- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer 60/2018
- Uitspraakdatum 24 oktober 2018
- Publicatiedatum 03 juli 2019
- Rechtsgebied Strafrecht
-
Inhoudsindicatie
Medeplegen moord. Gevangenisstraf van 18 jaren (met aftrek). Evenals de kantonrechter en de vervolging komt het hof tot het bewijs dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan hetgeen hem onder A van de tenlastelegging wordt verweten en is de verdachte in de visie van het hof terecht daarvoor veroordeeld door de kantonrechter.
Uitspraak
Vonnisnummer: 60/2018
Parketnummer: 01-01- 05817
Uitspraak: 24 oktober 2018
TEGENSPRAAK
APPELSTRAFKAMER
Het Hof van Justitie van Suriname
Gezien de stukken van het geding, waaronder het in afschrift overgelegde vonnis, door de Kantonrechter in het Tweede Kanton gewezen op 04 juli 2013 en uitgesproken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] te [district],
visser van beroep, wonende aan [adres] te [district], thans in verzekerde bewaring gesteld.
Verdachte is verschenen en wordt tevens bijgestaan door zijn raadslieden, mr. B.A.H. Pick en mr. R.R. Lobo.
Ontvankelijkheid appel
Uit de stukken van de zaak in eerste aanleg welke aan het hof zijn overgelegd door de Griffie der Kantongerechten is gebleken dat de verdachte op 05 juli 2013 op de voorgeschreven wijze appel heeft aangetekend tegen het voormelde vonnis van de Kantonrechter in het Tweede Kanton.
Tevens is gebleken dat de vervolgingsambtenaar op 11 juli 2013 eveneens appel heeft aangetekend tegen het voormeld vonnis van de Kantonrechter in het Tweede Kanton.
Gelet op het vorenstaande hebben beide partijen tijdig appel aangetekend tegen voormeld vonnis, weshalve zij daarin ontvankelijk zijn.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit vonnis is, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 334 van het Wetboek van Strafvordering, gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de vervolgingsambtenaar en van hetgeen door de verdachte en diens raadslieden naar voren is gebracht.
De vervolgingsambtenaar heeft gevorderd, dat het hof het vonnis van de Kantonrechter in het Tweede Kanton gewezen en uitgesproken op 04 juli 2013 zal bevestigen.
De verdediging heeft:
Primair bepleit dat het openbaar-ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de strafvervolging.
Subsidiair bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de algehele tenlastelegging.
Het vonnis waarvan beroep
Bij vonnis van de Kantonrechter in het Tweede Kanton d.d. 04 juli 2013 is de verdachte ter zake het bij inleidende dagvaarding onder A ( het medeplegen van moord) ten laste gelegde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 44 van het Wetboek van Strafrecht met bevel tot gevangenhouding.
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust.
Nadere overwegingen omtrent het bewijs:
Het hof acht naar aanleiding van het door de verdediging primair gestelde in casu voldoende om aan te geven dat de [verdachte] voornoemd, reeds door de politie was aangehouden toen de [getuige] bedoelde belastende verklaringen jegens hem, verdachte aflegde en zijn deze verklaringen tesamen met de overige verklaringen van getuigen in samenhang bekeken en zal het hof daarom aan dit verweer voorbij gaan.
Voorts overweegt het Hof naar aanleiding van het door de verdediging subsidiair gestelde dat de verdachte niet de persoon is geweest die het [slachtoffer] van zijn leven heeft beroofd, als volgt:
De ontkenning van de verdachte geplaatst tegen de achtergrond van de in het vonnis in eerste aanleg aangehaalde bewijsmiddelen met name de verklaringen van de verschillende getuigen in het bijzonder de getuigen [getuige], [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4], [getuige 5], [getuige 6] alsook van de verbalisanten [verbalisant], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] kan niet anders worden opgevat dan een kennelijk leugenachtige verklaring bedoeld om de waarheid te bemantelen. Het door de verdachte opgeworpen alibi dat hij zich op die bewuste avond op een feest zou hebben bevonden is ook nader onderzocht en ongegrond gebleken. Het is namelijk niet komen vast te staan dat de verdachte onafgebroken en voortdurend op voornoemde feest aanwezig is geweest.
Het is het hof bij de behandeling van de zaak in hoger beroep verder ook van geen enkele tegenstrijdigheid in de verklaringen van de genoemde getuigen gebleken; reden waarom er bij het hof dan ook geen twijfel bestaat dat het de verdachte is geweest die op die bewuste dag op de motorfiets met een tot nog toe onbekend gebleven persoon is gereden naar het adres van [slachtoffer] voornoemd en hem, [slachtoffer], vervolgens heeft geroepen en vervolgens met een vuurwapen gericht meerdere schoten op hem heeft gelost, waardoor [slachtoffer] voornoemd tengevolge van die verwondingen is komen te overlijden.
Ook de door de verdediging geopperde omstandigheden dat het vuurwapen reeds door de Franse autoriteiten was vernietigd en daardoor niet bewezen zou kunnen worden dat daarmee de dodelijke schoten zouden zijn gelost alsook de omstandigheid dat niemand de verdachte positief heeft kunnen herkennen, doet niets af aan het bewijs; immers leveren de bewijsmiddelen in elkaars verband en samenhang beschouwd wel het wettig en overtuigend bewijs voor het hof op dat het de verdachte is geweest die [slachtoffer] voornoemd van het leven heeft beroofd. Ten aanzien van het vuurwapen liggen de omschrijving daarvan door de Franse autoriteiten en de door de getuigen afgelegde verklaringen in hoger beroep in elkaars verlengde en is er ten aanzien van het al dan niet positief herkennen van de verdachte door de getuigen wel een omschrijving van het postuur en de kleding van de verdachte gegeven die overeenkomt met andere verklaringen van getuigen omtrent postuur en kleding van de verdachte op die avond.
Evenals de kantonrechter en de vervolging komt het hof tot het bewijs dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan hetgeen hem onder A van de tenlastelegging wordt verweten en is de verdachte in de visie van het hof terecht daarvoor veroordeeld door de kantonrechter.
Beslissing:
Het Hof van Justitie:
Rechtdoende in hoger beroep:
Bevestigt het vonnis van de kantonrechter in het Tweede Kanton op 04 juli 2013 gewezen en uitgesproken tegen voornoemde verdachte waarvan beroep.
Handhaaft de gevangenhouding van de verdachte
Aldus gewezen door:
mr. A. Charan, Fungerend-President;
mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran en mr. M.C. Mettendaf, Leden;
bijgestaan door mr. I. Madarsa, Fungerend-Griffier,
en uitgesproken te Paramaribo op de openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van woensdag 24 oktober 2018.
w.g. I. Madarsa w.g. A. Charan
w.g. I.S. Chhangur-Lachitjaran
w.g. M.C. Mettendaf
Voor eensluidend afschrift,
De Griffier van het Hof van Justitie,
(mr. M.E. van Genderen- Relyveld)