SRU-HvJ-2014-6

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer GR-14691
  • Uitspraakdatum 20 juni 2014
  • Publicatiedatum 12 april 2021
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Tussenvonnis. Partijen dienen getuigen aan te dragen om te bewijzen dat er een huurovereenkomst tussen partijen bestaat.

Uitspraak

HET HOF VAN JUS1TITIE VAN SURINAME

In de zaak van

A. [appellant sub A],
B. [appellante sub B],
beiden wonende in het [district],
appellanten, hierna gezamenlijk aangeduid als “[appellanten]”,
gemachtigde: mr. E. Naarendorp, advocaat,

tegen

[geïntimeerde],
wonende te [stad], [land],
geïntimeerde, hierna aangeduid als “[geïntimeerde]”,
gemachtigde: mr. S. Marica, advocaat,
inzake het hoger beroep van het door de kantonrechter in het eerste kanton uitgesproken vonnis van 2 augustus 2010 (A.R. 091402) tussen [geïntimeerde] als eiser en [appellanten] als gedaagden,
spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit.

Het procesverloop in hoger beroep
1.1 Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

  • de verklaring van de griffier waaruit blijkt dat [appellanten] op 2 november 2010 hoger beroep heeft ingesteld;
  • de memorie ex artikel 271 d.d. 26 november 2010, met producties;
  • de memorie van antwoord d.d. 3 augustus 2012;
  • de pleitnota d.d. 5 oktober 2012;
  • de antwoordpleitnota d.d. 2 november 2012;
  • de repliekpleitnota d.d. 18 januari 2013;
  • dupliekpleitnota met producties d.d. 15 maart 2013;
  • de nota ter uitlating producties zijdens [appellanten].

1.2 Het vonnis is nader bepaald op heden.

De ontvankelijkheid
2.1 [appellanten] zijn niet ter terechtzitting verschenen op de dag van de uitspraak. Het vonnis is bij griffiersbrief van 26 oktober 2010 aan partijen toegezonden. [appellanten] heeft bij schrijven van hun gemachtigde op 2 november 2010 appèl aangetekend.

2.2 Gelet op het voorgaande heeft [appellanten] tijdig appèl aangetekend tegen voormeld vonnis, nu dit binnen de termijn van dertig dagen na dagtekening van de dienstbrief van de griffier der kantongerechten is geschied, zodat zij ontvankelijk is in het ingesteld hoger beroep.

De procedure in eerste aanleg
3.1 [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg –zakelijk weergegeven – gevorderd:
A. de tussen partijen bestaande huurovereenkomst te ontbonden, althans voor ontbonden te verklaren;
B. [appellanten] te veroordelen om binnen 1 week na het te wijzen vonnis de woning aan de [adres] te [district] te ontruimen;
C. [appellanten] te veroordelen, des de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om maandelijks te rekenen van 1 maart 2005 tot en met december 2006 aan hem te betalen de som van € 200,=, zijnde de maandelijks verschuldigde huurpenning en te rekenen van 1 januari 2007 tot aan de maand der algehele ontruiming de som van € 350,= zijnde de verschuldigde huurpenning over deze periode;
D. de som van € 750, zijnde de gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten zoals overeengekomen.
3.2 De Kantonrechter heeft in zijn vonnis van 2 augustus 2010 de vordering, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke kosten, toegewezen, zodanig dat [appellant sub A] binnen 1 maand na betekening van het vonnis de woning aan de [adres] diende te ontruimen.

De vordering en de grieven
4. [appellanten] concludeert in dit hoger beroep tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot ontzegging van de vordering als zijnde ongegrond en onbewezen. [appellanten] heeft ter onderbouwing daarvan gesteld dat zij geen huurovereenkomst hebben gesloten met [geïntimeerde] en op hen dus geen verplichting rust tot betaling van huurpenningen. Zij zijn in oktober 2005 in de woning getrokken omdat [geïntimeerde] hen het dringend verzoek daartoe gedaan had; zij moesten de woning beheren en renoveren, hetgeen zij hebben gedaan.
Zij hebben de woning inmiddels ontruimd zodat enig daarop gericht vonnis onnodig is.

De beoordeling

De ontruiming
5.1 Het Hof oordeelt dat nu na het tussen partijen in eerste aanleg gewezen vonnis [appellanten] de woning heeft ontruimd, zodat er geen aanleiding toe bestaat dit deel van het in eerste aanleg gegeven besluit te vernietigen. Immers, voor de bewoning door [appellant sub A] is door elk van de partijen een andere grond aangedragen:
a. [appellanten] hebben in hoger beroep aangevoerd dat zij de woning in gebruik hebben gekregen van [geïntimeerde]. Dit zou tot gevolg hebben dat het gebruik door [geïntimeerde] is opgezegd en [appellanten] zonder recht of titel de woning bewoonden, zodat in eerste aanleg de ontruiming terecht is bevolen.
b. [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg gesteld dat [appellanten] op basis van een huurafspraak in de woning verbleven. Dit zou tot gevolg hebben dat de huurovereenkomst door [geïntimeerde] is opgezegd en door de kantonrechter in eerste aanleg is ontbonden, waarna terecht de ontruiming van de woning is gelast.
Geoordeeld wordt dat ook dat in eerste aanleg de ontruiming terecht is gelast, zodat dit deel van de beslissing zal worden bevestigd.

De grondslag voor bewoning
5.2 Tussen partijen is in geding op welke grondslag [appellanten] de betreffende woning hebben bewoond: gebruik dan wel een huurovereenkomst.
[geïntimeerde] heeft in beide instanties gesteld dat hij een huurafspraak heeft met [appellanten] [appellant sub A] heeft dit gemotiveerd betwist.
Aangezien [geïntimeerde] heeft verklaard dat hij het bewijs wenst te leveren dat er een huurovereenkomst bestond tussen partijen, zal hij in de gelegenheid daartoe worden gesteld.
Het Hof constateert daarbij dat in de door [geïntimeerde] overgelegde producties die zijns inziens het bestaan van de huurafspraak ondersteunen, verschillende bedragen worden genoemd voor de verschuldigde huur:
– in het e-mail bericht van [geïntimeerde] dd. 7 november 2007 gericht aan [appellanten] staat vermeld “Want zoals besproken is vind ik het betalen van huur vanaf maart 2005 (€ 200 p/m) een redelijk bedrag, vanaf januari 2007 is afgesproken dat er € 325 huur betaald zou worden”.
– in het e-mail bericht van [geïntimeerde] dd. 25 november 2007 gericht aan [appellanten] staat vermeld “Jullie hadden toestemming voor een periode van 4 mnd te blijven, dat is dus t/m feb 2005, vanaf die datum zou ik dus € 200 p/m redenen dit t/m december 2006. Vanaf janauari 2007 zou er € 350 betaald worden”.
– in de verklaring van [naam 1] d.d. 25 juni 2008 staat onder de tussen partijen gemaakte afspraken vermeld “Zij zou huur gaan betalen ad € 150 per maand vanaf maart 2005.
– in de verklaring van [naam 2] d.d. 30 januari 2013 staat onder de tussen partijen gemaakte afspraken vermeld “dat ze huur zou gaan betalen vanaf 1 maart 2005 a € 150.00 per maand. Dit tot 1 januari 2007. Daarna zou er € 350 betaald gaan worden tot de datum van overdracht.
Vanwege de geconstateerde discrepantie en de betwisting zijdens [appellanten] zal [geïntimeerde] tevens dienen te bewijzen welk bedrag aan huur verschuldigd was.

5.3 Alle overige beslissingen zullen worden aangehouden.

De beslissing in hoger beroep
Het hof:
6.1 Stelt [geïntimeerde] in de gelegenheid door alle middelen rechtens, meer speciaal door getuigen, te bewijzen dat er tussen partijen een huurovereenkomst heeft bestaan ten aanzien van de woning gelegen aan de [adres] , alsmede welke huursom daarvoor is afgesproken.

6.2 Bepaalt, dat het getuigenverhoor ter fine van het voorgaande zal worden gehouden op de terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag 01 augustus 2014 te 10:30 uur, ten overstaan van een Rechter-Commissaris, als hoedanig hierbij wordt benoemd, mr.D.D.Sewratan, Fungerend-President van dit Hof;

Aldus gewezen door: mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President, mr. S.M.M. Chu, Lid en mr.A.C. Johanns,Lid-Plaatsvervanger en bij vervroeging door de Fungerend-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag 20 juni 2014, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein, Fungerend-Griffier.

w.g. S.C. Berenstein w.g. D.D. Sewratan

Partijen, appellanten vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Chen namens hun gemachtigde, advocaat mr. E. Naarendorp en geïntimeerde vertegenwoordigd door advocaat mr. C.A. Meijnaar namens zijn gemachtigde, advocaat mr. S. Marica, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.