geheel terecht [appellant] heeft veroordeeld tot betaling van het nog openstaand saldo ad USD 14.000,04 en het door de Hakrinbank gelegd conservatoir beslag van waarde heeft verklaard.
6.2.5 Het Hof overweegt tenslotte dat de Kantonrechter terecht artikel 256 van het Wetboek van Koophandel buiten toepassing heeft gelaten, aangezien dit artikel betrekking heeft op de relatie tussen de trekker en de bankinstelling die de fondsen van de trekker onder zich heeft, welke situatie zich in het rechtsgeding tussen Hakrinbank en [appellant] niet voordoet.
6.3 Gelet op het onder 6.2.3 en 6.2.4 van dit vonnis overwogene zal het bestreden vonnis in hoger beroep worden bevestigd onder aanvulling van gronden.
6.4 [Appellant] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de proceskosten in beide instanties.
De beslissing in hoger beroep
Het Hof:
7.1 Bevestigt het vonnis van de Kantonrechter in het Eerste Kanton de dato 23 maart 2010 (A.R.No. 081070), waarvan beroep, onder aanvulling van gronden;
7 .2 Veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding aan de zijde van de Hakrinbank gevallen in beide instanties en tot aan deze uitspraak begroot op Nihil;
Aldus gewezen door: mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President, mr. S.M.M. Chu, Lid en mr. D.G.W. Karamat Ali, Lid-Plaatsvervanger en door de Fungerend-President uitgesproken
ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag 17 oktober 2014, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein, Fungerend-Griffier.
w.g. S.C. Berenstein w.g. D.D. Sewratan
Partijen, appellant vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, advocaat mr. M.A. Guman en geïntimeerde vertegenwoordigd door mr. R.C.A. Bleau namens zijn gemachtigde, advocaat mr. H.R. Lim A Po, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.
Voor afschrift
De Griffier van het Hof van Justitie,
Mr. M.E. van Genderen-Relyveld