SRU-HvJ-2017-14

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer A-784
  • Uitspraakdatum 03 november 2017
  • Publicatiedatum 26 maart 2019
  • Rechtsgebied Ambtenarenrecht
  • Inhoudsindicatie

    Bevoegdheid Hof van Justitie als Ambtenarengerecht.
    Op grond van artikel 79 lid 1 sub a van de Personeelswet oordeelt het hof onder meer over vorderingen tot nietigverklaring van een ten aanzien van een ambtenaar of gewezen ambtenaar genomen, voor nietigverklaring vatbaar, besluit wegens strijd met een wettelijk voorschrift of wegens kennelijk ander gebruik van een bevoegdheid dan tot het doel waartoe die bevoegdheid is gegeven, dan wel wegens strijd met enig in het algemeen rechtsbewustzijn levend beginsel van behoorlijk bestuur. Blijkens het tweede lid van dat artikel zijn besluiten tot schorsing of ontslag vatbaar voor nietigverklaring.

    Uit de stellingen en weren van partijen en tijdens het verhoor van partijen is gebleken dat eiseres het door de Staat genomen besluit tot beëindiging van de opleiding aanvecht, hetgeen niet valt onder een besluit als bedoeld in het tweede lid van artikel 79 van de Personeelswet. Dit leidt tot de slotsom dat het hof onbevoegd is om kennis van de onderhavige vordering te nemen en zal zich daarom ter zake onbevoegd verklaren.

Uitspraak

HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME

In de zaak van:

[eiseres],

wonende in het [district],

eiseres, hierna aangeduid als [eiseres],

gemachtigde: mr. A.E. Telting, advocaat,

tegen

DE STAAT SURINAME, rechtspersoon,

met name de President van de Republiek Suriname,

zetelende te Paramaribo,

verweerder, hierna aangeduid als “de Staat”,

gemachtigde: mr. A.W. van der San, advocaat,

spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende door het Hof van Justitie op de voet van artikel 79 van de Personeelswet als rechter in ambtenarenzaken gewezen vonnis uit.

1.Het procesverloop

1.1 Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

– het verzoekschrift met producties d.d. 23 augustus 2012, ter Griffie van het Hof van Justitie ontvangen op 23 augustus 2012;

– het verweerschrift met producties d.d. 05 oktober 2012, ter Griffie van het Hof van Justitie ontvangen op 24 september 2012;

– de beschikking van het hof d.d. 04 december 2012, waarbij het verhoor van partijen is bepaald op 01 februari 2013;

– het proces-verbaal van verhoor van partijen d.d. 01 maart 2013;

– de conclusie tot overlegging van productie aan de zijde van de Staat d.d. 01 maart 2013;

– de overlegging van producties aan de zijde van [eiseres] d.d. 18 april 2013;

– pleitnota met productie, overgelegd op 07 juni 2013;

– antwoordpleitnota, overgelegd op 19 juli 2013;

– repliekpleidooi, overgelegd op 02 augustus 2013;

– dupliekpleitnota, overgelegd op 01 november 2013.

1.2 De uitspraak van het vonnis is bij vervroeging bepaald op heden.

2.De feiten

2.1 Het gaat in deze zaak om het volgende.

[eiseres] is met ingang van 07 februari 2008 bij beschikking d.d. 21 oktober 2008 van het Ministerie van Binnenlandse Zake overgeplaatst naar het Ministerie van Justitie en Politie.

2.2 In januari 2008 is [eiseres] als ambtenaar toegelaten tot de opleiding voor een functie bij de Rechterlijke macht (RAIO) ten behoeve van de Staande Magistratuur.

De toelating is geschied ingevolge het Reglement Selectie en opleiding Rechterlijke Macht (S.B. 1976 no. 54, gewijzigd bij S.B. 2006, no. 66).

2.3 Bij schrijven van de minister van Justitie en Politie d.d. 13 januari 2011 Sur11/00205 is aan [eiseres] het besluit medegedeeld dat zij de Raio opleiding ten behoeve van de Staande Magistratuur niet mag voortzetten.

2.4 [eiseres] is op 06 mei 2011 tegen het hiervoor vermeld besluit in beroep gegaan bij de President van de Republiek Suriname.

2.5 Bij schrijven d.d. 26 juli 2011 heeft het Kabinet van de President van de Republiek Suriname namens de President aan [eiseres] medegedeeld dat hij geen aanleiding ziet het besluit van de Minister van Justitie en Politie te wijzigen.

3.De vordering, de grondslag daarvan en het verweer

3.1 [eiseres] vordert, om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,:

I) de beschikking d.d. 13 januari 2012 met nummer Sur11/00205, waarbij de RAIO opleiding Staande Magistratuur voor haar is beëindigd, nietig te verklaren;

II) de Staat te veroordelen om [eiseres] weder toe te laten tot het volgen van haar RAIO opleiding Staande Magistratuur zodra de eerstvolgende mogelijkheid daartoe zich aandient, onder verbeurte van een dwangsom van SRD 2.500,-, althans een door het Hof in goede justitie te bepalen bedrag, voor iedere dag dat de Staat weigert aan de uitvoering van dit vonnis te voldoen;

III) met veroordeling van de Staat in de kosten van dit geding.

3.2 [eiseres] legt – verkort en zakelijk weergegeven – aan haar vordering ten grondslag dat de Staat in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehandeld, te weten met het motiveringsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel, het evenredigheidsbeginsel en het proportionaliteitsbeginsel.

3.3 De Staat heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer komt het Hof, voor zover voor de beslissing van belang, hierna in de beoordeling terug.

4.Bevoegdheid

4.1 Het Hof stelt het volgende voorop: Op grond van artikel 79 lid 1 sub a van de Personeelswet oordeelt het hof onder meer over vorderingen tot nietigverklaring van een ten aanzien van een ambtenaar of gewezen ambtenaar genomen, voor nietigverklaring vatbaar, besluit wegens strijd met een wettelijk voorschrift of wegens kennelijk ander gebruik van een bevoegdheid dan tot het doel waartoe die bevoegdheid is gegeven, dan wel wegens strijd met enig in het algemeen rechtsbewustzijn levend beginsel van behoorlijk bestuur. Blijkens het tweede lid van dat artikel zijn besluiten tot schorsing of ontslag vatbaar voor nietigverklaring.

Uit de stellingen en weren van partijen en tijdens het verhoor van partijen is gebleken dat [eiseres] het door de Staat genomen besluit tot beëindiging van de opleiding aanvecht, hetgeen niet valt onder een besluit als bedoeld in het tweede lid van artikel 79 van de Personeelswet. Dit leidt tot de slotsom dat het hof onbevoegd is om kennis van de onderhavige vordering te nemen en zal zich daarom ter zake onbevoegd verklaren.

4.2 De overige stellingen en weren van partijen behoeven geen bespreking, omdat die tot geen andere uitkomst in de onderhavige zaak zullen leiden.

4.3 [eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.

5.De beslissing

Het hof:

5.1 Verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het gevorderde.

5.2 Veroordeelt [eiseres] in de proceskosten tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

Aldus gewezen door: mr. S.M.M. Chu, Fungerend-President, mr. R.G. Chatterpal, Lid en mr.A.Johanns, Lid-Plaatsvervanger en door de Fungerend-President bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van vrijdag 03 november 2017, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein, Fungerend-Griffier.

w.g. S.C. Berenstein w.g. S.M.M. Chu

Bij de uitspraak ter terechtzitting is verschenen advocaat mr. C.S. Djajadi namens advocaat mr. A.E. Telting, gemachtigde van verzoekster terwijl verweerder noch bij gemachtigde noch bij vertegenwoordiging is verschenen.

Voor afschrift

De Griffier van het Hof van Justitie,

mr. M.E. van Genderen-Relyveld