- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer GR-15239
- Uitspraakdatum 03 november 2017
- Publicatiedatum 26 maart 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Staking executie. Nu het onderhavige verzoek een wettelijke grondslag ontbeert en verzoeker voor het overige geen gronden heeft aangevoerd die ertoe kunnen leiden dat de tenuitvoerlegging van het vonnis redelijkerwijs moet worden gestaakt, is het hof in Raadkamer dan ook van oordeel dat het belang van verweerder om het vonnis onmiddellijk ten uitvoer te leggen zwaarder dient te wegen dan het belang van verzoeker om niet te hoeven betalen voordat in het hoger beroep uitspraak is gedaan.
Het hof in Raadkamer overweegt dat er van misbruik van het recht van executie van een vonnis sprake is indien de executant (i) zijn bevoegdheid uitoefent met geen ander doel dan om een ander te schaden of (ii) met een ander doel dan waarvoor zij verleend is, dan wel (iii) dat hij, in aanmerking nemend de onevenredigheid bij het belang bij de uitoefening en het belang dat daarbij wordt geschaad, in redelijkheid niet tot uitoefening van zijn bevoegdheid had kunnen komen.
Artikel 55 en 272 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Uitspraak
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
BESCHIKKING
in de zaak van:
A. N.V. CULTUURONDERNEMING NICKERIE (N.V. CON),
B.[naam]e.a.,
ten deze domicilie kiezende aan Frederik Derbystraat 13-13A te Paramaribo ten kantore van Sewcharan Advocaten,
verzoekers,
gemachtigde: mr. G.R. Sewcharan, advocaat,
tegen
YAMUNA N.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.E. Debipersad, advocaat,
spreekt de Fungerend-President, in naam van de Republiek, op de voet van artikel 272 van het Surinaams Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de navolgende beschikking uit.
Partijen worden hierna aangeduid als N.V. CON c.s. en YAMUNA N.V.
1 Het procesverloop
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
– het verzoekschrift met producties ingediend ter griffie van het Hof van Justitie op 09 juli 2017;
– het proces-verbaal van het verhandelde in Raadkamer van het Hof van Justitie d.d. 26 juli 2017, inhoudende een toelichting op het verzoekschrift;
– de conclusie van antwoord met producties ingediend ter griffie van het Hof van Justitie op 02 augustus 2017;
– de conclusie van repliek met producties ingediend ter griffie van het Hof van Justitie op 08 augustus 2017;
– de conclusie van dupliek ingediend ter griffie van het Hof van Justitie op 14 augustus 2017.
1.2 Vervolgens is beschikking bepaald.
2 De feiten
2.1 Bij vonnis in het incident en in de hoofdzaak, uitvoerbaar bij voorraad, van 24 maart 2015, bekend onder A.R. no. 07-5354, heeft de kantonrechter in het Eerste Kanton in het incident de incidentele eisers niet-ontvankelijk verklaard in hun incidentele vordering alsmede veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van YAMUNA N.V. en N.V. CON gevallen en tot aan de uitspraak begroot op nihil. Voorts heeft de kantonrechter in het Eerste Kanton in de hoofdzaak de tussen partijen bestaand hebbende huurovereenkomst d.d. 01 augustus 1997 ontbonden en N.V. CON veroordeeld om aan YAMUNA N.V. te betalen:
– de som van € 80.000,- (tachtig duizend Euro) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2009 tot aan de algehele voldoening, alsmede om, om de zes maanden, voor het eerst op 29 juli 2010 aan YAMUNA N.V. te betalen het bedrag van € 40.000,- (veertig duizend Euro) totdat het bedrag van € 800.000.- (achthonderd duizend Euro) algeheel en volledig zal worden voldaan;
-buitengerechtelijke kosten ad. € 120.000,- (éénhonderd en twintig duizend Euro).
2.2 Tegen voormeld vonnis heeft N.V. CON c.s. hoger beroep ingesteld en de zaak is reeds in behandeling genomen.
3 Het geschil
3.1 N.V. CON c.s. vorderen:
de werking van voornoemd vonnis jegens hun te staken c.q. de tenuitvoerlegging ervan te staken, zolang in het hoger beroep niet is beslist, een en ander op straffe van een dwangsom.
3.2 In verband met de onderhavige vordering hebben N.V. CON c.s. aangevoerd dat zij ten onrechte veroordeeld zijn tot het betalen van voormelde bedragen en derhalve daartegen in hoger beroep zijn gegaan. N.V. CON c.s. vrezen dat het executeren van het vonnis met zich zal meebrengen dat zij zal ophouden te bestaan c.q. al haar bezittingen zal kwijtraken vanwege het feit dat YAMUNA N.V. niet in staat zal zijn om de geldelijke voorzieningen te treffen bij een later vernietigd besluit. Op grond hiervan zijn zij van mening dat de executie van het beroepen vonnis dient te worden gestaakt, totdat in hoger beroep zal zijn beslist.
3.3 YAMUNA N.V. heeft hiertegen verweer gevoerd, waarop voor zover nodig, nader zal worden ingegaan.
4 De beoordeling
4.1 Het hof stelt voorop dat in de onderhavige procedure in het kader van de executie geen ruimte is voor een beoordeling van die kwesties die in het beroepen vonnis aan de orde zijn gesteld.
4.2 Ingevolge artikel 272 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn N.V. CON c.s., wanneer buiten de gevallen bij wet voorzien de voorlopige tenuitvoerlegging van een vonnis bevolen is, bevoegd om bij afzonderlijk verzoekschrift aan het Hof van Justitie het verzoek te doen, dat de executie wordt gestaakt.
4.3 Uit de stellingen en weren van partijen is gebleken dat N.V. CON het rechtsmiddel van hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in het Eerste Kanton de dato 24 maart 2015, bekend onder A.R. no. 07-5354, waarbij N.V. CON onder meer is veroordeeld om aan YAMUNA N.V. te betalen de som van € 80.000,- (Tachtigduizend Euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2009 tot aan de algehele voldoening, alsmede om, om de zes maanden, voor het eerst op 29 juli 2010 aan YAMUNA N.V. te betalen het bedrag van € 40.000 (Veertigduizend Euro) totdat het bedrag van € 800.000,- (Achthonderdduizend Euro) algeheel en volledig zal worden voldaan alsmede om aan YAMUNA N.V. te betalen de buitengerechtelijke kosten ad. € 120.000,- (Eenhonderd en twintigduizend Euro).
4.4 In afwachting van de behandeling van onderhavige verzoek, hebben N.V. CON c.s. in kort geding schorsing van de executie van het vonnis gevorderd totdat er in hoger beroep een beslissing wordt genomen in onderhavige zaak.
4.5 YAMUNA N.V. heeft als meest verstrekkend verweer aangevoerd dat het verzoek van N.V. CON c.s. moet worden afgewezen omdat de executie van het vonnis voortvloeit uit een op grond van artikel 55 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis weshalve het in deze dus wel een bij wet voorzien geval betreft waardoor het verzoek van N.V. CON c.s. een wettelijke grondslag ontbeert. Ter adstructie heeft YAMUNA N.V. overgelegd de beschikking van het Hof van Justitie d.d. 21 april 2015, G.R. No. 15008.
4.6 Het hof in Raadkamer is van oordeel dat de verplichting tot betaling voortvloeit uit een op grond van artikel 55 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis. In deze betreft het dus wel een bij wet voorzien geval waardoor het verzoek een wettelijke grondslag ontbeert en derhalve het verweer van YAMUNA N.V. gegrond is.
4.7 Met betrekking tot de vraag of YAMUNA N.V. misbruik maakt van haar executie recht door het vonnis nu reeds te executeren in afwachting op de behandeling in hoger beroep, overweegt het hof in Raadkamer dat er van misbruik van het recht van executie van een vonnis sprake is indien de executant (i) zijn bevoegdheid uitoefent met geen ander doel dan om een ander te schaden of (ii) met een ander doel dan waarvoor zij verleend is, dan wel (iii) dat hij, in aanmerking nemend de onevenredigheid bij het belang bij de uitoefening en het belang dat daarbij wordt geschaad, in redelijkheid niet tot uitoefening van zijn bevoegdheid had kunnen komen. (zie Gerechtshof Amsterdam 16 april 2013, 200.100.250/01 KG). Het hof in Raadkamer is van oordeel dat het gebruik maken van het executie recht van YAMUNA N.V. niet ertoe leidt dat er sprake is, althans dat die handeling van haar aangemerkt moet worden als misbruik van recht.
4.8 N.V. CON c.s. voeren aan dat er reeds twee oude executoriale beslagen rusten op de percelen van N.V. CON die dateren van 1989 en 1995 van dezelfde schuldeiser, te weten Manglie’s Rijstbedrijf N.V. en dat YAMUNA N.V. in strijd handelt met de wet door Manglie’s Rijstbedrijf N.V. niet in kennis te stellen van haar voornemen om tot openbare verkoop over te gaan. Immers zou aan Manglie’s Rijstbedrijf N.V. eerst het recht daartoe toekomen.
4.9 Naar het oordeel van het hof in Raadkamer maakt YAMUNA N.V. gebruik van een wettelijke bevoegdheid, het vonnis van kantonrechter in het Eerste Kanton de dato 24 maart 2015, bekend onder A.R. no. 07-5354, om tot executie over te gaan.
4.10 Gelet op de vrees die bij N.V. CON c.s. bestaat, dat het executeren van het vonnis met zich zal meebrengen dat zij zal ophouden te bestaan c.q. al haar bezittingen zal kwijtraken vanwege het feit dat YAMUNA N.V. niet in staat zal zijn om de geldelijke voorzieningen te treffen bij een later vernietigd besluit, overweegt het hof in Raadkamer dat uit het verhandelde in raadkamer en de overgelegde bescheiden N.V. CON niet heeft aangevoerd althans op geen enkele wijze heeft aangegeven op welke manier zij aan de veroordeling c.q. verplichting tot betaling wil voldoen.
4.11 Het hof in Raadkamer komt tot de slotsom dat nu het onderhavige verzoek een wettelijke grondslag ontbeert en N.V. CON c.s. voor het overige geen gronden heeft aangevoerd die ertoe kunnen leiden dat de tenuitvoerlegging van het vonnis redelijkerwijs moet worden gestaakt, is het hof in Raadkamer dan ook van oordeel dat het belang van YAMUNA N.V. om het vonnis onmiddellijk ten uitvoer te leggen zwaarder dient te wegen dan het belang van N.V. CON c.s. om niet te hoeven betalen voordat in het hoger beroep uitspraak is gedaan. Het verzoek van N.V. CON c.s. wordt dan ook afgewezen.
4.12 N.V. CON c.s. wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van het geding.
5. BESCHIKKENDE:
Het Hof:
5.1 Wijst het verzoek af;
5.2 Veroordeelt N.V. CON c.s. in de proceskosten, aan de zijde van YAMUNA N.V. gevallen en tot op heden begroot op nihil.
Aldus gegeven in Raadkamer van het Hof van Justitie op vrijdag 3 november 2017 door: mr.R.G. CHATTERPAL, Fungerend-President, mr. D.G.W. KARAMAT ALI, Lid en mr. I. SONAI, Lid-Paatsvervanger in tegenwoordigheid van de Fungerend-Griffier, mevr. N.N. AMATKARIJO LL.B.
w.g. N.N. Amatkarijo w.g. R.G. Chatterpal
w.g. D.G.W. Karamat Ali
w.g. I.Sonai
Voor afschrift
De Griffier van het Hof van Justitie,
Mr. M.E. van Genderen-Relyveld