- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer A-762
- Uitspraakdatum 16 januari 2015
- Publicatiedatum 06 april 2021
- Rechtsgebied Ambtenarenrecht
-
Inhoudsindicatie
Verzoeker heeft een tuchtstraf opgelegd gekregen en wordt ontheven uit zijn functie. Hij doet een beroep op overmacht en roept hulp in van een psychiater. Het Hof is van oordeel dat het enkele feit dat psychische hulp is ingeroepen ter begeleiding en ondersteuning van verzoeker wegens een bij hem geconstateerde angststoornis is onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van overmacht.
Uitspraak
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
In de zaak van
[verzoeker],
wonende in het [district],
verzoeker, hierna aangeduid als “[verzoeker]”,
gemachtigde: mr. E.D. Esajas, advocaat,
tegen
DE STAAT SURINAME,
meer in het bijzonder het Ministerie van Justitie en Politie,
zetelende te Paramaribo,
verweerder, hierna aangeduid als “de Staat”,
gevolmachtigde: mr. M.E. Danning, jurist,
spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende door het Hof van Justitie op de voet van artikel 79 van de Personeelswet als gerecht in ambtenarenzaken gewezen vonnis uit.
Het procesverloop
1.1 Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift d.d. 16 december 2011, ter griffie ingediend op 16 december 2011, met producties;
- de beschikking van het Hof van 30 januari 2012, waarbij de termijn binnen welke het verweerschrift moet worden ingediend is verlengd met zes weken;
- het verweerschrift, ter griffie ingediend op 31 januari 2012;
- de beschikking van het Hof van 11 juni 2012, waarbij de mondelinge behandeling is bepaald op 3 augustus 2012;
- het proces-verbaal van de op 3 augustus 2012 gehouden mondelinge behandeling;
- de pleitnota d.d. 2 november 2012;
- de antwoordpleitnota d.d. 7 december 2012;
- de repliekpleitnota d.d. 18 januari 2013;
- de dupliekpleitnota d.d. 15 februari 2013.
1.2 De rechtsdag voor de uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
De feiten
2.1 [verzoeker] is als penitentiair ambtenaar werkzaam geweest bij de Staat.
2.2 Bij beschikking d.d. 22 september 2011, no. J [nummer 1] van de Minister van Justitie en Politie is [verzoeker] de tuchtstraf van voorwaardelijk ontslag opgelegd en is hij tevens ontheven uit de functie van penitentiair ambtenaar.
2.3 Bij beschikking d.d. 1 november 2011, J.[nummer 2] is de onder 2.2 van dit vonnis vermelde beschikking ingetrokken, omdat in die beschikking abusievelijk de ingangsdatum van de ontheffing en de ter beschikkingstelling niet was aangegeven.
In eerstgenoemde beschikking is vervolgens besloten:
a. [verzoeker] de tuchtstraf van voorwaardelijk ontslag op te leggen onder de voorwaarde dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij hij zich binnen een proeftijd van twee jaren wederom schuldig maakt aan een soortgelijk of enig ander plichtsverzuim;
b. [verzoeker] in het belang van de dienst te ontheffen uit de functie van penitentiair ambtenaar der 2e klasse en hem met behoud van zijn bezoldiging van SRD 1.694, in een burgerfunctie ter beschikking te stellen van de Directeur van Justitie en Politie.
2.4 In een door drs. [naam ], psychiater, ondertekende schriftelijke verklaring van 14 november 2011 staat het volgende vermeld:
“De heer verzoeker], geboren 13-10-’79, is op 18/10/11 onder begeleiding gekomen op verwijzing van zijn huisarts.
De verwijsreden is: werkgerelateerde stress.
De heer [verzoeker] heeft een angststoornis en een aanpassingsstoornis welke zich tot een depressie neigen te ontwikkelen. Uit exploratie blijken deze te maken te hebben met de gevolgen van zijn vakbondsactiviteiten en de volgens hem rancuneuze maatregelen. Hij is werkwillig, doch wil dit graag in een veilige omgeving, waar de geuite intimidaties niet van toepassing kunnen zijn.”
De vordering en het verweer
3.1 [verzoeker] vordert – zakelijk weergegeven – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van het Hof van Justitie in Ambtenarenzaken:
I.de beschikking d.d. 1 november 2011, J.[nummer 2] , althans het besluit daarin vervat, nietig te verklaren;
II.de Staat te veroordelen hem weder te werk te stellen in de functie van penitentiair ambtenaar, onder verbeurte van een dwangsom van SRD 1.000,—;
III.de Staat te veroordelen in de proceskosten.
3.2 De Staat heeft de vordering weersproken.
Het Hof komt, voor zover van belang, daarop bij de beoordeling terug.
Ontvankelijkheid
4.[verzoeker] heeft in zijn inleidend verzoekschrift gesteld dat de beschikking d.d. 1 november 2011, J[nummer 2]op 8 november 2011 te zijner kennis is gebracht. Het Hof constateert dat zijn verzoekschrift op 16 december 2011 ter griffie is ingediend, hetgeen meer dan een maand is na de datum waarop het besluit te zijner kennis is gebracht.
[verzoeker] heeft zich in dit kader beroepen op artikel 80 lid 4 van de Personeelswet, in welk artikel is bepaald dat het Hof een vordering ingesteld na afloop van de daarvoor bepaalde termijn, niettemin ontvankelijk kan verklaren in geval van overmacht.
[verzoeker] heeft in dat kader het volgende gesteld:
A.In het inleidend verzoekschrift onder 7:
“Vanwege de getroffen maatregel van ontheffing wordt verzoeker kennelijk geacht zijn dagen door te brengen achter een bureau van 07.00 uur tot 15.00 uur, nu zijn burgerfunctie niet is gedefinieerd. Deze situatie gekoppeld aan het feit dat hij zich niet op zijn gemak voelt in de nieuwe werkomgeving is dusdanig van invloed op verzoeker dat hij een angststoornis heeft ontwikkeld, ten bewijze waarvan een verklaring d.d. 14 november 2011 van de psychiater drs. [naam ] , door wie hij thans hiervoor wordt behandeld, wordt overgelegd (…).”
B. In de pleitnota onder 1:
“(…) [verzoeker] voert als reden waarom zijn verzoekschrift op 16 december 2012 [opmerking Hof: lees 2011] is ingediend en derhalve niet binnen de gestelde termijn van de Personeelswet, te maken heeft gehad met het feit dat hij door de opgelegde tuchtstraf c.q. maatregel (…) volledig uit het veld was geslagen en ter ondersteuning psychische hulp heeft moeten inroepen. Deze situatie waarin [verzoeker] als direct gevolg van het besluit kwam te verkeren, dient als een overmachtsituatie te worden aangemerkt (…).”
C. In de repliekpleitnota onder 2:
“(…) In het onderhavige geval heeft [verzoeker] aangegeven dat hij een angst- en aanpassingstoornis heeft ontwikkeld die gerelateerd is aan zijn burgerfunctie c.q. zijn nieuwe werkomgeving: ergo nadat het besluit tot ontheffing uit zijn functie als penitentiair ambtenaar is genomen. Het genomen besluit is voor hem geheel onverwachts gekomen en dit heeft zijn hele leven overhoop gegooid en is hij om deze reden niet direct hiertegen opgekomen. [verzoeker] geeft verder aan dat hij tot op heden onder behandeling is van de psychiater.”
Het Hof overweegt ten aanzien van de stellingen van [verzoeker] in het inleidend verzoekschrift, dat het feit dat hij een burgerfunctie moet uitoefenen alsook dat hij zich niet op zijn gemak voelt in zijn nieuwe werkomgeving, naar het oordeel van het Hof geen overmacht opleveren, aangezien uit het gestelde niet voortvloeit dat hij in de onmogelijkheid verkeerde zijn vordering tijdig in te dienen bij het Hof. Dit is eveneens het geval ten aanzien van hetgeen in de pleitnota en de repliekpleitnota is gesteld. Het enkele feit dat psychische hulp is ingeroepen ter begeleiding en ondersteuning van [verzoeker] wegens een bij hem geconstateerde angststoornis is onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van overmacht. In de door de psychiater ten aanzien van [verzoeker] opgestelde verklaring ziet het Hof evenmin aanleiding daartoe. In de betreffende verklaring is immers gesteld dat [verzoeker] werkwillig is, zonder dat daarbij factoren zijn gemeld die naar het oordeel van de behandelend psychiater de uitoefening van de werkzaamheden door [verzoeker] zouden verhinderen. Dit leidt tot de gevolgtrekking dat [verzoeker] in staat werd geacht om de werkzaamheden uit te voeren. Nu naar dezerzijds oordeel in casu geen sprake is geweest van overmacht, is de vordering van [verzoeker] tardief, zodat hij daarin niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De beslissing
Het Hof:
Verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Aldus gewezen door: mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President, mr. S.M.M. Chu en mr. R.G.Chatterpal, Leden,en door de Fungerend-President bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag 16 januari 2015, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein, Fungerend-Griffier.
w.g. S.C. Berenstein w.g. D.D. Sewratan
Partijen, verzoeker vertegenwoordigd door advocaat mr. S.W. Amirkhan namens advocaat mr.E.D. Esajas, gemachtigde van verzoeker,en verweerder vertegenwoordigd door mr. B.Tjin Liep Shie namens mr. M.E. Danning, gevolmachtigde van verweerder, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.