SRU-HvJ-2014-28

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer GR 14683
  • Uitspraakdatum 04 juli 2014
  • Publicatiedatum 05 oktober 2023
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Ingevolge het bepaalde in artikel 10 lid 7 van de Statuten van de Politieke Vereniging “Nieuw Suriname” kan het Hoofdbestuur vergaderingen bijeenroepen zodra het Dagelijks Bestuur dit noodzakelijk acht. Verder is in artikel 10 lid 10 van de Statuten bepaald dat de oproeping der leden tot de vergadering van het Hoofdbestuur schriftelijk geschiedt en wel uiterlijk 10 (tien) dagen voorafgaande aan de Hoofdbestuursvergaderingen. De wet bevat omtrent de wijze van bijeenroeping van een vergadering geen voorschriften. De statuten zijn derhalve vrij in hun regeling.
    De oproep zal in ieder geval de plaats, de datum en het aanvangstijdstip van de vergadering moeten inhouden (zie van Hengstum en van Steenderen, Het Nieuwe Verenigingsrecht, tweede herziene druk, 1979, pagina 141 e.v.). Hieruit volgt dat ook in de literatuur een onderscheid wordt gemaakt tussen het bijeenroepen van een vergadering en het oproepen tot een vergadering. Naar het oordeel van het Hof gaat het in deze om twee begrippen met elk een eigen betekenis.
    Onder bijeenroepen wordt verstaan het door het Hoofdbestuur te nemen besluit om op een bepaalde plaats en tijdstip over bepaalde onderwerpen met de leden te vergaderen (de Hoofdbestuursvergadering). Het Hoofdbestuur heeft krachtens artikel 10 lid 7 van de Statuten de bevoegdheid tot het bijeenroepen van een vergadering. Het Hoofdbestuur doet – indien het het besluit daartoe heeft genomen – de leden oproepen teneinde deel te nemen aan deze vergadering. Dit betekent dat indien het Hoofdbestuur geen besluit heeft genomen teneinde een vergadering te beleggen, er daartoe niet kan worden overgegaan. Om de verenigingsdemocratie binnen de vereniging te versterken is aan het Dagelijks Bestuur in artikel 10 lid 7 van de Statuten de mogelijkheid geboden om aan het Hoofdbestuur het verzoek te doen om een Hoofdbestuursvergadering te beleggen. Niet is gebleken dat het Dagelijks Bestuur van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt.

Uitspraak

G.R. No. 14683
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME

In de zaak van

  1. [Appellant sub A],
  2. [Appellant sub B],
  3. [Appellant sub C],
  4. [Appellant sub D],
  5. [Appellant sub E],
  6. [Appellant sub F],
  7. [Appellant sub G],
  8. [Appellant sub H],
  9. [Appellant sub I],

allen wonende te [plaats],
appellanten, hierna aangeduid als “[appellanten]”,
gemachtigde: mr. E.C.M. Hooplot, advocaat,

tegen

[Geïntimeerde],

wonende te [plaats],
geїntimeerde, hierna aangeduid als “[geïntimeerde] ”,
gemachtigde: mr. M.I. Vos, advocaat,

inzake het hoger beroep van het door de Kantonrechter in het Eerste Kanton gewezen en uitgesproken vonnis in kort geding van 25 augustus 2011 (A.R. No. 11-2068) tussen [appellanten] als eisers en [geïntimeerde] als gedaagde,

spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken/handelingen:

  • de verklaring van de griffier waaruit blijkt dat [appellanten] op 06 september 2011 hoger beroep hebben ingesteld;
  • de pleitnota de dato 01 juni 2012;
  • het antwoordpleidooi de dato 05 oktober 2012;
  • het repliekpleidooi, onder overlegging van producties, de dato 02 november 2012;
  • het dupliekpleidooi en uitlating producties de dato 15 maart 2013;
  • de rechtsdag voor de uitspraak van het vonnis was hierna aanvankelijk bepaald op 19 juli 2013, doch nader op heden.

De beoordeling

  1. Het gaat in deze zaak om het volgende.

[appellanten] hebben in eerste aanleg, voor zover in hoger beroep nog van belang en zakelijk weergegeven, gevorderd om hen, althans [appellant sub A] en [appellant sub B] te machtigen een vergadering van het Hoofdbestuur van de Politieke Vereniging Nieuw Suriname bijeen te roepen en te houden ter behandeling van de in het inleidend verzoekschrift onder punt 3 weergegeven agenda en daartoe een convocatie te doen uitgaan welke slechts is getekend door de voorzitter danwel door alle eisers – thans appellanten ([appellanten]) – e.e.a. onder de door de Kantonrechter te stellen voorwaarden. Verder hebben [appellanten] gevorderd om [geïntimeerde] – thans geїntimeerde – te bevelen om voormelde beslissing te gehengen en te gedogen onder verbeurte van een dwangsom van SRD 10.000,- per dag, indien hij in strijd met deze beslissing handelt. Daarnaast wordt gevorderd dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal worden verklaard en [geïntimeerde] zal worden veroordeeld in de kosten van het geding.

  1. De Kantonrechter heeft bij vonnis van 25 augustus 2011 – zakelijk weergegeven – de gevraagde voorziening geweigerd en [appellanten] in de gedingkosten veroordeeld.
  2. [appellanten] hebben blijkens de aantekening van de griffier bij schrijven van hun gemachtigde gedateerd 06 september 2011 appèl aangetekend tegen het vonnis van 25 augustus 2011. Uit voormeld vonnis blijkt dat partijen noch in persoon, noch bij gemachtigde bij de uitspraak in eerste aanleg aanwezig waren. Gelet op het voorgaande hebben [appellanten] ingevolge het bepaalde in artikel 235 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tijdig appèl aangetekend tegen voormeld vonnis, weshalve zij ontvankelijk zijn in het ingesteld hoger beroep.
  1. [appellanten] hebben geen grieven aangevoerd betreffende de vaststelling van de vaststaande feiten tussen partijen, weshalve het Hof in hoger beroep van de juistheid daarvan zal uitgaan. Derhalve staat het navolgende – ook in hoger beroep – vast tussen partijen:
    1. “Nieuw Suriname” is een in Paramaribo zetelende politieke vereniging;
    2. [Appellant sub A] en [appellant sub B] zijn respectievelijk voorzitter en penningmeester van het Hoofdbestuur van deze vereniging en [geïntimeerde] is de eerste secretaris;
    3. Behalve [appellanten] maken ook andere, in dit proces niet bij name genoemde, personen deel uit van het Hoofdbestuur van “Nieuw Suriname”;
    4. Het Dagelijks Bestuur wordt gevormd door de voorzitter, ondervoorzitter(s), secretaris en penningmeester; het Dagelijks Bestuur vertegenwoordigt de Partij in en buiten rechte, waarbij alle uitgaande correspondentie ondertekend dient te worden door de voorzitter en de secretaris.
  1. Naast voormelde vaststaande feiten hebben [appellanten] – zakelijk weergegeven en voor zover voor de beslissing in hoger beroep van belang – aan hun vordering in eerste aanleg ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] misbruik maakt van zijn positie van secretaris door te weigeren mee te werken aan het oproepen van een vergadering van het Hoofdbestuur van “Nieuw Suriname”, terwijl artikel 10 lid 4 van de Statuten van “Nieuw Suriname” voorschrijft dat alle uitgaande correspondentie door de voorzitter en de secretaris dient te worden ondertekend.
  1. [geïntimeerde] heeft verweer gevoerd in eerste aanleg en – kort samengevat en voor zover voor de beslissing in hoger beroep van belang – aangevoerd bij wege van formeel verweer dat [appellanten] niet ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vordering.

Daartoe heeft hij aangevoerd – kort gezegd – dat [appellanten] de vordering in persoon hebben ingesteld en dat zij geen persoonlijk recht hebben om vergaderingen van het Hoofdbestuur bijeen te roepen en te beleggen.

  1. In hoger beroep concluderen [appellanten] – kort samengevat – tot vernietiging van voormeld vonnis in eerste aanleg en opnieuw rechtdoende de vorderingen van hen in eerste aanleg toe te wijzen en voorts [geïntimeerde] te veroordelen in de proceskosten.
  1. Daartoe hebben [appellanten] – zakelijk weergegeven – de volgende grieven aangevoerd.

1e grief:

Ten onrechte heeft de Kantonrechter in het vonnis van 25 augustus 2011 overwogen dat:

“4.5 Het komt de kantonrechter voor dat alvorens een vergadering kan worden opgeroepen (geconvoceerd) er eerst een besluit moet zijn voor het bijeenroepen van die vergadering, welk besluit ingevolge artikel 10 lid 7 van de Statuten slechts door het Hoofdbestuur kan worden genomen met inachtneming van het 6e lid van voormeld artikel. Artikel 10 lid 10 van de Statuten is ten deze niet relevant aangezien dit artikel betrekking heeft op het oproepen van vergaderingen van het hoofdbestuur. Aangezien door het hoofdbestuur geen besluit is genomen tot het bijeenroepen van een vergadering van het hoofdbestuur en voorts niet is gebleken dat het dagelijks bestuur van de vereniging – bestaande uit de eisers sub a en b, de gedaagde en de twee, niet in dit proces betrokken, ondervoorzitters – aan het hoofdbestuur kenbaar heeft gemaakt een vergadering van het hoofdbestuur noodzakelijk te achten, is er geen grondslag voor het oproepen (convoceren) van zulk een vergadering, op grond waarvan aan gedaagde, in zijn hoedanigheid van secretaris van de vereniging, geen verwijt treft dat hij weigert zijn medewerking te verlenen aan de oproep van de door eisers gewenste vergadering. (…).”

Hetgeen de Kantonrechter ter zake heeft overwogen staat niet in de Statuten of de wet en wordt evenmin gedragen door het algemeen verenigingsrecht. De redenering van de Kantonrechter komt er op neer dat het Hoofdbestuur nimmer zou kunnen vergaderen, zolang ditzelfde Hoofdbestuur niet een besluit heeft genomen om te vergaderen. Immers zou in die redenering ook voor het houden van een vergadering om het besluit tot vergaderen te nemen eerst een besluit van het Hoofdbestuur vereist zijn.

2e grief:

Ten onrechte overweegt de Kantonrechter dat artikel 10 lid 10 der Statuten niet relevant zou zijn. De vordering heeft immers betrekking op het bijeenroepen van een Hoofdbestuursvergadering. Artikel 10 lid 10 van de Statuten handelt juist en zelfs uitsluitend daarover.

3e grief:

Ten onrechte overweegt de Kantonrechter voorts dat het Hoofdbestuur uitsluitend tot het houden van een bestuursvergadering kan besluiten als het Dagelijks Bestuur zulks noodzakelijk acht.

Volgens artikel 10 lid 7 kan het Hoofdbestuur in het daarin genoemd geval vergaderen, doch sluit niet uit dat ook in andere gevallen vergaderd kan worden.

  1. [geïntimeerde] heeft in hoger beroep verweer gevoerd en het Hof zal daarop in het hierna volgende – voor zover voor de beslissing van belang – terugkomen.
  1. Het Hof zal thans overgaan tot bespreking van de grieven van [appellanten] Gelet op de samenhang tussen de grieven zal het Hof deze niet afzonderlijk bespreken maar gezamenlijk aan een bespreking onderwerpen.

Het Hof overweegt als volgt: Ingevolge het bepaalde in artikel 10 lid 7 van de Statuten van de Politieke Vereniging “Nieuw Suriname” kan het Hoofdbestuur vergaderingen bijeenroepen zodra het Dagelijks Bestuur dit noodzakelijk acht. Verder is in artikel 10 lid 10 van de Statuten bepaald dat de oproeping der leden tot de vergadering van het Hoofdbestuur schriftelijk geschiedt en wel uiterlijk 10 (tien) dagen voorafgaande aan de Hoofdbestuursvergaderingen. De wet bevat omtrent de wijze van bijeenroeping van een vergadering geen voorschriften. De statuten zijn derhalve vrij in hun regeling. De oproep zal in ieder geval de plaats, de datum en het aanvangstijdstip van de vergadering moeten inhouden (zie van Hengstum en van Steenderen, Het Nieuwe Verenigingsrecht, tweede herziene druk, 1979, pagina 141 e.v.). Hieruit volgt dat ook in de literatuur een onderscheid wordt gemaakt tussen het bijeenroepen van een vergadering en het oproepen tot een vergadering. Het onderscheid dat door de Kantonrechter in eerste aanleg is gemaakt, getuigt dus niet van een onjuiste rechtsopvatting. Naar het oordeel van het Hof gaat het in deze om twee begrippen met elk een eigen betekenis. Onder bijeenroepen wordt verstaan het door het Hoofdbestuur te nemen besluit om op een bepaalde plaats en tijdstip over bepaalde onderwerpen met de leden te vergaderen (de Hoofdbestuursvergadering). Het Hoofdbestuur heeft krachtens artikel 10 lid 7 van de Statuten de bevoegdheid tot het bijeenroepen van een vergadering. Het Hoofdbestuur doet – indien het het besluit daartoe heeft genomen – de leden oproepen teneinde deel te nemen aan deze vergadering. Dit betekent dat indien het Hoofdbestuur geen besluit heeft genomen teneinde een vergadering te beleggen, er daartoe niet kan worden overgegaan. Om de verenigingsdemocratie binnen de vereniging te versterken is aan het Dagelijks Bestuur in artikel 10 lid 7 van de Statuten de mogelijkheid geboden om aan het Hoofdbestuur het verzoek te doen om een Hoofdbestuursvergadering te beleggen. Niet is gebleken dat het Dagelijks Bestuur van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt. Nu gebleken is dat het Hoofdbestuur geen besluit heeft genomen om een vergadering te beleggen en het Dagelijks Bestuur daartoe aan het Hoofdbestuur ook geen verzoek heeft gedaan, is het duidelijk dat er dan ook geen reden is geweest om de leden ingevolge artikel 10 lid 10 van de Statuten op te roepen.

  1. Al het voorgaande leidt tot de slotsom dat de door [appellanten] ingediende grieven falen en het beroepen vonnis dient te worden bevestigd.
  1. [appellanten] zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de gedingkosten aan de zijde van [geïntimeerde] in hoger beroep gevallen en zoals nader te begroten in het dictum van dit vonnis.

De beslissing in hoger beroep

Het Hof:

Bevestigt het vonnis van de Kantonrechter in het Eerste Kanton in kort geding de dato 25 augustus 2011, A.R. No. 11-2068, waarvan beroep.

Veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding aan de zijde van [geïntimeerde] in hoger beroep gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

Aldus gewezen door: mr. A. Charan, Fungerend-President, mr. A.C. Johanns en mr. S.S.S. Wijnhard, Leden-Plaatsvervanger, en

w.g. A. Charan

door mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran, Fungerend-President, uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag 04 juli 2014, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein, Fungerend-Griffier.

w.g. S.C. Berenstein w.g. I.S. Chhangur-Lachitjaran

Partijen, appellanten vertegenwoordigd door advocaat mr. S.W. Amirkhan namens advocaat mr. E.C.M. Hooplot, gemachtigde van appellanten, en geïntimeerde vertegenwoordigd door advocaat mr. R.C.A. Bleau namens advocaat mr. M.I. Vos, gemachtigde van geïntimeerde, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.

Voor afschrift

De Griffier van het Hof van Justitie,

mr. M.E. van Genderen-Relyveld