- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer G.R. no. 15114
- Uitspraakdatum 01 juni 2018
- Publicatiedatum 11 oktober 2023
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Appellant maakt misbruik van procesrecht door over deze kwestie een kort geding aanhangig te maken, terwijl hij al in een bodemprocedure over hetzelfde in het ongelijk is gesteld en dat vonnis in kracht van gewijsde is. Het past de advocaat van een partij niet het weer opnieuw te proberen, omdat diens cliënt ‘niet tevreden is met het resultaat van zijn ingediende vordering’. Het recht heeft zijn loop gehad en dat behoort te worden aanvaard.
Uitspraak
G.R.No. 15114
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
in de zaak van
[Appellant],
wonende te [gemeente], [land],
appellant,
verder te noemen: [appellant],
gemachtigde: mr. F.F.P. Truideman, advocaat,
tegen
INTERVAST SURINAME N.V., rechtspersoon,
gevestigd te Paramaribo,
geïntimeerde,
verder te noemen: Intervast,
gemachtigde: mr. P. Sohansingh, advocaat,
inzake het hoger beroep van het door de kantonrechter in het Eerste Kanton tussen partijen gewezen en uitgesproken vonnis in kort geding van 13 juni 2013 (A.R.No. 12-1990) tussen [appellant] als eiser in conventie en verweerder in reconventie en Intervast als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie, spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit.
Het procesverloop in hoger beroep
Dit blijkt uit de volgende stukken en/of handelingen:
- de verklaring d.d. 4 juli 2013 van de griffier der kantongerechten, waarin is vermeld dat [appellant] tegen voormeld vonnis hoger beroep heeft ingesteld;
- de pleitnota d.d. 6 januari 2017;
- de antwoordpleitnota d.d. 7 april 2017;
- de repliekpleitnota d.d. 5 mei 2017;
- de dupliekpleitnota d.d. 16 juni 2017.
De beoordeling
1. Het beroep is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [appellant] daarin kan worden ontvangen.
2. Het gaat in deze zaak om een opdracht door [appellant] aan Intervast om voor hem een huis te bouwen. Dat was in 2001. [appellant] vindt dat Intervast bij de uitvoering van de opdracht fouten heeft gemaakt. [appellant] stelt dat hij daardoor schade heeft geleden en dat die fouten moeten worden hersteld.
Daarover heeft [appellant] een bodemgeschil aanhangig gemaakt. Zijn eisen zijn afgewezen bij een vonnis van de kantonrechter uit 2006, vooral omdat [appellant] niet repliceerde na het verweer van Intervast. Dat vonnis is in kracht van gewijsde gegaan. Er is geen hoger beroep ingesteld.
Opnieuw heeft [appellant] een bodemprocedure aanhangig gemaakt tegen Intervast, waarin hij dezelfde verwijten voorlegde ter beoordeling. Die procedure is geëindigd met een vonnis van de kantonrechter uit 2008. Daarin is [appellant] niet-ontvankelijk verklaard, omdat het eerste vonnis gezag van gewijsde had.
Vervolgens heeft [appellant] een kort geding aangespannen. Dat was in 2012. Ook hier gaat het weer over dezelfde problematiek. Door Intervast is een tegenvordering ingesteld. De kantonrechter heeft in haar vonnis geoordeeld dat het spoedeisend belang bij de vorderingen van beide partijen ontbreekt. De kantonrechter heeft de gevraagde voorzieningen geweigerd.
3. In hoger beroep heeft [appellant] aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen spoedeisend belang is (grief 1) en dat zij dus ook ten onrechte de vordering niet inhoudelijk heeft beoordeeld (grief 2).
4. Ter onderbouwing van het spoedeisend belang heeft [appellant] in hoger beroep gesteld dat ‘de feiten (…) zeer duidelijk zijn’ (pleitnota, bladzijde 1, tweede alinea) en dat Intervast ‘duidelijk (heeft) gewanpresteerd’ en dat [appellant] ‘schade geleden’ heeft door die wanprestatie.
Dergelijke stellingen zijn geen gronden om een spoedeisend belang aan te kunnen nemen. De zaak krijgt geen spoed, zoals de wet bij korte gedingen vereist, doordat de vordering duidelijk is.
Ook bij de kantonrechter heeft [appellant] geen stellingen naar voren gebracht die tot de conclusie kunnen leiden dat er sprake is van een spoedeisend belang.
5. Grief 1 slaagt niet. Daaruit volgt dat de kantonrechter – oordelende dat de vordering van [appellant] niet-ontvankelijk is – terecht geen oordeel meer heeft gegeven over de inhoud van het geschil. Ook grief 2 slaagt daarom niet.
Nu de grieven niet slagen en het Hof tegen het vonnis van de kantonrechter ook ambtshalve geen bedenkingen heeft, zal dit worden bevestigd.
6. Ten overvloede overweegt het Hof dat [appellant] misbruik van procesrecht maakt door over deze kwestie een kort geding aanhangig te maken, terwijl hij al in een bodemprocedure over hetzelfde in het ongelijk is gesteld en dat vonnis in kracht van gewijsde is. Het past de advocaat van een partij niet het weer opnieuw te proberen, omdat diens cliënt ‘niet tevreden is met het resultaat van zijn ingediende vordering’ (conclusie van repliek in conventie, onder randnummer 4). Het recht heeft zijn loop gehad en dat behoort te worden aanvaard.
7. [appellant] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten van het hoger beroep worden verwezen.
De beslissing in hoger beroep
Het Hof:
- bevestigt het in deze zaak door de kantonrechter tussen partijen gewezen vonnis van 13 juni 2013 (A.R.No. 12-1990), waarvan beroep,
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Intervast begroot op nihil.
Aldus gewezen door: mr. M.C. Mettendaf, Fungerend-President, mr. M.V. Kuldip Singh, Lid en mr. S.J.S. Bradley, Lid-Plaatsvervanger en
w.g. M.C. Mettendaf
door mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie op vrijdag 1 juni 2018, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein, Fungerend-Griffier.
w.g. S.C. Berenstein w.g. I.S. Chhangur-Lachitjaran
Partijen, appellant vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Mangroelal namens advocaat mr. F.F.P. Truideman, gemachtigde van appellant en geïntimeerde vertegenwoordigd door advocaat mr. T.A.M. Kensmil namens advocaat mr. P. Sohansingh, gemachtigde van geïntimeerde, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.
Voor afschrift
De Griffier van het Hof van Justitie,
Mr. M.E. van Genderen-Relyveld