SRU-HvJ-2017-32

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer GR-15241
  • Uitspraakdatum 17 november 2017
  • Publicatiedatum 08 april 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Geen verval van instantie. Volgens artikel 208 Rv vervalt alle instantie, indien de zaak binnen drie jaren tijds niet is voortgezet. Uit hetgeen verzoekers aan hun vordering ten grondslag hebben gelegd bezien in relatie tot het bepaalde in artikel 208 Rv, verstaat het hof de grondslag van de vordering van verzoekers aldus dat verweerster na het aantekenen van appel is blijven stilzitten, waardoor de zaak in hoger beroep binnen drie jaren niet is voortgezet.
    Het hof overweegt dat de wetgever met artikel 208 Rv e.v. heeft beoogd de wederpartij van de partij die nalaat (verdere) proceshandelingen te verrichten de mogelijkheid te geven de zaak te doen beëindigen wegens onredelijke vertraging. Naar het oordeel van het hof is niet aannemelijk geworden dat verweerster na het aantekenen van appel heeft nagelaten verdere proceshandelingen te verrichten. Immers, overweegt het hof, staat als door verzoekers niet weersproken tussen partijen vast dat verweerster geen verdere proceshandelingen heeft kunnen verrichten, omdat zij de stukken (het hof begrijpt: het proces-verbaal van de appelaantekening) benodigd voor de aanzegging van het appel aan verzoekers niet van het kantongerecht heeft ontvangen. Het hof komt derhalve tot de slotsom dat de vertraging, die naar zijn oordeel te wijten is aan het nalaten van het kantongerecht om voormeld proces-verbaal aan verweerster te verstrekken, niet voor rekening van verweerster dient te komen.

Uitspraak

G.R. no. 15241

HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME

BESCHIKKING in de zaak van:

1. [verzoeker 1]

wonende aan de [adres 1] in het district [district 1],

2. [verzoeker 2]

wonende aan de [adres 2] in het district [district 2],

verzoekers,

gemachtigde: mr. D. Moerahoe, advocaat,

tegen

[verweerster],

wonende aan de [adres 3] in het district [district 1],

verweerster,

gemachtigde: mr. I.S. Lalji, advocaat,

OVERWEGENDE TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:

Gezien het verzoekschrift met producties, ingekomen ter Griffie van het Hof van Justitie op 12 juni 2017, afkomstig van verzoekers, welk verzoekschrift strekt tot verval van instantie in de hoger beroepszaak van het door de kantonrechter in het Eerste Kanton gewezen en uitgesproken vonnis d.d. 18 maart 2014 (A.R. no. 07-4876) tussen verweerster als eiseres en verzoekers als gedaagden;

Gezien het bestreden vonnis d.d. 18 maart 2014 in de zaak bekend onder A.R. no. 07-4876 tussen partijen gewezen en uitgesproken;

Gezien het proces-verbaal van het verhoor in raadkamer d.d. 20 oktober 2017;

Gezien de overige zich in het procesdossier bevindende bescheiden;

OVERWEGENDE TEN AANZIEN VAN HET RECHT:

Verzoekers vorderen om bij vonnis (het hof begrijpt: bij beschikking) het door verweerster aanhangig gemaakte appel in de zaak tussen partijen, bekend onder A.R. no. 07-4876, vervallen te verklaren van instantie.

Verzoekers hebben aan hun vordering ten grondslag gelegd dat verweerster, na het aantekenen van appel tegen het vonnis van 18 maart 2014 in bovenvermelde zaak, is blijven stilzitten en dat op geen enkele wijze is gebleken dat zij enige actie heeft ondernomen om het ingestelde appel te doen behandelen;

Van de bij het op 20 oktober 2017 gehouden verhoor in raadkamer door de gemachtigde van verzoekers gegeven mondelinge toelichting op het verzoekschrift, het verweer van de gemachtigde van verweerster, alsmede van de zienswijze van verzoekers en de mondeling gevolmachtigde van verweerster is door de griffier proces-verbaal opgemaakt;

De gemachtigde van verweerster heeft als verweer aangevoerd dat:

1. verzoekers nergens in het verzoekschrift hebben aangegeven op grond waarvan de onderhavige vordering is ingesteld. Verzoekers hadden in het verzoekschrift moeten aangeven op grond van welk wetsartikel verweerster in gebreke is gebleven;

2. verweerster geen verdere stappen kon ondernemen, aangezien zij de stukken benodigd voor de aanzegging van het appel aan verzoekers niet van het kantongerecht heeft ontvangen;

Het hof overweegt ten aanzien van het eerste onderdeel van het verweer dat verzoekers de onderhavige vordering blijkens de aanhef van het verzoekschrift hebben gestoeld op artikel 208 e.v. van het Surinaams Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Volgens artikel 208 Rv vervalt alle instantie, indien de zaak binnen drie jaren tijds niet is voortgezet. Uit hetgeen verzoekers aan hun vordering ten grondslag hebben gelegd bezien in relatie tot het bepaalde in artikel 208 Rv, verstaat het hof de grondslag van de vordering van verzoekers aldus dat verweerster na het aantekenen van appel is blijven stilzitten, waardoor de zaak in hoger beroep binnen drie jaren niet is voortgezet. Gelet op het voorgaande zal dit onderdeel van het verweer worden verworpen;

Naar het oordeel van het hof is het tweede onderdeel van het verweer gegrond. Het hof overweegt dat de wetgever met artikel 208 Rv e.v. heeft beoogd de wederpartij van de partij die nalaat (verdere) proceshandelingen te verrichten de mogelijkheid te geven de zaak te doen beëindigen wegens onredelijke vertraging. Naar het oordeel van het hof is niet aannemelijk geworden dat verweerster na het aantekenen van appel heeft nagelaten verdere proceshandelingen te verrichten. Immers, overweegt het hof, staat als door verzoekers niet weersproken tussen partijen vast dat verweerster geen verdere proceshandelingen heeft kunnen verrichten, omdat zij de stukken (het hof begrijpt: het proces-verbaal van de appelaantekening) benodigd voor de aanzegging van het appel aan verzoekers niet van het kantongerecht heeft ontvangen. Het hof komt derhalve tot de slotsom dat de vertraging, die naar zijn oordeel te wijten is aan het nalaten van het kantongerecht om voormeld proces-verbaal aan verweerster te verstrekken, niet voor rekening van verweerster dient te komen.

Het hof is zich er terdege van bewust dat de zaak niet ten eeuwige dage kan blijven voortsudderen. Het heeft derhalve ambtshalve een onderzoek ingesteld, uit welk onderzoek aan de ene kant weliswaar is gebleken dat het kantongerecht het proces-verbaal van de appelaantekening in de zaak tussen partijen, bekend onder A.R. no. 07-4876, nog niet heeft opgemaakt, doch aan de andere kant dat zulks ten spoedigste zal geschieden waarna voormeld proces-verbaal aan verweerster zal worden verstrekt teneinde de appelaanzegging aan verzoekers mogelijk te maken. In het verlengde hiervan maakt het hof van de gelegenheid gebruik om een beroep op verweerster te doen om met enige voortvarendheid aan de verdere formaliteiten te voldoen, zodat de behandeling van de zaak in hoger beroep zonder onnodig nader oponthoud kan plaatsvinden.

Gelet op al het voorgaande komt het hof tot de slotsom dat het gevorderde dient te worden afgewezen en zullen verzoekers, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van het geding worden veroordeeld aan de zijde van verweerster gevallen en zoals nader te begroten in het dictum;

BESCHIKKENDE:

Wijst af het gevorderde;

Veroordeelt verzoekers in de gedingkosten aan de zijde van verweerster gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

Aldus gegeven door: mr. A. Charan, fungerend-President, mr. S.S.S. Wijnhard, lid, en mr. S.J.S. Bradley, lid-plaatsvervanger, op heden 17 november 2017 te Paramaribo, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Ombre, fungerend-griffier.