SRU-HvJ-2018-55

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer 61/2018
  • Uitspraakdatum 24 oktober 2018
  • Publicatiedatum 18 oktober 2019
  • Rechtsgebied Strafrecht
  • Inhoudsindicatie

    Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan hetgeen hem onder II van de tenlastelegging wordt verweten. Verdachte heeft de bedoelde motorfiets welke bestemd was om voor de bevoegde macht tot overtuiging of bewijs te dienen vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en weggemaakt. De verdachte wordt strafbaar gesteld bij artikel 252 lid jo artikel 72 WvSr

Uitspraak

Vonnisnummer: 61/2018
Parketnummer: 01-03-13725
Uitspraak: 24 oktober 2018
VERSTEK

APPELSTRAFKAMER
Het Hof van Justitie van Suriname

Gezien de stukken van het geding, waaronder het in afschrift overgelegde vonnis, door de Kantonrechter in het Tweede Kanton gewezen op 18 november 2011 en uitgesproken tegen de verdachte:

[naam 1], geboren op [geboorte datum] in [land], wonende aan de [straat 1] te [district], security handlanger van beroep, thans in vrijheid gesteld.
Verdachte is niet verschenen, maar wordt bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.A.H. Pick.

Ontvankelijkheid appel
Uit de stukken van de zaak in eerste aanleg welke aan het hof zijn overgelegd door de Griffie der Kantongerechten is gebleken dat de vervolgingsambtenaar op 22 november 2011 op de voorgeschreven wijze appel heeft aangetekend tegen het voormelde vonnis van de Kantonrechter in het Tweede Kanton.

Tevens is gebleken dat de verdachte op 02 december 2011 eveneens appel heeft aangetekend tegen het voormeld vonnis van de Kantonrechter in het Tweede Kanton.

Gelet op het vorenstaande hebben beide partijen tijdig appel aangetekend tegen voormeld vonnis, weshalve zij daarin ontvankelijk zijn.

Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit vonnis is, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 334 van het Wetboek van Strafvordering, gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de vervolgingsambtenaar en van hetgeen door de raadsman van de verdachte naar voren is gebracht.

De vervolgingsambtenaar heeft gevorderd, dat het hof het vonnis van de Kantonrechter in het Tweede Kanton gewezen en uitgesproken op 18 november 2011 onder aanvulling van de aangehaalde bewijsmiddelen zal bevestigen.

De verdediging heeft:
Bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de algehele tenlastelegging.

Het vonnis waarvan beroep
Bij vonnis van de Kantonrechter in het Tweede Kanton d.d. 18 november 2011 is de verdachte ter zake het bij inleidende dagvaarding onder I (het medeplegen van moord) ten laste gelegde vrijgesproken en terzake van het onder II ( het medeplegen van opzettelijk zaken bestemd om voor de bevoegde macht tot overtuiging of bewijs te dienen, vernielen, beschadigen, onbruikbaar maken of wegmaken voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 252 lid 1 jo artikel 72 WvSr) ten laste gelegde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) jaar en 6 (zes) maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 44 van het Wetboek van Strafrecht met bevel tot gevangenhouding.

Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust.

Nadere overwegingen omtrent het bewijs:
Het hof overweegt naar aanleiding van het door de verdediging gestelde dat de in de [kreek] aangetroffen motorfiets waarmee de schutter de moord zou hebben gepleegd, niet aan de verdachte kan worden gelinkt, als volgt:
Het hof slaat acht op de verklaring van de getuige [getuige] waarbij hij -onder meer- heeft verklaard dat [verdachte] (zijnde verdachte [naam 1]) hem tegen eind december had gevraagd of hij iemand kende die een man wilde vermoorden en dat hij, [naam 1], hem was komen halen aan de [straat 2] en daarbij een Via 2000 had meegenomen, omdat hij een motorfiets die daarin was geadverteerd wilde kopen. Voorts dat hij, [getuige] de motorfiets op zijn naam moest zetten en dat het [naam 1] is geweest die met de motorfiets is weggereden en op een ander moment bij het zien van de bedoelde motorfiets onder een afdakje bij [naam 2] en [naam 3] op vragen van [getuige] aan die [getuige] te kennen had gegeven: “a mang moes doe wang wroko gie mie” en dat hij het later zou vertellen. Tevens slaat het hof acht op de verklaring van [naam 4] die -onder meer- heeft aangegeven dat hij de opdracht tot het demonteren van de motorfiets had gekregen van [getuige] en dat die op zijn beurt hiertoe de opdracht had gekregen van [naam 1] alsmede de verklaringen van [naam 5] en [naam 6] die [naam 1] positief hebben aangewezen als te zijn de persoon die zij in hun verklaring hebben bedoeld als de blanke manspersoon die samen met [naam 2] de motorfiets voor reparatie had gebracht. Eveneens neemt het hof in ogenschouw de omstandigheid dat voornoemde [naam 5] daartoe in de gelegenheid gesteld om de deels gesloopte motorfiets eventueel te herkennen, deze in één oogopslag had herkend als te zijn de motorfiets van het merk Suzuki Hayabuza die door [naam 2] en de blanke man ([naam 1]) bij hem was gebracht voor reparatie, en voorts de omstandigheid dat na onderzoek is gebleken dat het chassisnummer van de verkochte motorfiets overeenkwam met het chassisnummer van de motorfiets welke was gedumpt in de [kreek]. Op grond van al het voorgaande kan door het hof niet anders worden geconcludeerd dan dat de verdachte voornoemd zich heeft schuldig gemaakt aan hetgeen hem wordt verweten; immers leveren deze bewijsmiddelen in elkaars verband en samenhang beschouwd wel het wettig en overtuigend bewijs voor het hof op dat het de verdachte is geweest die bedoelde motorfiets welke bestemd was om voor de bevoegde macht tot overtuiging of bewijs te dienen heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en weggemaakt zoals voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 252 lid 1 jo artikel 72 WvSr.
Evenals de kantonrechter en de vervolging komt het hof daarom tot het bewijs dat de verdachte zich wel heeft schuldig gemaakt aan hetgeen hem onder II van de tenlastelegging wordt verweten en is de verdachte in de visie van het hof terecht daarvoor veroordeeld door de kantonrechter.

Beslissing:
Het Hof van Justitie:

Rechtdoende in hoger beroep:
Bevestigt het vonnis van de kantonrechter in het Tweede Kanton op 18 november 2011 gewezen en uitgesproken tegen voornoemde verdachte waarvan beroep.

Aldus gewezen door:
mr. A. Charan, Fungerend-President;
mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran en mr. M.C. Mettendaf, Leden;
bijgestaan door mr. I. Madarsa, Fungerend-Griffier,
en uitgesproken te Paramaribo op de openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van woensdag 24 oktober 2018.

w.g. I. Madarsa w.g. A. Charan
w.g. I.S. Chhangur-Lachitjaran
w.g. M.C. Mettendaf

Voor eensluidend afschrift,
De Griffier van het Hof van Justitie,
(mr. M.E. van Genderen- Relyveld)