- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer GR-14794
- Uitspraakdatum 02 februari 2018
- Publicatiedatum 08 april 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Verbintenissenrecht. Huurkoopovereenkomst.
Uitspraak
G.R.No. 14794
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
DE NAAMLOZE VENNOOTSCHAP BOVAM,
gevestigd te District Nickerie,
appellante in conventie en reconventie, nader aangeduid als Bovam,
gemachtigde: mr. F.M.S. Ishaak, advocaat,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [district 1],
geïntimeerde in conventie en reconventie, nader aangeduid als [geïntimeerde],
gemachtigde: mr. S.R. Ramrattansing, advocaat,
inzake het hoger beroep van het door de kantonrechter in het eerste kanton uitgesproken vonnis in kort geding van 12 augustus 2008 (A.R.No. 072299) tussen [geïntimeerde] als eiseres in conventie en gedaagde in reconventie en Bovam als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit.
Het procesverloop in hoger beroep
Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
– een pleidooi van 19 april 2013, houdende 8 grieven;
– een antwoord pleidooi van 21 juni 2013;
– een repliek pleidooi plus aanvulling eis in reconventie ex artikel 278 BRv met 9 producties en
– een dupliek pleidooi en uitlating betrekking tot aanvulling eis in reconventie van 4 oktober 2013, waarbij [geïntimeerde] zich niet tegen de eiswijziging verzet.
De beoordeling
In conventie en reconventie
1. Tussen partijen staat het volgende vast:
a) Partijen hebben op 4 augustus 1986 een zogenaamde huurkoopovereenkomst gesloten, waarbij [geïntimeerde] van Bovam heeft gekocht twee percelen grond, genummerd 38 en 40, elk groot 431,34 m2, gelegen aan [adres] in het [district 2] en bekend als het [naam], verder ook de twee percelen te noemen.
b) Artikel 1 van de overeenkomst luidt als volgt: ‘De koopsom voor het bovenomschreven perceel nr 38/40 bedraagt Sf 25.880. Van voormelde koopsom is door de koper op heden aan de verkoper betaald Sf 1.000,–. Het saldobedrag der koopsom, ad Sf 24.880,– zal de koper betalen in 120 opeenvolgende maandelijkse termijnen van tenminste Sf 323,50, elk dezer termijnen te voldoen steeds aan het begin (uiterlijk de 3e) van elke kalendermaand. De eerste termijn op uiterlijk 31-8-1986. De rente bedraagt 9 ½ procent per jaar, over het saldo van de koopsom of het pro-resto daarvan, ingaande heden. De maandelijkse termijnen zijn inclusief rente.’
Ingevolge artikel 11 van de overeenkomst kan de verkoper, als de koper in gebreke blijft drie termijnen te voldoen na behoorlijke ingebrekestelling ‘gerechtigd zijn te zijnen keuze, of de overeenkomst als het door enkel intreden der gemelde omstandigheden als van rechtswege terstond, zonder rechterlijke tussenkomst, als ontbonden te beschouwen, met alle wettelijke gevolgen van dien, waaronder de verplichting van de koper om het voormeld perceelland onmiddellijk ter beschikking te stellen van verkoper evenwel met dien verstande dat de koper alle door hem aangebrachte gebouwen en getimmerten mag afbreken en mede nemen, terwijl de verkoper gerechtigd is om alle nog onbetaalde en niet verschenen termijnen als verschenen en onmiddellijk opeisbaar te beschouwen en deze en al hetgeen de koper krachtens deze overeenkomst verder aan de verkoper verschuldigd mocht zijn, terstond en ineens van de koper te vorderen, vermeerderd met alle kosten, schaden en interesten. Bij ontbinding van de overeenkomst zal de koper aan de verkoper verschuldigd zijn een bedrag gelijk 10 procent van de definitieve koopsom plus de bereids verschenen rente, welke bedragen onmiddellijk opvorderbaar zullen zijn.’
c) [geïntimeerde] heeft zich niet steeds aan de overeengekomen maandelijkse termijn-betalingen gehouden en is ook meermalen meer dan drie maanden ingebreke gebleven. Zij is meermalen aangemaand om de verschuldigde termijnen te voldoen, waarbij ook op voormeld artikel 11 wordt gewezen en op de mogelijkheid van ontbinding buiten rechte van de koopovereenkomst, maar Bovam heeft zich buiten rechte tegenover [geïntimeerde] nimmer op het standpunt gesteld dat de overeenkomst definitief is ontbonden.
d) [geïntimeerde] heeft in totaal Sf 33.221,35 aan Bovam betaald, terwijl het totaal verschuldigde bedrag uit de overeenkomst (restant koopsom plus renten) 120 X Sf 323,50= Sf 38.760,– bedraagt, welk bedrag per 31 augustus 1996 had moeten zijn voldaan.
e) Ter uitvoering van het bestreden vonnis van de kantonrechter heeft Bovam de twee percelen juridisch geleverd aan [geïntimeerde]. De twee percelen zijn nog steeds in haar bezit.
2. [geïntimeerde] heeft in conventie kort gezegd de juridische levering gevorderd van de twee percelen, op straffe van een dwangsom. Bovam op haar beurt heeft in reconventie van de kantonrechter gevorderd [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van SRD 12.550,– aan gemaakte buitengerechtelijke kosten en een bedrag van US$ 43.286,11 aan valuta- en renteschade en tenslotte om de betreffende percelen kort gezegd te ontruimen.
3. De kantonrechter heeft de vordering in conventie toegewezen en de vorderingen in reconventie afgewezen, daarbij telkens Bovam veroordelend in de kosten van het geding.
Voorts in conventie:
4. De tijdig in appel gekomen Bovam heeft acht grieven voorgedragen, die in het navolgende achtereenvolgens worden behandeld. [geïntimeerde] heeft verweer gevoerd. Daarop zal bij de behandeling van de grieven zonodig worden ingegaan.
5. De 1e grief betreft het verwijt dat Bovam ten onrechte is gedagvaard in het eerste kanton, terwijl zij gevestigd is in Nickerie en dus in het derde kanton opgeroepen had moeten worden. Hoewel op zich juist is dat Nickerie in het derde kanton ligt en Bovam daar gevestigd is, blijkens het overgelegde uittreksel van het Handelsregister, heeft zij daar in deze fase van het geding geen belang meer bij, nu zij tijdig is verschenen, zij in haar verweer niet is geschaad en de zaak inmiddels in hoger beroep voor wijzen staat. Om die reden wordt de grief verworpen.
6. In de 2e grief beroept Bovam zich op het nebis in idem beginsel, nu een soortgelijke vordering van [geïntimeerde] tegen Bovam bij vonnis van 9 juni 2005 door de kantonrechter in kort geding gelet op de diepgaandheid van de vordering naar de gewone rechter is verwezen. Wat er verder zij van genoemd beginsel en de geldigheid daarvan, in de uitspraak waarop Bovam zich beroept is geen inhoudelijke beslissing gegeven op de door [geïntimeerde] ingestelde vordering, zodat niets de kantonrechter in de weg stond om op de vordering te beslissen. Deze grief treft daarom geen doel.
7. In de 3e grief beroept Bovam zich op misbruik van procesrecht, omdat [geïntimeerde], nu de zaak bij voormelde beslissing naar de bodemrechter was verwezen desondanks wederom een kort geding aanhangig heeft gemaakt. Het zij Bovam toegegeven dat het niet de bedoeling is van het rechtssysteem om vorderingen telkens te herhalen, maar nu het hier enerzijds slechts gaat om 1 recente eerdere poging om de zaak te laten afdoen in kort geding en het anderzijds een feit van algemene bekendheid is dat bodemprocedures erg lang duren, kan het [geïntimeerde] niet worden euvel geduid dat zij wederom voor de weg van het kort geding heeft gekozen, nu wel vaststaat dat zij groot belang heeft bij de door haar ingestelde vordering. Deze grief wordt daarom verworpen.
8. In de 4e grief beroept Bovam zich op de nietigheid van de dagvaarding, nu deze niet is uitgebracht aan het adres van Bovam noch van een bestuurder van Bovam, doch nu zij door middel van de betekening desondanks tijdig op de hoogte is gesteld van de procedure en zij zich ook in rechte heeft kunnen verweren, is zij niet benadeeld en heeft zij geen belang meer bij het inroepen van de nietigheid. Ook deze grief wordt daarom verworpen.
9. In de 5e grief wordt aangevoerd dat in kort geding niet de levering van onroerend goed kan worden bevolen. Ook deze grief is tevergeefs voorgedragen. Weliswaar is een veroordeling tot levering van onroerend goed verstrekkend en zal daartoe in kort geding niet lichtvaardig worden overgegaan, maar niets weerhoudt de kortgedingrechter, indien hij van oordeel is dat er gronden zijn om een partij te veroordelen tot levering van een onroerend goed, om dat te doen. Een dergelijke handeling kan immers doorgaans, mocht de bodemrechter er anders over denken, worden teruggedraaid en mocht dat niet meer kunnen, dan lost zich dat op in schadevergoeding. De rechtspraktijk heeft er behoefte aan dat dergelijke vorderingen, mits er voldoende spoedeisend belang is, bij voorrang aan de rechter kunnen worden voorgelegd.
10. In de 6e grief voert Bovam aan dat zij de huurkoopovereenkomst door het regelmatig niet-tijdig betalen door [geïntimeerde] ingevolge artikel 11 van de overeenkomst als ontbonden mag beschouwen. Op zich staat dat inderdaad in artikel 11 van de overeenkomst vermeld, maar Bovam heeft [geïntimeerde] nimmer op de hoogte gesteld van het feit dat zij de overeenkomst als ontbonden beschouwde. Om die reden heeft [geïntimeerde] nog in 1995 Sf 15.000,– betaald. Daar komt nog het volgende bij. Artikel 11 is weliswaar wat cryptisch geformuleerd, maar het is wel duidelijk dat dit artikel de verkoper de keuze geeft uit twee mogelijkheden, namelijk allereerst de ontbinding van de overeenkomst, waarna de koper het gekochte moet ontruimen. In een dergelijk geval heeft de verkoper recht op 10% van de koopprijs en de verschenen rente. De verkoper kan ook kiezen voor het direct opeisbaar beschouwen van de restant koopsom en deze, samen met alles wat de koper nog krachtens de overeenkomst verschuldigd is, direct opvorderen, vermeerderd met de kosten, schaden en interesten. Bovam heeft zich in deze procedure op het standpunt gesteld dat [geïntimeerde] zowel de koopprijs als de geleden schade dient te voldoen. Onder die omstandigheden kan zij niet ook nog de overeenkomst als ontbonden beschouwen. Dat zou dubbelop zijn en dat is in strijd met de overeenkomst. Het beroep op artikel 11 kan Bovam om die reden niet baten. Ook deze grief is daarom ongegrond.
11. In grief 7 wordt betoogd dat [geïntimeerde] geen recht heeft op levering van de twee percelen, nu zij de koopsom inclusief de overeengekomen rente niet volledig heeft voldaan. Op zich is het juist dat [geïntimeerde] niet de volledige koopsom inclusief de overeengekomen rente heeft betaald. In zoverre slaagt de grief. Maar nu Bovam anderzijds de restant koopsom en een volledige schadevergoeding vordert, waarop in de reconventie wordt ingegaan, heeft zij geen recht om daarnaast ook nog aanspraak te maken op de twee percelen. In zoverre faalt de grief.
12. Tenslotte betwist Bovam in grief 8 het spoedeisend belang. Ook die grief faalt. [geïntimeerde] wil meer dan 20 jaar nadat de huurkoopovereenkomst is gesloten ook de eigendom van de twee percelen geleverd krijgen. Dat is een voldoende spoedeisend belang, al is het maar omdat de twee percelen daarna niet meer vervreemd kunnen worden.
Voorts in reconventie:
13. Bovam vordert allereerst buitengerechtelijke kosten, terzake van onnodig door [geïntimeerde] aangespannen procedures. Zoals hiervoor overwogen heeft [geïntimeerde] wel degelijk belang bij toewijzing van haar vordering tot levering van de twee percelen, mede in het licht van de door Bovam zelf gekozen procesopstelling. Onder die omstandigheden heeft Bovam geen recht op de gevorderde buitengerechtelijke kosten, omdat het maken daarvan niet aan [geïntimeerde] valt te verwijten, nog los van het feit dat zij op geen enkel wijze het door haar terzake gevorderde en door [geïntimeerde] betwiste bedrag, door haar begroot op
SRD 12.550,–, aannemelijk heeft gemaakt.
14. Daarnaast vordert Bovam de door haar geleden schade, bestaande uit het feit dat [geïntimeerde] niet de volledige koopsom heeft betaald. Zij kan in haar berekening van rente en valutaschade echter niet worden gevolgd omdat zij ten onrechte het door [geïntimeerde] betaalde bedrag van Sf 15.000,– niet meerekent. Bovam voert aan dat dat bedrag betaald is nadat de overeenkomst reeds was ontbonden, en derhalve onverschuldigd is betaald, maar uit het voorgaande blijkt dat dat niet juist is. De overeenkomst is niet ontbonden en deze betaling geldt dus als voldoening aan de huurkoopovereenkomst. Dat betekent dat het Hof zelf de schade in redelijkheid en billijkheid zal moeten vaststellen. Daarbij houdt het Hof rekening met de volgende omstandigheden: van het totaal per 31 augustus 1996 verschuldigde bedrag van Sf 38.760,– (de koopsom plus de rente), dat zij diende te betalen heeft [geïntimeerde] volgens de eigen stellingen van Bovam Sf 33.221,35 voldaan, zodat op dat moment een restschuld bestond van afgerond Sf 5.539,- -. Omdat [geïntimeerde] haar termijnen regelmatig te laat heeft betaald is zij over dit bedrag nog gedurende een aantal jaren de rente verschuldigd, terwijl zij tevens rente verschuldigd is vanaf 31 augustus 1996 tot de dag van het wijzen van dit vonnis. Voorts houdt het Hof rekening met de waardedaling van de gulden, de verandering in munteenheid en met de inflatie. Dit alles in ogenschouw nemend stelt het Hof de schade van Bovam aan hoofdsom plus rente vast op SRD 5.539,–. [geïntimeerde] zal worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de overeengekomen rente van 9 ½% vanaf de datum van dit vonnis.
15. Tenslotte vordert Bovam kort gezegd de ontruiming van de tweepercelen, en na de niet bestreden eiswijziging, voorts dat de Glisbewaarder wordt gelast de overschrijving van de beide percelen in het openbaar register door te halen. Gelet op het voorgaande zijn deze vorderingen niet toewijsbaar en zullen deze daarom worden afgewezen.
Voorts in conventie en reconventie:
16. Nu beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld zullen de proceskosten tussen partijen als na te melden worden gecompenseerd.
De beslissing
Het hof:
In conventie:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, behoudens voor wat betreft de proceskosten en in zoverre opnieuw rechtdoende:
Compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
In reconventie:
Veroordeelt [geïntimeerde] om aan Bovam te betalen SRD 5.539,–, vermeerderd met 9 ½ % rente per jaar vanaf de datum van dit vonnis.
Verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gewezen door: mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran, Fungerend-President en mr. S.M.M. Chu, Lid en mr. R.M. Praag, Lid-Plaatsvervanger en w.g. I.S. Chhangur-Lachitjaran
door mr. A.C. Johanns, Fungerend-President bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag 2 februari 2018 , in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein, Fungerend-Griffier.
w.g. S.C. Berenstein w.g. A.C. Johanns
Bij de uitspraak ter terechtzitting zijn partijen noch in persoon noch bij gemachtigde verschenen.
Voor afschrift
De Griffier van het Hof van Justitie,
mr. M.E. van Genderen-Relyveld