SRU-HvJ-2014-8

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer GR 14684
  • Uitspraakdatum 17 januari 2014
  • Publicatiedatum 12 juli 2023
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Het Hof heeft het vonnis van de Kantonrechter in reconventie (vonnis 1 waartegen appellanten hoger beroep hebben ingesteld), waarbij appellanten zijn veroordeeld tot ontuiming, bevestigd, omdat geïntimeerde – tot anders is beslist – als zakelijk gerechtigde van het perceelland moet worden aangemerkt. Immers, het vonnis waarop appellanten een beroep doen (vonnis 2, waartegen geïntimeerde hoger beroep heeft ingesteld), waarbij de notariële akte van verkoop tussen de moeder van partijen en geïntimeerde en de daarop gevolgde levering nietig zijn verklaard en de doorhaling van de inschrijving van de akte is gelast, is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit maakt dat het door geïntimeerde ingesteld hoger beroep tegen vonnis 2 een schorsend effect heeft op de werking van vonnis 2. Appellanten hebben niet aannemelijk gemaakt waaraan zij het recht ontlenen tot verblijf in de woning staande op het voormeld perceelland. Zij verblijven aldaar derhalve jegens geïntimeerde zonder recht of titel hetgeen ontruiming van hen rechtvaardigt.

Uitspraak

HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME

In de zaak van

  1. [Appellant sub 1],
  2. [Appellant sub 2],

beide wonende te [plaats],
appellanten in kort geding,
gemachtigde: mr. D. Moerahoe, advocaat,

tegen

[Geïntimeerde],

wonende te [plaats],
geïntimeerde in kort geding,
gemachtigde: mr. Y.S. Engkar, advocaat.

inzake het hoger beroep van het door de kantonrechter in het eerste kanton gewezen en uitgesproken vonnis in kort geding van 26 januari 2009 (AR no. 08-1806) tussen enerzijds appellanten als eisers in conventie en gedaagden in reconventie en anderzijds geïntimeerde als gedaagde in conventie en eiser in reconventie, spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis in kort geding uit.

Partijen worden in het hierna volgende (ook) aangeduid als respectievelijk [Appellant sub 1], [Appellant sub 2] en [Geïntimeerde];

Het procesverloop in hoger beroep

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

  • de verklaring van de griffier waaruit blijkt dat appellanten op 02 juni 2009 hoger beroep hebben ingesteld;
  • pleitnota van de zijde van appellanten d.d. 17 augustus 2012 met producties;
  • antwoordpleitnota van de zijde van geïntimeerde d.d. 18 januari 2013, met producties;
  • repliekpleitnota van de zijde van appellanten d.d. 05 april 2013, met producties;
  • dupliekpleitnota van de zijde van geïntimeerde d.d. 07 juni 2013;
  • de rechtsdag voor de uitspraak van het vonnis was aanvankelijk bepaald op 01 november 2013 doch nader op heden.

De beoordeling

  1. In rechtsoverweging 2 van het bestreden vonnis heeft de kantonrechter een aantal feiten vastgesteld. Nu tegen die vaststelling geen grieven zijn gericht en door partijen ook niet anderszins bezwaar is gemaakt, vormen die feiten ook in hoger beroep het uitgangspunt. Het gaat in dit geding om het volgende.

1.2. Op 28 juni 1990 is te Paramaribo [naam 1] overleden (hierna ”erflaatster” te noemen). Appellanten en geïntimeerde behoren tot haar erfgenamen.

1.3. Erflaatster was eigenaresse van het bebouwde perceel aan de Bolletriestraat, bekend als [adres], te [plaats]. Op of omstreeks 19 oktober 1988 heeft erflaatster het perceel bij notarieel verleden akte verkocht en geleverd aan geïntimeerde, onder voorbehoud van het levenslange recht van gebruik en bewoning, zulks voor een bedrag van Sf. 75.000,-.

1.4. Bij vonnis van de kantonrechter van 4 mei 1998 (AR no. 932542) is eerder bedoelde notariële akte van verkoop en levering op vordering van appellanten nietig verklaard, is doorhaling van de inschrijving daarvan in de registers van het hypotheekkantoor gelast en is geïntimeerde veroordeeld om mee te werken aan de scheiding en deling van de nalatenschap van erflaatster. Tegen voornoemd vonnis is door geïntimeerde hoger beroep aangetekend doch de zaak is nog niet behandeld althans er is nog geen uitspraak in de zaak gedaan.

1.5. Bij vonnis van de kantonrechter van 17 november 2003 (AR no. 203988) zijn [appellant sub 1] en andere erfgenamen op vordering van [appellant sub 2] veroordeelt om met [appellant sub 2] over te gaan tot de scheiding en deling van de nalatenschap van erflaatster. Tegen voormeld vonnis is door enkele erfgenamen hoger beroep aangetekend en wel de erfgenamen [naam 2], [naam 3] en [naam 4]. Het Hof van Justitie heeft op 21 januari 2011 vonnis gewezen waarbij het vonnis (in de hoofdzaak) is bekrachtigd.

1.6. Bij vonnis in kort geding van de kantonrechter van 26 april 2007 (AR no. 064641) is de Hypotheekbewaarder op vordering van geïntimeerde gelast om de aantekening in het hypotheekregister, betreffende de doorhaling van de verkoop en levering aan geïntimeerde, teniet te doen en om het perceel opnieuw ten name van geïntimeerde te stellen.

1.7. Bij vonnis in kort geding van de kantonrechter van 26 januari 2009 (AR no. 081806) is de vordering in conventie van appellanten, strekkende tot schorsing van de werking van zojuist bedoeld vonnis van 26 april 2007, afgewezen. De vordering in reconventie van geïntimeerde tot ontruiming van het perceel heeft de kantonrechter toegewezen. De kantonrechter heeft daartoe overwogen dat de Hypotheekbewaarder reeds aan het vonnis van 26 april 2007 had voldaan, zodat schorsing van de werking van het vonnis van 26 april 2007 niet meer aan de orde was, en dat geïntimeerde als geregistreerd eigenaar van het perceel recht en belang had bij ontruiming daarvan. Tegen voormeld vonnis althans tegen het reconventioneel deel hebben appellanten hoger beroep aangetekend. Ze hebben verzocht om het ingesteld beroep tegen het vonnis in conventie in te trekken.

2.1. Appellanten hebben appèl aangetekend en hebben vernietiging van het vonnis in reconventie d.d. 26 januari 2009 bekend onder AR no. 081806 gevorderd. Geïntimeerde heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering.

Het hof overweegt als volgt.

2.2. Appellanten hebben blijkens de aantekening van de Griffier door tussenkomst

van hun raadsman op 02 juni 2009 appèl aangetekend tegen het vonnis van 26 januari 2009. Tevens blijkt uit voormeld vonnis dat partijen noch in persoon noch bij gemachtigde bij de uitspraak in eerste aanleg aanwezig zijn geweest en dat de Griffier bij schrijven gedateerd 22 mei 2009 voormeld vonnis aan partijen heeft doen toekomen. Gelet op het voorgaande hebben appellanten ingevolge het bepaalde in artikel 235 van het Surinaams Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering binnen de termijn van veertien dagen na dagtekening van voormeld schrijven en derhalve tijdig appèl aangetekend tegen voormeld vonnis, weshalve zij ontvankelijk zijn in het ingesteld hoger beroep.

2.3. De appellanten hebben verzocht om het ingesteld beroep tegen het vonnis in conventie in te trekken. De geïntimeerde heeft zich hiertegen niet verzet weshalve het hof zal verstaan dat het ingesteld hoger beroep tegen het vonnis in eerste aanleg gewezen en uitgesproken uitsluitend betreft de beslissing in reconventie.

2.4. Het hof komt tot de slotsom dat de appellanten zich er op beroepen dat geïntimeerde bij diverse vonnissen is veroordeeld om met hen (en andere erfgenamen) over te gaan tot de scheiding en deling van de nalatenschap van erflaatster. Zo zou hij bij het vonnis van de kantonrechter van 4 mei 1998 (AR no. 932542) daartoe zijn veroordeeld. Dat zou ook zijn geschied bij het vonnis van de kantonrechter van 17 november 2003 (AR no. 203988) welk vonnis (in de hoofdzaak) door het Hof van Justitie in hoger beroep is bekrachtigd.

2.5. Het hof overweegt echter dat – tot anders is beslist – het litigieus perceelland juridisch – en met name vanwege het ten hypotheekkantore wederom ten name van geïntimeerde plaatsen van het perceelland – niet tot de nalatenschap van [naam 1] behoort. Nu het niet behoort tot de nalatenschap van hun moeder kan in rechte daarvan geen scheiding en deling plaatsvinden.

2.6. De omstandigheid dat bij vonnis van de kantonrechter van 4 mei 1998 (AR no. 932542), de notariële akte van verkoop tussen hun moeder en geïntimeerde en de daarop gevolgde levering op vordering van appellanten nietig is verklaard en de doorhaling van de inschrijving daarvan in de registers van het hypotheekkantoor is gelast doet hieraan niet af omdat tegen voornoemd vonnis door geïntimeerde hoger beroep is aangetekend terwijl het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad was verklaard. Het ingesteld hoger beroept heeft derhalve een schorsend effect op de werking van het bepaalde in het vonnis.

2.7. Met de kantonrechter is het hof dan ook van oordeel dat geïntimeerde – tot anders is beslist – als zakelijk gerechtigde van het perceelland moet worden aangemerkt en appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt waaraan zij het recht ontlenen tot verblijf in de woning staande op het voormeld perceelland. Zij verblijven aldaar derhalve jegens geïntimeerde zonder recht of titel hetgeen ontruiming van hen rechtvaardigt.

2.8. Gezien het hiervoor overwogene zal het vonnis in reconventie, inhoudende de veroordeling van appellanten tot ontruiming, worden bekrachtigd als in het dictum te melden.

2.9. Aangezien partijen bloedverwanten (broers) van elkaar zijn zal het hof de proceskosten in hoger beroep tussen hen compenseren in dier voege dat ieder hunner de eigen kosten voldoet.

De beslissing in hoger beroep

Het hof:

  • Verstaat dat het aangewende rechtsmiddel van hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter in conventie is ingetrokken;
  • Bekrachtigt het vonnis in kort geding in reconventie de dato 26 januari 2009 bekend onder A.R.no. 081806, waarvan beroep;
  • Compenseert de proceskosten in hoger beroep tussen partijen in dier voege dat ieder hunner de eigen kosten draagt en betaalt;

Aldus gewezen door mr. A. Charan, Fungerend-President, mr. I.S. Chhangur- Lachitjaran, lid en mr. R. M. Praag, lid-plaatsvervanger en door de Fungerend-President mr. D.D. Sewratan uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van Vrijdag 17 Januari 2014, in tegenwoordigheid van S.C. Berenstein, Fungerend- Griffier.

Partijen, appellanten vertegenwoordigd door advocaat mr. S.G.R. Khoen Khoen namens hun gemachtigde, advocaat mr. D. Moerahoe en geïntimeerde vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, advocaat mr. Y.S. Engkar, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.