- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer GR-14691
- Uitspraakdatum 20 maart 2015
- Publicatiedatum 06 april 2021
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Eindvonnis .Partijen hebben niet kunnen bewijzen dat er een huurovereenkomst bestaat, waardoor de toewijzing van huursommen niet mogelijk is.
Uitspraak
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
In de zaak van
A. [appellant sub A],
B. [appellante sub B],
beiden wonende in het [district],
appellanten, hierna gezamenlijk aangeduid als “[appellanten]”,
gemachtigde: mr. E. Naarendorp, advocaat,
tegen
[geintimeerde],
wonende te [stad], [land],
geïntimeerde, hierna aangeduid als “[geintimeerde]”,
gemachtigde: mr. S. Marica, advocaat,
inzake het hoger beroep van het door de kantonrechter in het eerste kanton uitgesproken vonnis van 2 augustus 2010 (A.R. no. 091402) tussen [geïntimeerde] als eiser en [appellanten] als gedaagden,
spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit.
Dit vonnis bouwt voort op het op 20 juni 2014 bij vervroeging tussen partijen gewezen tussenvonnis.
Het verder procesverloop in hoger beroep
1.1 Het verder procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het proces-verbaal van het op 5 december 2014 gehouden getuigenverhoor.
1.2 De rechtsdag voor de uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
De verdere beoordeling
2.1 Bij tussenvonnis van 20 juni 2014 is [geïntimeerde] toegelaten om door alle middelen rechtens, meer speciaal door getuigen, te bewijzen dat er tussen partijen een huurovereen-komst heeft bestaan ten aanzien van de woning gelegen aan de [adres], alsmede welke huursom daarvoor is afgesproken.
Uit het proces-verbaal van het getuigenverhoor blijkt dat geen getuigen zijn opgebracht.
[geïntimeerde] heeft evenmin op andere wijze het hem opgedragen bewijs van zijn stellingen bijgebracht. Dit leidt tot de gevolgtrekking dat niet is komen vast te staan dat er tussen partijen een huurovereenkomst heeft bestaan ten aanzien van de woning gelegen aan de [adres], zodat de door [geïntimeerde] gevorderde huursommen niet toewijsbaar zijn. Hetgeen in het bestreden vonnis onder 3.1 en 3.3 is besloten zal derhalve worden vernietigd.
De beslissing in hoger beroep
Het Hof:
3.1 Vernietigt de besluiten genomen onder 3.1 en 3.3 van het vonnis van de kantonrechter in het eerste kanton van 2 augustus 2010 (A.R. no. 091402), waarvan beroep.
3.2 Bevestigt het onder 3.1 genoemd vonnis voor het overige.
Aldus gewezen door: mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President, mr. A.C. Johanns en mr. J.M. Jensen, Leden-Plaatsvervanger, en
w.g. D.D. Sewratan
door mr. A. Charan, Fungerend-President, uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag 20 maart 2015, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein, Fungerend-Griffier.
w.g. S.C. Berenstein w.g. A. Charan
Partijen, appellanten vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Chen namens advocaat mr. E.Naarendorp, gemachtigde van appellanten, en geïntimeerde vertegenwoordigd doorzijn gemachtigde advocaat mr. S. Marica, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.