SRU-HvJ-2018-3

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer GR-15183
  • Uitspraakdatum 18 mei 2018
  • Publicatiedatum 30 maart 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Huwelijksgoederenrecht. Een akte tot scheiding en deling kan in Nederland worden ingeschreven omdat een (Surinaamse) authentieke akte in Nederland wordt erkend op grond van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname van 27 augustus 1976 betreffende de wederzijdse erkenning en de ten uitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en authentieke akten in burgerlijke zaken.

Uitspraak

G.R.No.15183

HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME

in de zaak van

[appellante],

wonende te [woonplaats 1], Nederland,

appellante, hierna aangeduid als ‘de vrouw’

gemachtigde: mr. A.M. Tjong A Sie, advocaat,

tegen

[geïntimeerde],

wonende in [district],

geïntimeerde, hierna aangeduid als ‘de man’

gemachtigde: mr. B.G. Beckles, advocaat,

inzake het hoger beroep van het door de kantonrechter in het Eerste Kanton uitgesproken vonnis van 8 juni 2016 (A.R.No. 15-1837) tussen de vrouw als eiseres en de man als gedaagde, spreekt de Fungerend-President, in Naam de van Republiek, het navolgend vonnis uit:

1. Het procesverloop in hoger beroep

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

– de verklaring van de Griffier der Kantongerechten waaruit blijkt dat de vrouw op 5 juli 2016 hoger beroep heeft ingesteld;

– de pleitnota, overgelegd op 4 augustus 2017;

– de antwoordpleitnota, overgelegd op 20 oktober 2017;

– de repliekpleitnota met productie, overgelegd op 1 december 2017;

– de dupliekpleitnota, overgelegd op 19 januari 2018.

2. De feiten

2.1 Partijen zijn op 10 november 2004 in Paramaribo in algehele gemeenschap van goederen gehuwd.

2.2 Het huwelijk is ontbonden door inschrijving van het vonnis van de kantonrechter van 15 december 2010 A.R. no. 10-1194, in de daartoe bestemde registers van de Burgerlijke Stand.

2.3 Op 25 maart 2015 heeft mr. D.S.P. Chitoe, notaris in Paramaribo, een proces-verbaal van zwarigheden opgemaakt.

2.4 Tot de huwelijksgoederengemeenschap behoren twee onroerende zaken in [woonplaats 2] aan de [adres 1] (waar de man woont) en aan de [adres 2], en de onroerende zaak aan de [adres 3] in [woonplaats 1] (waar de vrouw woont). Op laatstgenoemde onroerende zaak rust een hypotheek waarvoor de vrouw de rente en aflossing betaalt.

2.5 Tussen partijen bestaat overeenstemming dat de woning in [woonplaats 1] en de daarop rustende hypotheekschuld aan de vrouw worden toegescheiden.

2.6 Voorts behoren tot de huwelijksgoederengemeenschap roerende zaken en pensioenaanspraken ten name van de vrouw, die niet in geschil zijn.

3. De ontvankelijkheid van het beroep

Het vonnis van 8 juni 2016 is niet per dienstbrief verzonden. De gemachtigde van de vrouw heeft in een brief van 4 juli 2016 de griffier om afgifte van een afschrift van het vonnis gevraagd. De grosse van het vonnis is op 4 juli 2016 afgegeven. De verklaring van de griffier vermeldt dat mr. A.M. Tjong A Sie op 5 juli 2016 hoger beroep heeft ingesteld. Het beroep is dan ook tijdig ingesteld en de vrouw kan daarin worden ontvangen.

4. Het vonnis in eerste aanleg

4.1. Bij vonnis van de kantonrechter van 8 juni 2016 heeft deze bevolen dat de boedelnotaris een akte van scheiding en deling tussen partijen opmaakt met dien verstande dat het perceelland en al wat daarop staat aan de [adres 1] in [woonplaats 2], waarvan de kadastrale omschrijving is weergegeven in het proces-verbaal, zal worden toebedeeld aan de eerste zoon van partijen en dat hij ook alle lasten zal dragen die op dit onroerend goed rusten, onder de voorwaarde dat de eerste zoon ten behoeve van de man het recht van vruchtgebruik op dit perceelland vestigt, en voorts met dien verstande dat het perceelland en al wat daarop staat aan de [adres 2] in [woonplaats 2], waarvan de kadastrale omschrijving is weergegeven in het proces-verbaal, zal worden toebedeeld aan de tweede zoon van partijen en dat hij ook alle lasten zal dragen die op dit onroerend goed rusten, onder de voorwaarde dat de tweede zoon na het overlijden van de moeder van de man ten behoeve van hem het recht van vruchtgebruik op dit perceelland vestigt, en voorts geoordeeld dat door ondertekening van de akte van scheiding en deling partijen over en weer niets meer van elkaar te vorderen zullen hebben en elkaar niets meer verschuldigd zijn op grond van enige gemeenschap. Ten slotte heeft de kantonrechter het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en bepaald dat de proceskosten ten laste van partijen komen, ieder voor een gelijk deel.

4.2. De kantonrechter heeft onder andere aan zijn beslissing ten grondslag gelegd dat het verzoek van de man om het vruchtgebruik op beide percelen te verkrijgen moet worden gehonoreerd omdat hij belast is met het onderhoud en omdat zijn belang zwaarder weegt dan dat van de vrouw omdat hij een polikliniek wil vestigen aan de [adres 2] en de vrouw in Nederland woont en werkt. Ten aanzien van de woning in [woonplaats 1] heeft de kantonrechter overwogen dat partijen deze aan de rechtbank in Nederland dienen voor te leggen omdat de woning in Nederland ligt.

5. De grieven

De door de vrouw aangevoerde grieven kunnen als volgt worden samengevat:

I. Ten onrechte heeft de kantonrechter door slechts één taxateur laten taxeren in plaats van door drie zoals de wet voorschrijft;

II.Ten onrechte heeft de kantonrechter geen inzage gegeven in de taxatierapporten en hebben partijen niet de gelegenheid gehad zich daarover uit te laten;

III. Ten onrechte heeft de kantonrechter niet in het vonnis de waarde van het blote eigendom opgenomen teneinde een eerlijk en duidelijk beeld aan partijen te geven wat betreft de waarde van het blooteigendom en de waarde van het daaraan gekoppelde recht van vruchtgebruik;

IV. Ten onrechte heeft de kantonrechter overwogen dat de man belast is met het onderhoud van beide percelen;

V. Ten onrechte heeft de kantonrechter het recht van vruchtgebruik op beide percelen aan de man toegewezen en geen rekening gehouden met het feit dat het recht van vruchtgebruik naast het bloot eigendom een financiële waarde heeft;

VI. Ten onrechte heeft de kantonrechter in het vonnis bepaald dat de proceskosten ten laste van beide partijen komen.

6. De vordering in hoger beroep

De vrouw verzoekt in hoger beroep het vonnis, waarvan beroep, te vernietigen en opnieuw rechtdoende de wijze van afwikkeling van de scheiding en deling tussen partijen te herzien.

7. Het verweer

De man heeft verweer gevoerd en geconcludeerd dat het vonnis in eerste aanleg moet worden bevestigd omdat de grieven geen standhouden.

Op de verweren van de man wordt hieronder voor zover van belang nader ingegaan.

8. De beoordeling

8.1. De man heeft ten aanzien van de eerste grief betoogd dat partijen op 22 juli 2015 akkoord zijn gegaan met het voorstel van de kantonrechter om in verband met de kosten één taxateur te benoemen. De vrouw heeft dat niet weersproken. Het Hof verwerpt de grief omdat het partijen vrijstaat om niettegenstaande de wettelijke bepaling van artikel 1104 BW uit een oogpunt van proceseconomie en kosten te kiezen voor een waardebe-paling door één taxateur. De grief faalt.

8.2. De tweede grief ziet op de inzage in de taxatierapporten. Het Hof heeft kennis genomen van de conclusie van de vrouw van 13 oktober 2015 waarin zij zich heeft uitgelaten over de taxatierapporten. Het Hof merkt overigens op dat zich in het dossier alléén het taxatierapport van het perceel plus woning aan de [adres 1] bevindt. Wat daar van zij, de vrouw heeft te kennen gegeven dat zij zich kan vinden in de waarde die is toegekend aan de perceellanden, met dien verstande dat zij over het perceel aan de [adres 2] heeft opgemerkt dat de man heeft nagelaten om dit te onderhouden en dat hij het in verval heeft doen geraken waardoor het in waarde is gedaald. De vrouw heeft de kantonrechter verzocht dit mee te nemen bij de bepaling van de hoogte van het bedrag waarvoor de man haar wenste uit te kopen. Het Hof komt hierna bij de bespreking van de derde grief op de waarde van het vruchtgebruik terug.

De grief faalt hoe dan ook omdat de vrouw kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van de taxatierapporten.

8.3. Met betrekking tot de derde grief oordeelt het Hof dat de kantonrechter in zijn vonnis niet in is gegaan op het verzoek van de vrouw om de gestelde verwaarlozing van het perceel [adres 2] bij de bepaling van de hoogte van het bedrag waarvoor de man de vrouw wilde uitkopen in aanmerking te nemen. De kantonrechter behoefde dit ook niet te doen omdat de vrouw op dit punt in eerste aanleg niet voldoende heeft gesteld. Zij heeft nagelaten aan te geven welke waarde zij aan het vruchtgebruik op beide percelen in Suriname toekende en op welke wijze een eventuele verrekening of uitkoop door de man zou moeten plaatsvinden. Zij heeft bij de notaris, zo volgt uit het proces-verbaal van zwarigheden, te kennen gegeven dat de beide woningen in Suriname aan de zonen zouden worden overgedragen, dat de man het vruchtgebruik van de woning aan de [adres 1] zou krijgen en dat zij (na het overlijden van de moeder van de man) het vruchtgebruik op de woning aan de [adres 2] wilde verkrijgen en dat de woning in Nederland en de daarop rustende hypotheekschuld zouden moeten worden verdeeld. De vrouw heeft bij de notaris ook te kennen gegeven dat het pand aan de [adres 1], waarvan de man het vruchtgebruik zou krijgen, een veel hogere waarde had dan het pand aan de [adres 2]. Zij heeft verder te kennen gegeven dat de man inboedelgoederen en twee voertuigen in bezit had en dat zij daarom graag zou zien dat hij het pand aan de [adres 2] binnen korte tijd leefbaar zou maken en de bewoner zou ontruimen. Ook wilde zij dat de man geen aanspraak zou maken op haar pensioen en dat hij geen lening op de woningen zou nemen of tot verkoop zou overgaan.

De vrouw heeft echter ook in hoger beroep nagelaten om haar wens tot verrekening of uitkoop cijfermatig handen en voeten te geven, zodat het Hof daar geen rekening mee kan houden. De vrouw heeft dus niet aan haar stelplicht voldaan. De grief slaagt niet.

8.4. De vierde grief betreft de beslissing van de kantonrechter dat de man van beide percelen in Suriname het vruchtgebruik krijgt. Terecht klaagt de vrouw over de overweging van de kantonrechter dat tussen partijen niet ter sprake is gekomen wie van partijen het onderhoud van die percelen heeft. De man heeft, zo blijkt uit het proces-verbaal van zwarigheden, bij de notaris verklaard dat hij beide percelen zal onderhouden en dat hij het vruchtgebruik daarover wenst. Dat de man ten tijde van de procedure in eerste aanleg reeds belast was met het onderhoud van de beide percelen is niet gesteld of gebleken. Het is aannemelijk dat de man in elk geval de woning aan de [adres 1] waar hij woonde onderhield, maar dat blijkt verder nergens uit. Evenmin komt uit de stukken naar voren door wie de woning aan de [adres 2], waarvan de moeder van de man tot haar dood in maart 2017 het vruchtgebruik had werd onderhouden. De grief is dan ook terecht opgeworpen.

8.5.In de vijfde grief heeft de vrouw geklaagd over de beslissing van de kantonrechter dat de man het vruchtgebruik over beide percelen, welke op naam van de beide zonen van partijen zullen worden gesteld, aan de man toekomt. De overweging die de kantonrechter daaraan ten grondslag heeft gelegd is dat het belang van de man zwaarder weegt dan dat van de vrouw omdat hij beide percelen in onderhoud heeft, omdat de vrouw in Nederland woont en omdat de man een polikliniek in de woning aan de [adres 2] wil vestigen.

De grief slaagt. Ten onrechte is de kantonrechter voorbijgegaan aan de stelling van de vrouw dat zij naar Suriname wil terugkeren en dat zij in de [adres 2] wil gaan wonen. De vrouw woont inderdaad in Nederland, maar dat zal veranderen wanneer zij naar Suriname remigreert. Zij heeft overigens bij de notaris kenbaar gemaakt dat zij het vruchtgebruik over die woning wilde hebben zodat zij, wanneer zij met vakantie in Suriname is, over een woonruimte kan beschikken; dit is in het proces-verbaal dat de notaris heeft opgemaakt vermeld. Ook dit aspect heeft de kantonrechter niet meegewogen. Het vonnis is dan ook onvoldoende gemotiveerd.

Het Hof is van oordeel dat er geen reden is om het belang van de man zwaarder te laten wegen dan dat van de vrouw. Hij heeft een praktijk elders en woont in de [adres 1]. Zijn wens om een polikiniek in de [adres 2] te vestigen is, evenals het plan van de vrouw om te zijner tijd te remigreren naar Suriname, enkel en alleen een voornemen.

Omdat de belangen van beide partijen bij een vruchtgebruik even zwaar wegen en er twee woningen zijn, terwijl de man in de [adres 1] woont, ligt het in de rede dat de vrouw het vruchtgebruik over de woning aan de [adres 2] krijgt.

Het Hof ziet geen aanleiding om nog een verrekening van de waarde van de beide rechten van vruchtgebruik te bepalen omdat daarvoor geen financiële gegevens voorhanden zijn. De vrouw heeft daarover, zoals al is opgemerkt, niets over gesteld.

De grief slaagt en het Hof zal ten aanzien van de rechten van vruchtgebruik bepalen dat ieder van partijen een recht van vruchtgebruik op een van de beide percelen in Suriname verkrijgt.

8.6. De zesde grief faalt. Terecht heeft de kantonrechter bepaald dat de proceskosten en de notariële kosten voor beide partijen zijn. De scheiding en deling is in het belang van beide vroegere echtgenoten en beiden moeten daarom bijdragen in de gemaakte kosten.

8.7. Het Hof overweegt voorts het volgende.

Het Hof acht het niet juist dat de kantonrechter in zijn vonnis heeft nagelaten een beslissing te geven over de toescheiding aan de vrouw van de woning in [woonplaats 1] en van de daarop rustende hypotheekschuld. De man heeft te kennen gegeven dat hij het ermee eens is dat deze woning op naam van de vrouw wordt gesteld en dat hij met de lening die daarop rust niets van doen heeft. De woning en de lening waarvoor een hypotheek is gevestigd staan op naam van de vrouw en zij heeft altijd de lasten daarvan betaald. Zowel de woning als de hypothecaire geldlening vallen in de huwelijksgemeenschap. Over de waarde van de woning in [woonplaats 1] – en een eventuele over- of onderwaarde – bestaat weliswaar geen duidelijkheid – de man heeft daarover in zijn conclusie uitlating producties van 27 april 2016 zijn ongenoegen geuit – maar hij verbindt daar geen consequenties aan. Duidelijk is dat de vrouw belang heeft bij toescheiding van de woning aan haar. Ook de hypotheekschuld zal aan de vrouw worden toegescheiden nu zij de debiteur van de geldlening is en deze schuld kennelijk buiten de man om en voorafgaand aan het huwelijk heeft afgesloten.

De akte tot scheiding en deling kan in Nederland worden ingeschreven omdat een (Surinaamse) authentieke akte in Nederland wordt erkend op grond van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname van 27 augustus 1976 betreffende de wederzijdse erkenning en de ten uitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en authentieke akten in burgerlijke zaken.

8.8. Het vonnis van de kantonrechter zal worden vernietigd en opnieuw rechtdoende zal het Hof beslissen zoals in het dictum is verwoord.

9. De beslissing in Hoger Beroep

Het Hof:

9.1. vernietigt het vonnis waarvan beroep;

en opnieuw rechtdoende:

9.2. beveelt de boedelscheidende notaris om een akte van scheiding en deling op te maken tussen partijen met inachtneming van het volgende:

– het perceelland met al hetgeen daarop staat, gelegen te [woonplaats 2] aan de [adres 1], waarvan de kadastrale omschrijving is weergegeven in het proces-verbaal van zwarigheden van 25 maart 2015, zal worden toebedeeld aan de eerste zoon van partijen die ook alle lasten zal dragen die op deze onroerende zaak rust, onder de voorwaarde dat hij ten behoeve van [geïntimeerde] het recht van vruchtgebruik op dit perceelland vestigt;

– het perceelland met al hetgeen daarop staat, gelegen te [woonplaats 2] aan de [adres 2], waarvan de kadastrale omschrijving is weergegeven in het proces-verbaal van zwarigheden van 25 maart 2015, zal worden toebedeeld aan de tweede zoon van partijen die ook alle lasten zal dragen die op deze onroerende zaak rust, onder de voorwaarde dat hij ten behoeve van [appellante] het recht van vruchtgebruik op dit perceelland vestigt;

– de woning aan de [adres 3] te [woonplaats 1], kadastraal bekend gemeente [woonplaats 1], sectie K, [nummer], groot één are en twee en tachtig centiare (1.82 are), alsmede de daarop rustende hypothecaire geldlening zoals neergelegd in de notariële akte van schuldbekentenis met hypotheekstelling en kredietfaciliteit van 9 juli 2004, worden toebedeeld aan [appellante];

– door ondertekening van de akte van scheiding en deling zullen partijen over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben en aan elkaar verschuldigd zijn op grond van enige gemeenschap;

– bepaalt dat de proceskosten in eerste instantie en in hoger beroep, de notariële kosten en het honorarium van de deskundige ten laste komen van beide partijen, een ieder voor een gelijk deel.

Aldus gewezen door: mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President, mr. I.S. Lachitjaran-Chhangur en mr. R.G. Chatterpal, Leden en

w.g. D.D. Sewratan

door mr. S.M.M. Chu, Fungerend-President , bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag 18 mei 2018, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein, Fungerend-Griffier.

w.g. S.C. Berenstein w.g. S.M.M. Chu

Partijen, appellante vertegenwoordigd door advocaat mr. J.S. Tamsiran namens advocaat mr. A.M. Tjong A Sie, gemachtigde van appellante en geïntimeerde vertegenwoordigd door advocaat mr. H.H. Vreden namens advocaat mr. B.G. Beckles, gemachtigde van geïntimeerde, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting is verschenen.

Voor afschrift

De Griffier van het Hof van Justitie,

mr. M.E. van Genderen-Relyveld