- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer GR-15047
- Uitspraakdatum 17 november 2017
- Publicatiedatum 08 april 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Procesrecht. Rechtsgeldigheid van de veilingakte.
Uitspraak
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
In de zaak van
A. [appellant sub A],
B. [appellant sub B],
beiden wonende te [district],
appellanten, hierna gezamenlijk aangeduid als “[appellanten]”,
gemachtigde: mr. G.R. Sewcharan, advocaat,
tegen
A. [geïntimeerde A],
B. [geïntimeerde B],
beiden wonende te [district],
geïntimeerden, hierna gezamenlijk aangeduid als “[geïntimeerden],
gemachtigde: mr. D. Chocolaad, advocaat,
inzake het hoger beroep van het door de kantonrechter in het eerste kanton uitgesproken vonnis van 1 november 2005 (A.R.No. 02-0028) tussen [geïntimeerden] als eisers en [appellanten] als gedaagden,
spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit.
Het procesverloop in hoger beroep
1.1 Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit de volgende processtukken en handelingen:
– de verklaring van de griffier waaruit blijkt dat [appellanten] bij schriftelijke verklaring van hun procesgemachtigde op 7 november 2005 hoger beroep hebben ingesteld;
– de pleitnota d.d. 5 februari 2016, met producties;
– de antwoord pleitnota d.d. 1 april 2016, met een productie;
– de repliek pleitnota d.d. 7 oktober 2016, met producties;
– de dupliek pleitnota d.d. 3 februari 2017, met producties;
– de akte tot uitlating producties zijdens [appellanten] d.d. 4 mei 2017.
1.2 De rechtsdag voor de uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
De ontvankelijkheid
2 [appellanten] zijn niet ter terechtzitting verschenen op de dag van de uitspraak.
Het vonnis is bij griffiersbrief van 13 februari 2006 aan partijen toegezonden.
[appellanten] hebben bij schrijven van hun gemachtigde op 7 november 2005 appèl aangetekend.
Gelet op het voorgaande hebben [appellanten] tijdig appèl aangetekend tegen voormeld vonnis, nu dit binnen de wettelijke termijn is geschied, zodat zij ontvankelijk zijn in het ingesteld hoger beroep.
De feiten
3.1 [geïntimeerden] hebben bij akte krediethypotheek op 23 oktober 1990 verleden ten overstaan van notaris mr. L.D. Hira Sing ten behoeve van de Surinaamse Bank N.V. – hierna aangeduid als “DSB”- hypotheek doen vestigen op onder meer het perceelland, met al hetgeen daarop staat, groot 2.26 ha. gelegen te [district], aangeduid op de kaart van de landmeter C.W. Mecidi de dato 31 oktober 1958 met de letters EFGHIBCD en uitmakende het resterende gedeelte van het perceelland, groot 3.18 ha, instede van 3,26 ha, zoals gemeld op de figuratieve kaart van de landmeter F. Emanuels de dato 13 mei 1947 met de letters AB’C’D, gedeelte van de [plantage], gelegen aan de linkeroever van de Surinamerivier, welk onroerend goed hierna wordt aangeduid als “het perceelland”.
3.2 De akte krediethypotheek is op 21 november 1990 ingeschreven ten hypotheekkantore in register B [nummer 1].
3.3 [geïntimeerden] hebben bij akte van 8 januari 1991 verleden ten overstaan van notaris R.S. Hira Sing een deel van het perceelland, en wel een gedeelte groot 1,7185 ha, gelegen aan [adres 1], aangeduid op de kaart van de landmeter G.R. Liesdek de dato 12 december 1990 met de letters BIKC, hierna aangeduid als “perceel A”, verkocht en geleverd aan [naam 1], [naam 2] en [naam 3], die hierna gezamenlijk worden aangeduid als “[groep]”. Voornoemde akte is op het hypotheekkantoor ingeschreven op 11 januari 1991 in register C [nummer 2].
3.4 DSB heeft wegens een achterstand in de terugbetaling van de hypothecaire lening verstrekt aan [geïntimeerden], aan notaris W.H. Tjon – verder aangeduid als “de notaris”- de opdracht verstrekt tot openbare verkoop van het perceelland, met uitzondering van perceel A. In de aan de openbare verkoop vooraf gegane advertenties is bekend gemaakt dat het perceelland zou worden verkocht, met uitzondering van perceel A.
3.5 Op de dag der openbare verkoop is het perceelland, inclusief perceel A, geveild.
Perceel A is gegund aan Balona N.V.; het resterend gedeelte van het perceelland groot 5467 m² – hierna aangeduid als “perceel B”- is gegund aan [appellanten].
3.6 In de van de openbare verkoop door de notaris opgemaakte akte gedateerd 8 februari 1994 – hierna aangeduid als de veilingakte – is vermeld dat [geïntimeerden] aan DSB hypotheek hebben verleend onder meer op:
4. Het perceel land, met al hetgeen daarop staat, groot twee hektaren en zesentwintig aren, gelegen te [district] aan[adres 2], aangeduid op de kaart van de landmeter C.W. Mecidi de dato eenendertig oktober negentienhonderd achtenvijftig en op die van de landmeter C.R. Liesdek de dato drie augustus negentienhonderd vijfentachtig met de letters EFGHIBCD en uitmakende het resterend gedeelte van het perceel land, groot drie hektare achttien aren in stede van drie hektaren en zesentwintig aren, zoals gemeld op de Figuratieve kaart van de landmeter F. Emanuels de dato dertien mei negentienhonderd zevenenveertig met de letters A B;C;D, gedeelte van de [plantage], gelegen aan de linkeroever van de Surinamerivier, welk perceel blijkens de uitmetingskaarten van de landmeter R.R. Lieuw Kie Song de dato eenentwintig februari negentienhonderd vierennegentig na goedkeuring van de Directeur van Openbare Werken de dato eenentwintig februari negentienhonderd vierennegentig nummer 316 in twee gedeelten is verdeeld, te weten:
a. het gedeelte, groot zeventienduizend eenhonderd zesennegentig vierkante meter op de uitmetingskaart van de landmeter R.R. Lieuw Kie Song de dato eenentwintig februari negentienhonderd vierennegentig aangeduid met de letters BCKJ en
b. het resterend gedeelte, groot vijfduizend vierhonderd zevenenzestig vierkante meter op de uitmetingskaart van de landmeter R.R. Lieuw Kie Song de dato eenentwintig februari negentienhonderd vierennegentig aangeduid met de letters DEFGHK. (…)
In de veilingakte is tevens vermeld:
Nu de totale opbrengst van beide wijzen van veiling bekend zijn(…) verklaarde de requirante (…) het gedeelte groot zeventienduizend eenhonderd zesennegentig vierkante meter, aangeduid met de letters BCKJ en het resterend gedeelte groot vijfduizend vierhonderd zevenenzestig vierkante meter, aangeduid met de letters DEFCHK van het sub 4 omschreven onroerend goed, respektievelijk toe te wijzen aan de naamloze vennootschap BALONA N.V., (…) en [appellant sub A] en [appellant sub B] voornoemd.
De veilingakte is ten hypotheekkantore overgeschreven in register C [nummer 3].
3.6 [groep] heeft in een procedure in kort geding gevorderd dat Balona N.V. wordt bevolen c.q. zal worden gelast om alle activiteiten en/of handelingen met betrekking tot perceel A onmiddellijk te staken, alsook dat Balona N.V. zal worden veroordeeld om zich te onthouden van elke handeling die het eigendomsrecht van [groep] kan schaden.
De kantonrechter heeft bij vonnis in kort geding van 1 december 1994 de gevraagde voorzieningen geweigerd.
3.7 [groep] is vervolgens in hoger beroep gekomen tegen het onder 3.6 genoemd vonnis.
Het Hof van Justitie heeft hierop in hoger beroep bij vonnis de dato 2 juni 1995, G.R.No. 13492, in kort geding onder meer overwogen op pagina 10 e.v.:
9. dat in dit geding partijen twisten over de vraag wie thans de eigenaar of eigenaren van het perceelland is dat de appellanten van de schuldenaren gekocht en geleverd gekregen hebben, welk perceelland de geïntimeerde op de veiling (openbare verkoping) d.d. 8 februari 1994 gekocht heeft en naderhand geleverd gekregen heeft door de overschrijving van de akte proces-verbaal van veiling en toewijzing ten hypotheekkantore op 13 april 1994 in register C [nummer 3] (…)
Overwegende, dat naar Hof’s oordeel aan het voorschrift van openbaarheid eerst dan voldaan is als:
a. het publiek in het algemeen in de gelegenheid gesteld is de veiling bij te wonen en
b. een ieder uit het publiek zonder aanziens des persoons in de gelegenheid gesteld is koper te worden, waaraan i.c. door de schuldeiseres niet voldaan is met betrekking tot het perceel, groot 1.7185 ha, dat door de appellanten verkregen was, omdat dat perceel juist van die openbare verkoping uitgezonderd was en heeft de schuldeiseres danook onbevoegdelijk dat uitgezonderd perceel verkocht en geleverd aan de geïntimeerde;
Overwegende, dat in casu de schuldeiseres (DSB) niet alleen in strijd met het bovenoverwogene gehandeld heeft doch heeft zij het onderwerpelijke hypothecair verbonden onroerend goed (…) achteraf in twee delen doen splitsen (…) en heeft die twee delen aan twee verschillende kopers toegewezen (…) tot welke splitsing zij elke bevoegdheid miste, hebbende zij slechts de bevoegdheid krachtens het hypotheekrecht om het verbonden goed – zoals dat dus aan haar verbonden was – in het openbaar te doen verkopen, etc. (zie artikelen 1207 lid 2 en 1239 BW en beding 7 van de onderhavige hypotheekakte);
Overwegende, dat ten overstaan van notaris W.H. TJON de voormelde openbare verkoping gehouden is op 8 februari 1994, op welke dag ten overstaan van hem als openbaar ambtenaar alle veilinghandelingen verricht zijn blijkende van een en ander uit de daarvan door hem opgemaakte procesverbaalakte met het slot: “dit proces-verbaal opgemaakt en gesloten ter plaatse, ten dage en jare in hoofde gemeld, in tegenwoordigheid van …… als getuigen, die met de requirante, de kopers en mij notaris, dit proces-verbaal onmiddellijk na voorlezing hebben ondertekend – doch dat het niet mogelijk is dat die notaris in die procesverbaalakte feiten relateert die ná 8 februari 1994 plaatsgevonden hebben als de splitsing (verdeling) van het sub 1 bovengenoemde perceel en twee delen op 21 februari 1994 door landmeter R.R. LIEUW KIE SONG en is die akte dan ook niet een authentieke akte als vereist in artikel 670 BW voor de rechtsgeldige overdracht van onroerende zaken, omdat in zo’n authentieke akte (een notariële procesverbaalakte is zo’n akte) slechts feiten kunnen worden gerelateerd die anterieur zijn aan de dag (en het uur) van het opmaken daarvan;
Overwegende, dat de appellanten 5 grieven tegen de beslissing van de eerste rechter aangevoerd hebben en dat uit het boven overwogene blijkt dat de eerste grief (klagende over de openbare verkoop van het perceel van appellanten als derde verkrijgers door de hypotheekhouders, terwijl van die verkoop geen openlijke aankondiging gedaan was en de vijfde grief (klagende over de overweging van de Kantonrechter dat de geïntimeerde het door haar gekochte perceel op een regelmatige wijze heeft verkregen) gegrond zijn omdat:
a. een hypotheekhouder niet bevoegd is een aan hem hypothecair verbonden onroerend goed anders dan na openlijke bekendmaking te verkopen en
b. is hij in het geheel niet bevoegd zo’n onroerend goed (perceel) in delen als aparte, zelfstandige percelen te verkopen;
Overwegende, dat bovendien (c) i.c. zoals boven overwogen is (…) de proces- verbaal akte d.d. 8 februari 1994 door notaris W.H. TJON opgemaakt een feitenrelaas bevat (vermelding van feiten, die die notaris op die dag niet heeft kunnen waarnemen en vastleggen), omdat die naderhand plaatsgegrepen hebben en die die akte ongeschikt maken om een rechtsgeldige eigendomsoverdracht te bewerkstelligen;
Overwegende, dat de feiten a, b en c elk op zich tot consequentie hebben dat de verkoop en de daarop gevolgde levering aan de geïntimeerde van het perceel groot 17196 m2, niet rechtsgeldig geschied is en is zij daarvan dus geen eigenaar geworden, welk perceel hetzelfde is als het perceel, groot 17185 ha,(…) waarvan de appellanten de eigendom verkregen hebben als sub 2 boven vermeld is en welk eigendomsrecht zij nog steeds bezitten;
3.8 Bij akte van 12 april 2001 verleden door mr. Carlo Randjit Jadnanansing, notaris in Suriname, is onder verwijzing naar het vonnis van het Hof d.d. 2 juni 1995, G.R.No. 13492, en het vonnis van de kantonrechter in het Eerste Kanton d.d. 7 november 1995, A.R.No. 955828 door voornoemde notaris vastgesteld dat [geïntimeerden] de eigenaren van perceel B zijn gebleven. Deze notariële akte is op 18 mei 2001 ten hypotheekkantore overgeschreven in register C [nummer 4].
De procedure in eerste aanleg
4.1 [geïntimeerden] heeft in eerste aanleg gevorderd bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
A. de veilingakte te vernietigen althans nietig te verklaren;
B. voor recht te verklaren dat [geïntimeerden] eigenaren zijn van perceel B.
4.2 De Kantonrechter heeft in het vonnis van 1 november 2005 – hierna aangeduid als “het vonnis”- het onder B gevorderde toegewezen. Daartoe is overwogen dat de kantonrechter zich verenigt met het voorlopig oordeel van het Hof in het vonnis van 2 juni 1995 in kort geding gewezen in de zaak van [groep] tegen Balona N.V. in de procedure bekend onder G.R.No. 13492.
De kantonrechter heeft in eerste aanleg het onder A gevorderde afgewezen overwegende dat [geïntimeerden] door de toewijzing van het onder B gevorderde daar geen belang meer bij hebben.
De vordering, de grieven en het verweer
5.1 [appellanten] concluderen in dit hoger beroep tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep.
5.2 [appellanten] hebben tegen het bestreden vonnis de volgende grieven ingebracht:
Grief 1: de gronden kunnen de beslissing niet dragen en de beslissing voldoet niet aan de wettelijke maatstaven:
a. de kantonrechter heeft geen eigen onderzoek verricht, maar heeft de overweging van het Hof in kort geding, hetgeen dus een voorlopig oordeel betreft, overgenomen zonder dat duidelijk is welke overweging is overgenomen;
b. de kantonrechter heeft niet gemotiveerd waarom zowel de verkoop als de levering van perceel B niet rechtsgeldig is geschied;
c. de kantonrechter heeft niet gemotiveerd waarom [appellanten] geen eigenaar zijn geworden van perceel B;
Grief II: de kantonrechter heeft ten onrechte overwogen dat [geïntimeerden] nog steeds de eigenaren zijn van perceel
Grief III: de kantonrechter heeft ten onrechte overwogen het onder B gevorderde toe te wijzen en voor recht te verklaren dat [geïntimeerden] de eigenaren zijn van perceel B.
Tenslotte is ingebracht dat het vonnis in strijd is met de artikelen 65 en 67 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.), alsook dat het vonnis tegenstrijdig, althans niet begrijpelijk is, aangezien de rechter enerzijds de notariële akte van eigendomsoverdracht in stand laat en anderzijds voor recht verklaart dat [geïntimeerden] de eigenaren zijn van perceel B.
5.3 [geïntimeerden] hebben verweer gevoerd. Op dit verweer en de overige standpunten van partijen wordt hieronder bij de beoordeling ingegaan.
De beoordeling
6.1.1 [geïntimeerden] hebben aangevoerd dat DSB en Balona N.V. eveneens in beroep zijn gegaan tegen het vonnis, doch dat DSB en Balona N.V niet betrokken zijn bij de behandeling in hoger beroep. Aangevoerd is dat [appellanten] hier op had moeten toezien, c.q. dat de zaak geroyeerd dient te worden nu blijkt dat hen de gelegenheid is ontnomen in de procedure in hoger beroep te participeren.
6.1.2 Het Hof overweegt dat [geïntimeerden] in eerste aanleg de procedure hebben aangelegd tegen diverse gedaagden, waaronder [appellanten], zodat sprake is van objectieve cumulatie: het in één procedure behandelen van rechtsgedingen betreffende hetzelfde onderwerp tegen meerdere gedaagden. Zulks is, mede gezien het proceseconomisch oogpunt, te verkiezen boven het voeren van separate rechtsgedingen. Verder wordt overwogen dat, ook indien DSB en Balona N.V. hoger beroep tegen het vonnis hebben aangetekend, maar niet participeren in onderhavige procedure in hoger beroep, zulks niet betekend dat hen het recht is ontnomen voor een behandeling in twee instanties. Er mag van worden uitgegaan dat, indien zulks niet reeds is geschied, ook het door DSB en Balona N.V. ingesteld hoger beroep in behandeling zal worden genomen.
Zulks regardeert [appellanten] evenwel niet, nu het een tussen DSB en Balona N.V. enerzijds en [geïntimeerden] anderzijds gevoerde procedure betreft.
Het door [geïntimeerden] aangevoerde treft derhalve geen doel.
6.2 Ten aanzien van grief 1:
Het Hof is van oordeel dat de kantonrechter –weliswaar erg summier- de door hem genomen beslissing heeft gemotiveerd.
De kantonrechter heeft in het vonnis immers overwogen als volgt:
4.1 De kantonrechter verenigt zich met het voorlopig oordeel van het Hof als vermeld in het hiervoor onder 3.2 genoemd vonnis van 2 juni 1995 en de daaraan door het hof ten grondslag gelegde overwegingen. Dat brengt met zich dat ook de kantonrechter tot de conclusie komt dat zowel de verkoop als de levering niet rechtsgeldig hebben plaatsgevonden, waardoor niet alleen de in het Hofvonnis figurerende partij Balona N.V. geen eigenaar is geworden maar evenmin de overige kopers op de veiling, te weten partij [appellanten], naar reeds in het vonnis van de kantonrechter van 17 november 1995 is beslist.
4.2 Op grond van hetgeen hiervoor onder 4.1 is overwogen moet worden geconcludeerd dat bij gebreke van een geldige levering, eisers nog steeds als eigenaren dienen te worden aangemerkt van perceel A2.
Uit het hierboven weergegeven citaat blijkt dat de kantonrechter in eerste aanleg het voorlopig oordeel van het Hof verwoord in het vonnis van 2 juni 1995 heeft overgenomen. Naar het oordeel van het Hof kan zulks slechts het geval zijn nadat de kantonrechter een eigen onderzoek heeft verricht. Nu niet gespecificeerd is welke overwegingen zijn overgenomen, gaat het Hof ervan uit dat alle door het Hof in het vonnis van 2 juni 1995 verwoorde overwegingen ten grondslag zijn gelegd aan de in het vonnis gegeven beslissing. Hiertoe behoren ook de overwegingen ter onderbouwing van de conclusie dat zowel de verkoop als de levering van perceel B niet rechtsgeldig is geschied.
Aan grief 1 wordt derhalve voorbij gegaan.
6.3.1 [geïntimeerden] hebben in hun antwoordpleitnota aangevoerd dat [appellanten] geheel voorbij gaan aan het vonnis van de kantonrechter in het eerste kanton d.d. 17 november 1995, A.R.No. 95-5828, waarin door de kantonrechter is overwogen dat aan de verkrijging door [appellanten] dezelfde gebreken kleven als in de rechtsoverwegingen van het Hofvonnis van 2 juni 1995, G.R.No. 13492 genoemd zijn.
6.3.2 Het Hof constateert dat gesteld noch gebleken is of tegen bedoeld vonnis hoger beroep is aangetekend. Ook indien zulks niet het geval is geweest bekomt dat vonnis geen gezag van gewijsde, aangezien het is gewezen in een procedure in kort geding gevoerd. Het door [appellanten] aangevoerde treft derhalve geen doel.
6.4 De navolgende rechtsvragen dienen naar het oordeel van het Hof in deze beantwoord te worden:
a. moet een perceelland waarop het recht van hypotheek is verleend, door de hypotheeknemer (onder alle omstandigheden) in het openbaar worden verkocht gelijk daarop hypotheek is verleend?
b. kan de veilingakte worden gekwalificeerd als een authentieke akte nu daarin feiten zijn gerelateerd die na de veiling hebben plaatsgevonden?
c. heeft de verkoop van perceel A ten aanzien waarvan vooraf geen publicatie van de openbare verkoop is geweest, mede ten gevolge dat de verkoop van perceel B eveneens nietig dan wel vernietigbaar is?
d. welke waarde moet worden toegekend aan de akte van 12 april 2001 verleden door mr. Carlo Randjit Jadnanansing waarbij is vastgesteld dat [geïntimeerden] de eigenaren zijn van perceel B?
e. is in het vonnis waarvan beroep terecht geconcludeerd dat zowel de verkoop als de levering van perceel B aan [appellanten] niet rechtsgeldig hebben plaatsgevonden zodat [geïntimeerden], bij gebreke van een geldige levering, nog steeds als eigenaren dienen te worden aangemerkt van perceel B?
Het Hof overweegt evenwel dat zij aan de beantwoording van voormelde vragen niet toekomt.
Uitgangspunt van het procesrecht is immers dat degenen die geen (rechtens te respecteren) belang hebben bij de vordering, geen actie toekomt.
Niet in het geding is dat perceel B in het openbaar is verkocht omdat [geïntimeerden] nalatig is gebleven te voldoen aan hun verplichtingen tegenover DSB als hypotheekhouder.
Ook is door [appellanten] verklaard dat de betreffende hypotheek op perceel B is geroyeerd nadat zij, [appellanten], de koopsom voor perceel B hebben betaald aan DSB. [geïntimeerden] heeft dit niet betwist, zodat zulks tussen partijen in rechte vast staat.
Nu door de betaling van de koopsom door [appellanten] de schuld van [geïntimeerden] aan DSB is gedelgd, hebben zij naar het oordeel van het Hof er geen rechtens te respecteren belang bij om de nietigverklaring dan wel de vernietiging van de veilingakte te vorderen en voor recht te doen verklaren dat zij de eigenaren zijn van perceel B. [geïntimeerden] hebben bovendien ook niet gemotiveerd welk belang zij hebben bij de genoemde vordering.
Het vonnis, waarvan beroep, zal derhalve worden vernietigd, waarna, opnieuw recht doende, [geïntimeerden] niet ontvankelijk zal worden verklaard.
6.5 [geïntimeerden] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in eerste aanleg en in hoger beroep in de proceskosten worden verwezen.
De beslissing in hoger beroep
Het Hof:
7.1 Vernietigt het vonnis van de Kantonrechter in het Eerste Kanton de dato 1 november 2005 gewezen in de procedure bekend onder A.R.No. 02-0028 en opnieuw recht doende:
Verklaart [geïntimeerden] niet-ontvankelijk in hun vordering;
7.2 Veroordeelt [geïntimeerden] in de kosten van het geding aan de zijde van [appellanten] in eerste aanleg en in hoger beroep gevallen en tot aan deze uitspraak in totaal begroot op SRD. 315,–;
Aldus gewezen door: mr. I.S. Lachitjaran, Fungerend-President, mr. J.M. Jensen en
mr. A.M. Nooitmeer-Rotsburg, Leden-plaatsvervanger, en w.g.I.S. Lachitjaran
door mr. S.M.M. Chu, Fungerend-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag 17 november 2017, in tegenwoordigheid van
mr. S.C. Berenstein, Fungerend-Griffier.
w.g. S.C. Berenstein w.g. S.M.M. Chu
Partijen, appellanten vertegenwoordigd door mr. C.S. Djajadi namens advocaat
mr. G.R. Sewcharan, gemachtigde van appellanten en geïntimeerden vertegenwoordigd door
mr. M. Dubois namens mr. D.F. Chocolaad, gemachtigde van geïntimeerden, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.
Voor afschrift
De Griffier van het Hof van Justitie
namens deze,
mr. S.K. Ghopie, Wnd. Substituut-Griffier