SRU-HvJ-2017-21

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer A-837
  • Uitspraakdatum 17 februari 2017
  • Publicatiedatum 02 april 2019
  • Rechtsgebied Ambtenarenrecht
  • Inhoudsindicatie

    Ambtenarenrecht, ontslag wegens arbeidsongeschiktheid. Motivering ontslagbesluit.
    in artikel 69 tweede lid onder f van de Personeelswet.

Uitspraak

HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME

In de zaak van

[verzoekster],
wonende te [district],
verzoekster, hierna aangeduid als [verzoekster],
gemachtigde: mr. G.A.T.T. Sitaram, advocaat,

tegen

DE STAAT SURINAME
meer in het bijzonder het Ministerie van Volksgezondheid,
zetelende te Paramaribo,
verweerder,
gevolmachtigde: mr. R. Autar, substituut officier van justitie,

spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende door het Hof van Justitie op de voet van artikel 79 van de Personeelswet als gerecht in ambtenarenzaken gewezen vonnis uit.

Het procesverloop
1.1. Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
– het verzoekschrift ter griffie ingekomen op 19 december 2013 (met twee producties);
– de beschikking van het Hof van 07 april 2014 waarbij het verhoor van partijen is bepaald op 02 mei 2014;
– het proces-verbaal van het nader op 18 juli 2014 gehouden verhoor van partijen;
– een aantal producties in totaal 23 pagina’s belopende overgelegd zijdens de Staat op 01 augustus 2014;
– een conclusie tot uitlating zijdens verzoekster over de door de Staat overgelegde producties d.d. 17 oktober 2014;

1.2. De rechtsdag voor de uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

De feiten
2. Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet, althans niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist, dan wel op grond van de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, het volgende vast:

2.1. [verzoekster] is op 06 november 1998 op basis van een arbeidsovereenkomst [nummer 1] in dienst getreden van verweerder, met name het ’s Lands Hopitaal te Paramaribo en belast met de funcie van Interieur Verzorgster ingedeeld in functiegroep 3, functieschaal 3C.

2.2. Blijkens een verklaring van de Geneeskundige Commissie van 11 april 2013 is Vanier arbeidsongeschikt bevonden.

2.3. [verzoekster] is bij beschikking d.d. 04 oktober 2013 [nummer 2], ingevolge artikel 69 lid 2 sub f juncto 71 lid 4 van de Personeelswet ingaande 01 januari 2014 ontslag uit Staatsdienst verleend. Voor zover van belang is [verzoekster] het volgende medegedeeld:
“ dat de op arbeidsovereenkomst diendende landsdienaar belast met de functie van Interieur Verzorgster ingedeeld in functiegroep 3/schaal 3C, in———————-’s Lands Hospitaal te Paramaribo van het Ministerie van Volksgezondheid, mw. Conchita Hillery Vanier, blijkens de verklaring van de Geneeskundige Commissie van 11 april 2013, arbeidsongeschikt is bevonden;
dat [verzoekster] voornoemd, derhalve uit Staatsdienst dient te worden ontslagen, ingevolge artikel 69 lid 2 sub f van de “Personeelswet”.”

De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
3.1. [verzoekster] vordert -zakelijk weergegeven- bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van het Hof van Justitie in Ambtenarenzaken:
a) de beschikking van 04 oktober 2013 [nummer 2] op elk der voorgeschreven gronden alsmede deze in ondeling verband en samenhang beschouwd te vernietigen althans nietig te verklaren;
b) veroordeling van verweerder tot rehabilitatie van verzoekster onder verbeurte van een dwangsom van SRD 1.000,= per dag, althans een door het Hof in goede justitie te bepalen bedrag voor iedere dag dat verweerder weigert uitvoering te geven aan het vonnis.

3.2. [verzoekster] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij is ontslagen wegens de vaststelling van de Geneeskundige Commissie. Echter raakt de rapportage van de Geneeskundige Commissie kant nog wal, vanwege de hoge mate van obscuriteit. [verzoekster] geeft ook aan dat zij niet in staat was terzake verweer te voeren.

3.3. [verzoekster] stelt tenslotte dat het besluit van de Minister van Volksgezondheid in strijd is met het motiverings- en het gelijkheidsbeginsel als zijnde algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

3.4. Van verweerder is er, na het verstrijken van de termijn van zes weken conform artikel 714d van de Personeelswet, geen verweerschrift ter Griffie ontvangen.

Bevoegdheid
4. Op grond van artikel 79 lid 1 sub a van de Personeelswet oordeelt het Hof onder meer over vorderingen tot nietigverklaring van een ten aanzien van een ambtenaar of gewezen ambtenaar genomen, voor nietigverklaring vatbaar, besluit wegens strijd met een wettelijk voorschrift of wegens kennelijk ander gebruik van een bevoegdheid dan tot het doel waartoe die bevoegdheid is gegeven, dan wel wegens strijd met enig in het algemeen rechtsbewustzijn levend beginsel van behoorlijk bestuur. Blijkens artikel 79 lid 2 sub e van de Personeelswet zijn besluiten tot schorsing of ontslag vatbaar voor nietigverklaring. Dit leidt tot de gevolgtrekking dat het Hof bevoegd is kennis te nemen van de vordering van [verzoekster].

Ontvankelijkheid
5. Geconstateerd wordt dat [verzoekster] opkomt tegen het besluit van de Minister van Volksgezondheid waarin haar ontslag uit Staatsdienst wordt aangezegd. Nu het besluit van de Minister [verzoekster] heeft bereikt op 21 november 2013 en het verzoekschrift ten Griffie is ontvangen op 19 december 2013 concludeert het Hof dat [verzoekster] ontvankelijk is in haar vordering daar deze op grond van artikel 80 lid 1 van de Personeelswet binnen een maand na het besluit van de Minister aan haar kenbaar is gemaakt, is ingediend.

Beoordeling van het geschil
6.1. Het Hof constateert dat artikel 69 lid 2 sub f van de Personeelswet aangeeft dat aan een ambtenaar, behalve wegens plichtsverzuim, ook ontslag kan worden verleend indien hij blijkens de resultaten van een geneeskundig onderzoek hetzij uit hoofde van ziekten en gebreken blijvend ongeschikt is zijn betrekking te vervullen. Uit de door verweerder overgelegde stukken, welke door [verzoekster] niet genoegzaam gemotiveerd zijn weersproken, blijkt dat [verzoekster] vaker voor langere perioden wegens ziekte niet in staat was haar werkzaamheden te verrichten. Zo staat alszijnde niet weersproken onder meer vast, dat [verzoekster] 138 ziekte dagen had in 2011 en 199 ziekte dagen in 2012.

6.2. Op 28 januari 2013 heeft het Hoofd Personeelsbeheer en Loonadministratie een schrijven gericht aan de Geneeskundige Commissie waarin gevraagd wordt dat er door voornoemde commissie een onderzoek wordt ingesteld naar de arbeidsgeschiktheid van [verzoekster].
De Geneeskundige Commissie heeft een verklaring betreffende ziekteverlof d.d. 11 april 2013 uitgegeven, waaruit blijkt dat [verzoekster] door haar is onderzocht en dat vrijstelling van dienst wegens ziekte voor herstel van gezondheid voor de tijd 26 t/m 31 jan; 21 t/m 24 febr; 21, 22, 13 mrt; 05, 13, 16, 17, 18 apr; 02, 23 t/m 29 mei; 21, 22, juni; 20 t/m 30 juli; 13 t/m 31 aug; 01 sept t/m 31 dec 2012 en 01 jan t/m 31 mei 2013 noodzakelijk is. Tevens heeft de Geneeskundige Commissie een verklaring betreffende afkeuring voor ’s Landsdienst d.d. 11 april 2013 uitgegeven waarbij zij heeft verklaard [verzoekster] te hebben onderzocht en bevonden te hebben dat onderzochte bijvend ongeschikt is zijn (lees: haar) betrekking te vervullen door één der oorzaken genoemd in artikel 69 tweede lid onder f van de Personeelswet.

6.3 Gelet op de langdurige ziekte van [verzoekster], één en ander zoals dat hierboven is beschreven, is het voor het Hof niet onbegrijpelijk dat verweerder [verzoekster] op enig moment naar de Geneeskundige Commissie heeft gestuurd ter keuring. Dat de Geneeskundige Commissie gelet op het voorgaande tot de bevinding is gekomen dat [verzoekster] blijvend arbeidsongeschikt is, is naar ’s Hovens oordeel eveneens niet onbegrijpelijk. De motivering in het genomen ontslagbesluit, met name dat [verzoekster] blijkens de verklaring van de Geneeskundige Commissie d.d. 11 april 2013 arbeidsongeschikt is bevonden, is naar oordeel van het Hof genoegzaam, hetgeen tot gevolg heeft dat de stelling van [verzoekster] dat verweerder het motiveringsbeginsel heeft geschonden, geen doel treft en dat hieraan wordt voorbijgegaan.

6.4 Voor wat betreft de grondslag van de vordering dat verweerder in strijd heeft gehandeld met het gelijkheidsbeginsel oordeelt het Hof dat [verzoekster] onvoldoende heeft gesteld om eventuele niet in achtneming van het gelijkheidsbeginsel te kunnen toetsen. Gelet hierop wordt aan deze grond danook voorbijgegaan. Eén en ander heeft tot gevolg dat de vordering van [verzoekster] zal worden afgewezen.

6.5 Gelet op het overgelegde certificaat van onvermogen wordt [verzoekster] toegestaan ten deze kosteloos te procederen.

De beslissing
Verstaat dat [verzoekster] ten deze kosteloos procedeert;

Wijst het gevorderde af.

Aldus gewezen door: mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President, mr. A.C. Johanns en
mr. G.L. de Miranda, Leden-Plaatsvervanger en
w.g. D.D. Sewratan

door mr. A. Charan, Fungerend-President, bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag 17 februari 2017, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein, Fungerend-Griffier.

w.g. S.C. Berenstein w.g. A. Charan

Partijen, verzoekster vertegenwoordigd door mr. P. Chen namens mr. G.A.T.T. Sitaram, gemachtigde van verzoekster en verweerder vertegenwoordigd door mr. R. Rathipal namens mr. R. Autar, gevolmachtigde van verweerder, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.
Voor afschrift
De Griffier van het Hof van Justitie,

mr. M.E. van Genderen-Relyveld