- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer Art. 4 WvSv.
- Uitspraakdatum 11 oktober 2018
- Publicatiedatum 02 oktober 2023
- Rechtsgebied Strafrecht
-
Inhoudsindicatie
Het hof is van oordeel dat een ieder het recht op vrije meningsuiting heeft, doch betekent het niet dat het uiten van die mening in het openbaar grenzeloos is. Het publiekelijk uiten van meningen of stellingen naar anderen toe – zonder enige gerechtvaardige en / of wettelijke grondslag daartoe – waarbij schade of schande aan het imago van die personen wordt toegebracht, is in strijd met de doelstelling van het recht op vrije meningsuiting afgezet tegen het recht van eerbiediging van privacy.
Uitspraak
HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
Meervoudige raadkamer
Volgnummer: Bzc 659/2018
Beslissing van 11 oktober 2018
Op het verzoek tot vervolging ingediend door:
[Klager],
Wonende [Plaats],
klager,
advocaat: mr. M. Toekoen,
Het verzoek/ beklag is gericht tegen:
[Beklaagde],
Kantoorhoudende [Plaats],
hierna te noemen: de beklaagde,
1.Procesverloop
1.1. Klager heeft op 07 juni 2017 het beklagschrift ingediend, waarin hij heeft verzocht dat op basis van artikel 4 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 5 van de Wet op de Inrichting en Samenstelling van de Rechterlijke Macht, de Procureur – Generaal zal worden bevolen om de persoon van [beklaagde] te vervolgen althans te doen vervolgen terzake van de in de artikelen 320, 321 en 326 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht vermelde strafbare feiten zoals aangehaald in het beklagschrift.
1.2. Voormeld beklagschrift is in behandeling genomen op 28 februari 2018, 11 juni 2018 en 25 juli 2018, waarbij de klager bijgestaan door zijn raadsvrouwe en de vervolgingsambtenaar zijn gehoord, zijnde daarvan processen-verbaal opgemaakt welke zich onder de processtukken bevinden.
2. Het standpunt van klager/verzoeker
2.1. Klager heeft ter onderbouwing van het verzoek –samengevat- het volgende aangevoerd:
- De beklaagde in de persoon van beklaagde heeft publiekelijk middels het advertentieblad ‘ Via 2000” jaargang 10, editie 18 van 25 juni 2010 en jaargang 11, editie 15 van 02 juni 2010 en via het televisieprogramma Waakhond uitgezonden op 28 september 2010, de klager beticht van valsheid in geschrifte, onwettige handelingen en corruptie.
- Voorts heeft beklaagde niet geschroomd om in het dagblad De Ware Tijd van 24 april 2017 en in het advertentieblad Via 2000 van respectievelijk 20 – en 27 oktober 2017 wederom de klager te bestempelen als een machtsdronken idioot die laffe rancuneuze en misdadige handelingen pleegt en regels van de zegelwet vertrapt om beklaagde als taxateur brodeloos te maken.
2.2. Klager stelt zich op het standpunt dat hij toen als hypotheekbewaarder de regels van de zegelwet in acht heeft genomen en dat hij bij ongeregeldheden een gesprek heeft gevoerd met de desbetreffende notarissen en de taxateur in kwestie over de waardevermelding in taxatierapporten. Het is ook gebleken dat bij bepaalde taxatierapporten opgemaakt door de beklaagde, de waarden niet correct stonden vermeld en werden de desbetreffende stukken terug gestuurd naar de notaris in kwestie. Het is geenszins de bedoeling om een taxateur of deze taxateur brodeloos te maken. Op basis van de zegelwet en de regels vanuit het Ministerie van Financiën dient de hypotheekbewaarder te handelen.
2.3 Derhalve is klager de mening toegedaan dat de taxateur in kwestie ten onrechte en wel publiekelijk – zonder enig grondig onderzoek te plegen of af te wachten zijn goede naam en eer heeft aangetast, waarbij klager de functie van hypotheekbewaarder niet meer mag uitoefenen. Bovendien had de vervolging naar aanleiding van zijn schrijven d.d. 12 oktober 2010 een onderzoek of verhoor gestart in deze kwestie, doch is het eindresultaat niet bekend of is klager in het ongewisse gebleven wat het onderzoek heeft uitgewezen, aangezien beklaagde nog in het jaar 2017 wederom klager publiekelijk heeft beledigd.
3. De reactie van de waarnemend Procureur – Generaal
3.1. De waarnemend Procureur – Generaal heeft – kort gezegd – zich op het standpunt gesteld dat de beklaagde, de taxateur in kwestie, de mening is toegedaan dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan smaad en laster of belediging, omdat hij de waarheid heeft gesproken. De vervolging heeft naar aanleiding van het schrijven van klager d.d. 12 oktober 2010 een politioneel onderzoek gestart, waarbij zowel de klager als beklaagde zijn gehoord alsmede enkele notarissen en/of personen werkzaam op het kantoor van die bepaalde notarissen. Hierna zou de zaak zijn geseponeerd, doch kan de hand niet meer op die stukken omtrent het seponeren worden gelegd. De vervolging had toen geen feiten en omstandigheden aanwezig geacht om een strafvervolging tegen de beklaagde in te zetten. Thans blijkt dat de beklaagde wederom in het jaar 2017 middels het advertentieblad “Via 2000” publiekelijke uitlatingen heeft gedaan, waarbij naar de mening van de klager het imago van hem, klager wordt geschaad. Het hof had tijdens de behandeling van dit beklag op 11 juni 2018 mediation aanbevolen tussen klager en beklaagde. Die mediation is toegepast, echter heeft het niet tot een succes geleid. De beklaagde is de mening toegedaan dat hij publiekelijk de waarheid heeft gesproken en liever zal instaan voor een vervolging dan zijn verontschuldigingen aan te bieden.
4. De beoordeling
4.1. Klager heeft ingevolge het bepaalde in artikel 4 van het Wetboek van Strafvordering het beklagschrift ingediend tegen de Procureur – Generaal betreffende de vervolging van persoon van [beklaagde];
4.2. Het hof gaat uit van de volgende feiten. De beklaagde heeft publiekelijk middels het advertentieblad ‘ Via 2000” jaargang 10, editie 18 van 25 juni 2010 en jaargang 11, editie 15 van 02 juni 2010 en via het televisieprogramma Waakhond uitgezonden op 28 september 2010, de klager beticht van valsheid in geschrifte, onwettige handelingen en corruptie.
Voorts heeft beklaagde er niet voor geschroomd om in het dagblad De Ware Tijd van 24 april 2017 en in het advertentieblad “Via 2000” van respectievelijk 20 – en 27 oktober 2017 wederom de klager te bestempelen als een machts-dronken idioot die laffe rancuneuze en misdadige handelingen pleegt en regels van de zegelwet vertrapt om beklaagde als taxateur brodeloos te maken.
4.3. Het hof is van oordeel dat een ieder het recht op vrije meningsuiting heeft, doch betekent het niet dat het uiten van die mening in het openbaar grenzeloos is. Het publiekelijk uiten van meningen of stellingen naar anderen toe – zonder enige gerechtvaardige en / of wettelijke grondslag daartoe – waarbij schade of schande aan het imago van die personen wordt toegebracht, is in strijd met de doelstelling van het recht op vrije meningsuiting afgezet tegen het recht van eerbiediging van privacy.
4.4. Het hof is van oordeel dat de beklaagde andere legale wegen kon hebben aangewend casu quo bij andere instanties kon hebben aangeklopt om zijn beklag omtrent het niet accepteren van de door hem opgemaakte taxatie- rapporten door de hypotheekbewaarder, in casu de klager, te laten onderzoeken. De beklaagde heeft het onderzoek niet afgewacht en heeft wederom in 2017 zich publiekelijk uitgelaten over de persoon van de klager, zonder enig onderzoek door een bevoegde instantie. Bovendien is het hof geen stukken tegengekomen waarbij de zaak al in 2010 zou zijn geseponeerd, hetgeen impliceert dat het beklag van de klager nog in tact was en dat deze zaak door de vervolging nogal onredelijk lang in onderzoek is.
4.5. Al het voorgaande in onderling verband en samenhang beschouwd leidt tot de slotsom dat de feiten en omstandigheden die klager ter onderbouwing van zijn beklag naar voren heeft gebracht grond opleveren voor het instellen van een strafvervolging tegen de persoon van beklaagde en dat het beklag derhalve gegrond is.
5. Beschikkende
5.1 Verklaart het beklag van de klager gegrond;
5.2 Beveelt dat het openbaar ministerie een strafvervolging zal instellen tegen de persoon van [beklaagde] terzake van het bepaalde in de artikelen 320, 321 en 326 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.
Aldus gegeven te Paramaribo in Raadkamer van het Hof van Justitie op donderdag 11 oktober 2018 door: mr. A. Charan, Fungerend-President, mr. R.G. Chatterpal, Lid en mr. A.M. Nooitmeer-Rotsburg, Lid-Plaatsvervanger, in tegenwoordigheid van mr. G.A. Kisoensingh-Jangbahadoer Singh, Fungerend-Griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.
Voor eensluidend afschrift,
De Griffier van het Hof van Justitie,
Namens deze,
( mr. S. Ghopie, waarnemend Substituut – Griffier )