SRU-HvJ-2014-27

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer GR 14582
  • Uitspraakdatum 02 mei 2014
  • Publicatiedatum 20 september 2023
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    De vordering tegen de voorzitter van het bestuur van de Stichting dient te worden afgewezen, nu de rechtsgeldige handelingen van de voorzitter van het bestuur aan de Stichting als rechtspersoon worden toegerekend en de stichting reeds in rechte is aangesproken. Gelet op de feiten en omstandigheden van het geval en dat de akten ter terechtzitting getoond en de handtekening op het door appellant overgelegd registratiebewijs geen twijfel bij het Hof doet oproepen, ziet het Hof geen aanleiding om een echtheidsonderzoek te gelasten.

Uitspraak

HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME

In de zaak van

[Appellant], ten deze handelende als gevolmachtigde van [naam 1] en [naam 2],
wonende te [plaats 1],
appellant, hierna aangeduid als “[appellant] ”,
procederend in persoon,

tegen

  1. [de Stichting], rechtspersoon,
    gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo,
    hierna aangeduid als “de Stichting”,
  1. [Geïntimeerde sub B], in privé en in zijn hoedanigheid van voorzitter van het bestuur van [de Stichting],
    wonende te [plaats 1],
    hierna aangeduid als “[geïntimeerde sub B] ”,

geïntimeerden,
gemachtigde: mr. A.R. Baarh, advocaat,

inzake het hoger beroep van het door de Kantonrechter in het Eerste Kanton uitgesproken vonnis van 05 januari 2009 (A.R.NO. 04-3706) tussen [appellant] als eiser en de Stichting en [geïntimeerde sub B] als gedaagden,

spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit.

  1. Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken/handeling:

  • de verklaring van de griffier waaruit blijkt dat [appellant] op 04 februari 2009 hoger beroep heeft ingesteld;
  • op de dagbepalingen voor pleidooi d.d. 19 november 2010, 07 januari 2011, 21 januari 2011, 18 maart 2011 en 20 mei 2011 is geen pleitnota overgelegd;
  • de rechtsdag voor de uitspraak van het vonnis was aanvankelijk bepaald op 05 augustus 2011, doch nader bepaald op heden.
  1. De ontvankelijkheid van het beroep

2.1 Partijen waren op de dag van de uitspraak (05 januari 2009) niet ter terechtzitting aanwezig noch door een gemachtigde vertegenwoordigd. Een afschrift van vermeld vonnis is per griffiersbrief d.d. 15 mei 2009 aan partijen betekend. [Appellant] heeft op 04 februari 2009 appèl aangetekend.

2.2 Nu geïntimeerden geen nadeel ondervinden van het voortijdig door [appellant] ingesteld appèl, zal [appellant] daarin worden ontvangen.

  1. De feiten

3.1 [Naam 1] en [naam 2] zijn respectievelijk de grootmoeder en moeder van appellant [appellant] .

3.2 [Naam 1] en [Naam 2] zijn de enige erfgenamen van de nalatenschap van de op 29 oktober 2000 ab intestato overleden [naam 3]

3.3. [Naam 1] en [naam 2] op respectievelijk 09 februari 2009 en op 27 mei 2004 volmacht verleend aan [appellant] om hen te vertegenwoordigen en hun belangen waar te nemen en te behartigen bij de vereffening van de nalatenschap van de op 29 oktober 2000 overleden [naam 3]

3.4 [Naam 3] heeft bij akte d.d. 20 november 1990 verleden ten overstaan van de notaris, mr. R.G. Rodrigues, van de heer [naam 4] en mevrouw [naam 5] gekocht en geleverd gehad het erfpachtsrecht – vervallende op 07 juli 2035 – op het erf met al hetgeen daarop staat, groot 622,49 m² gelegen te [plaats 1] aan [adres 1], op de kaart van de landmeter J.O.A. Mans, Lcs., d.d. 26 juni 1990 aangeduid met de letters ABCD en bekend [perceelgegevens 1](hierna: het erfpachtsrecht), ingeschreven in register [C-nummer 1] onder [nummer 2] van de akte verkoop/koop.

3.5 [Naam 3] heeft bij akte d.d. 13 maart 1995 verleden ten overstaan van de notaris, mr. Willy Henry Tjon, van de heer [geïntimeerde sub B] geleend het bedrag van Nf 45.000,-, waarbij op het erfpachtsrecht een eerste hypotheek is gevestigd.

3.6 [Naam 3] heeft bij onderhandse akte d.d. 18 oktober 1995, het erfpachtsrecht aan de Stichting verkocht, gelijk deze heeft gekocht het erfpachtsrecht van [naam 3].

3.7 Bij akte verleden ten overstaan van de notaris, mr. D. Alexander, d.d. 21 oktober 1999, heeft de heer [geïntimeerde sub B] handelende in zijn hoedanigheid van voorzitter in het bestuur van de Stichting en in zijn hoedanigheid van gevolmachtigde van de heer [naam 3], krachtens onderhandse koopovereenkomst met last en volmacht d.d. 18 oktober 1995, het erfpachtsrecht verkocht en overgedragen aan de heer [naam 6].

3.8 Bij vonnis van de Kantonrechter in het Eerste Kanton d.d. 05 januari 2009 in de zaak van [appellant] ca de Stichting en [geïntimeerde sub B] (A.R.no. 04-3706),is [appellant] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tegen [geïntimeerde sub B] in zijn hoedanigheid van voorzitter van het bestuur van de stichting en is al het overig gevorderde afgewezen.

  1. De vordering in eerste aanleg

[Appellant] heeft, zakelijk weergegeven, gevorderd om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

nietig te verklaren de onderhands gesloten voorlopige koopakte met last en volmacht op 18 oktober 1995 tussen wijlen [naam 3] en [de Stichting] en/of [geïntimeerde sub B] q.q.

en in privé, zoals verleden ten overstaan van Notaris Willy Henry Tjon, alsmede de doorhaling te gelasten van akten ingeschreven in de registers van het Hypotheekkantoor van o.m. koop en levering welke krachtens, uit hoofde van de voorlopige koopakte met last en volmacht d.d. 18 oktober 1995 verleden en/of gepasseerd.

  1. De beoordeling

5.1 Het Hof overweegt dat nu er geen grieven zijn aangevoerd en er evenmin een pleitnota is overgelegd, recht zal worden gedaan op stukken.

5.2 [Appellant] heeft aan zijn vordering in eerste aanleg ten grondslag gelegd dat de voorlopige koopakte akte met last en volmacht d.d. 18 oktober 1995 vals en in strijd is met de waarheid, daar wijlen [naam 3] nimmer is overgegaan tot verkoop van vermeld erfpachtsrecht en de handtekening onderaan de voorlopige koopakte niet van [naam 3] is. Eveneens is de akte van verkoop/koop d.d. 21 oktober 1999 en de inschrijving daarvan in de registers van het Hypotheekkantoor vals, in ieder geval is door [geïntimeerde sub B] onbevoegd gehandeld, daar [naam 3] in die periode (vanaf maart 1998) nog in leven was doch ernstig ziek. [Geïntimeerde sub B] die bekend was met de ernstige ziekte van [naam 3] heeft misbruik gemaakt van deze situatie, waardoor beide genoemde akten nietig zijn dan wel vernietigbaar. Volgens [appellant] had [naam 3] wel geld geleend bij [geïntimeerde sub B] , maar was dit reeds terugbetaald waardoor [naam 3] niets verschuldigd was aan [geïntimeerde sub B] en/of de Stichting.

5.3 De Stichting en [geïntimeerde sub B] betwisten al hetgeen door [appellant] is gesteld en voeren aan dat [naam 3] de lening nimmer heeft terugbetaald en het erfpachtsrecht integendeel met een hypotheek heeft belast. Ter adstructie wordt een akte van geldlening d.d. 24 augustus 1995 overgelegd. Voorts wordt aangevoerd dat de handtekening van [naam 3] door de notaris Willy Henry Tjon is gelegaliseerd waarmee de echtheid daarvan vaststaat. Van misbruik van de situatie is geen sprake omdat [naam 3] ten tijde van de totstandkoming van de wederkerige overeenkomsten compos mentis was en tussen partijen wilsovereenstemming was bereikt. Tot slot dient [appellant] niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering tegen [geïntimeerde sub B] in privé en in zijn hoedanigheid van voorzitter van de Stichting, omdat [geïntimeerde sub B] niet in privé heeft gehandeld met [appellant] en omdat de rechtshandelingen van de voorzitter van de Stichting aan de Stichting worden toegerekend.

5.4 Het Hof overweegt eerstens dat [appellant] in zijn vordering tegen [geïntimeerde sub B] in zijn hoedanigheid van voorzitter van het bestuur van de Stichting, niet-ontvankelijk zal worden verklaard, nu de rechtsgeldige handelingen van de voorzitter van het bestuur aan de Stichting als rechtspersoon worden toegerekend en de Stichting reeds onder sub A in rechte wordt aangesproken. Voorts wordt overwogen dat [appellant] geen belang heeft bij een vordering tegen [geïntimeerde sub B] in privé, nu beide akten die [appellant] in de vordering noemt, rechtshandelingen van de Stichting betreffen. Concluderend dat [appellant] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vordering tegen [geïntimeerde sub B] .

5.5 Met betrekking tot de niet-erkenning van de handtekening van [naam 3] onder de voorlopige koop/verkoop overeenkomst met last en volmacht d.d. 18 oktober 1995 door zijn rechtsverkrijgers, overweegt het Hof dat het in deze betreft een onderhandse koop/verkoop overeenkomst tussen [appellant] als verkoper en de Stichting als koper, waarvan de handtekeningen van zowel [naam 3] als [geïntimeerde sub B] , in zijn hoedanigheid van voorzitter van het bestuur van de Stichting, door de notaris, mr. Willy Henry Tjon, zijn gelegaliseerd. Voorts is bedoelde verkoop/koop van het erfpachtsrecht bevestigd ter comparitie van partijen d.d. 08 mei 2008 door notaris E. Emanuels, die zulks begrepen heeft van een medewerker van notaris Willy Tjon. Met name heeft voornoemde notaris ter comparitie verklaard dat zij van een medewerker van het kantoor van notaris Tjon heeft begrepen dat er na 24 augustus 1995 een onderhandse koop is gesloten tussen [naam 3] en de heer [geïntimeerde sub B] met betrekking tot hetzelfde onroerend goed. Notaris Emanuels heeft ter comparitie eveneens overgelegd vijf hypotheekakten waaruit mag blijken dat [naam 3] in de periode maart 1995 – augustus 1995 vijf leenovereenkomsten met hypotheekstelling heeft gesloten met [geïntimeerde sub B] in privé. Daarnevens is de ‘akte’ d.d. 18 oktober 1995 in originali aan [appellant] getoond door de notaris, mr. D. Alexander, ter comparitie van partijen gehouden op 22 juni 2008. [Appellant] heeft ter adstructie van de niet-erkenning van de handtekening slechts het registratiebewijs d.d. 18 oktober 1991 ten name van [naam 3] met zijn handtekening daarop, overgelegd, welke handtekening overigens naar het oordeel van het Hof geen twijfel doet ontstaan omtrent de echtheid daarvan. Daarnevens heeft [appellant] geen feiten en of omstandigheden aangevoerd die het Hof zouden nopen tot een echtheidsonderzoek.Het Hof concludeert derhalve op grond van het vorenoverwogene dat de voorlopige koop/verkoop akte met last en volmacht d.d. 18 oktober 1995 rechtsgeldig is en zal daarvan uitgegaan.

5.6 Nu geconcludeerd is dat de voorlopige koop/verkoop akte met last en volmacht d.d. 18 oktober 1995 rechtsgeldig is, is daarmee de verkoop/koop van het erfpachtsrecht door [naam 3] aan de Stichting rechtsgeldig en heeft de Stichting, gebruikmakend van bedoelde last en volmacht, bevoegdelijk namens [naam 3] het erfpachtsrecht bij akte d.d. 21 oktober 1999 verkocht en geleverd aan een ander. Voormelde verkoop door de Stichting is dan ook rechtsgeldig.

5.7 Met betrekking tot de gestelde misbruik van omstandigheden, overweegt het Hof dat de door [naam 3] gepleegde rechtshandelingen betreffen de periode 1990 – 1995, terwijl blijkens de overgelegde controlekaarten [naam 3] in ieder geval vanaf maart 1998 in behandeling was van een arts. Voorts is niet gesteld of gebleken dat [naam 3] ten tijde van het plegen van de rechtshandelingen niet in staat is geweest om zijn wil te bepalen vanwege ziekte, zodat hieraan voorbij zal worden gegaan.

5.8 Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen concludeert het Hof dat de vordering van [appellant] ongegrond. Het vonnis waarvan beroep dient echter te worden vernietigd op grond van het vorenoverwogene in 5.4.

5.9 [Appellant] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de Stichting en [geïntimeerde sub B] gevallen, zoals nader begroot in de beslissing.

  1. De beslissing in Hoger Beroep

Het Hof:

6.1 Vernietigt het vonnis d.d. 05 januari 2009 (A.R.NO. 04-3706) waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:

6.2 Verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn vordering tegen [geïntimeerde sub B] in privé en in zijn hoedanigheid van voorzitter van het bestuur van de Stichting.

6.3 Wijst al het overig gevorderde af.

6.4 Veroordeelt [appellant] in de proceskosten aan de zijde van de Stichting en [geïntimeerde sub B] gevallen en tot aan de uitspraak begroot op nihil.

Aldus gewezen door : mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President, mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran, Lid en mr. S.S.S. Wijnhard, Lid-Plaatsvervanger en

w.g. D.D. Sewratan

door mr. A. Charan, Fungerend-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag 02 mei 2014, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein, Fungerend-Griffier.

w.g. S.C. Berenstein w.g. A. Charan

Bij de uitspraak ter terechtzitting is verschenen, advocaat mr. S.W. Amirkhan namens advocaat mr. S. Marica, gemachtigde van appellant, terwijl geïntimeerden noch in person noch bij gemachtigde is verschenen.

Voor afschrift

De Griffier van het Hof van Justitie,

Mr. M.E. van Genderen-Relyveld