- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer G.R. no. 15077
- Uitspraakdatum 18 mei 2018
- Publicatiedatum 11 oktober 2023
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Voor zover de vorderingen betrekking hebben op het verbieden van de veiling op 8 december 2015 kunnen deze reeds niet worden toegewezen omdat het gaat om een voldongen feit: de veiling heeft plaatsgevonden en dat kan niet worden teruggedraaid.
Jegens beide geïntimeerden waren deze erop gericht inzicht te verkrijgen in de besteding van het door Unifirst van Finabank geleende geld, met name of dat was aangewend voor het aankopen van een bepaald perceel en het daarop bouwen van een bedrijfspand. Jegens Finabank waren deze er mede op gericht een overzicht te verkrijgen van de (tranches van) kredietverlening. Indien en voor zover de onderhavige vorderingen dienen ter onderbouwing van het geëiste verbod van de veiling, delen zij het lot van de daarop betrekking hebbende vordering. En indien en zover deze een ander doel beogen te dienen, valt niet in te zien welk spoedeisend belang appellanten daarbij hebben.
Uitspraak
G.R.No.15077
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
in de zaak van
1.DE NAAMLOZE VENNOOTSCHAP EXCLUSIVE WOODS, gevestigd te [plaats],
2. [APPELLANT SUB 2], weduwe van [erflater], in haar hoedanigheid van
enige gerechtigde van alle activa, behorende tot de nalatenschap van [erflater]
en in de hoedanigheid van enig aandeelhouder en bestuurder directeur van de sub 1 genoemde rechtspersoon,
wonende te [plaats],
3. [Appellant sub 3], in haar hoedanigheid van president commissaris van de sub 1 genoemde rechtspersoon, wonende te [plaats],
4. A. [Appellant sub 4 A],
B. [Appellant sub 4 B],
C. [Appellant sub 4 C],
D. [Appellant sub 4 D],
allen in hun hoedanigheid van mede erfgenamen van de nalatenschap van
[erflater],
allen wonende te [plaats],
appellanten in kort geding,
gemachtigde: mr. D.P.A. Landvreugd, advocaat,
tegen
1. FINABANK N.V., rechtspersoon,
gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo,
verder te noemen: Finabank,
gemachtigde: mr. E. Naarendorp, advocaat,
en
2. UNIFIRST SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo,
verder te noemen Unifirst,
geïntimeerden in kort geding,
gemachtigde: mr. H.P. Boldewijn, advocaat,
inzake het hoger beroep van het door de kantonrechter in het Eerste Kanton in kort geding tussen partijen gewezen en uitgesproken vonnis van 7 december 2015 (A.R.No. 15-5176) tussen appellanten als eisers en geïntimeerden als gedaagden spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis bij vervroeging uit.
Het procesverloop in hoger beroep
Dit blijkt uit de volgende stukken en/of handelingen:
- de verklaring d.d. 7 december 2015 van de griffier der kantongerechten, waarin is vermeld dat appellanten tegen voormeld vonnis hoger beroep hebben ingesteld;
- de pleitnota d.d. 6 mei 2016;
- de antwoordpleitnota zijdens Finabank d.d. 7 oktober 2016;
- de repliekpleitnota d.d. 20 januari 2017;
- de dupliekpleitnota zijdens Finabank d.d. 17 maart 2017;
- de rechtsdag voor de uitspraak van het vonnis was hierna aanvankelijk bepaald op 4 augustus 2017 en vervolgens op 1 juni 2018, doch bij vervroeging op heden.
De beoordeling
1. Het hoger beroep is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat appellanten daarin kunnen worden ontvangen.
In hoger beroep is Unifirst wel verschenen, maar zij heeft daarin geen verdere proceshandelingen verricht.
2. In deze zaak zijn de volgende feiten van belang.
(i) Unifirst heeft in 2009 met Finabank een kredietovereenkomst gesloten, die in 2010 is herzien.
Krachtens deze (herziene) overeenkomst verstrekte Finabank aan Unifirst een bedrag van € 229.300,- ter leen.
(ii) Tot zekerheid van de voldoening van al hetgeen Unifirst aan Finabank uit hoofde van deze kredietovereenkomst verschuldigd zou zijn, heeft Exclusive Woods (appellante sub 1), daarbij vertegenwoordigd door haar directeur [erflater], aan Finabank het recht van eerste hypotheek verstrekt op een ten processe nader omschreven onroerend goed.
(iii) Unifirst is in gebreke gebleven jegens Finabank aan haar verplichtingen te voldoen, waarop laatstgenoemde het verbonden goed op 8 december 2015 heeft doen veilen. Daags daarvoor had de kantonrechter, bij het thans door appellanten bestreden vonnis, de vorderingen van appellanten, die erop gericht waren de veiling te voorkomen, afgewezen onderscheidenlijk (met betrekking tot een deel van de appellanten) hen daarin niet-ontvankelijk verklaard.
3. Bij pleitnota in hoger beroep hebben appellanten gevorderd hun oorspronkelijke vorderingen alsnog toe te wijzen. Bij repliekpleitnota hebben zij hun oorspronkelijke eis gewijzigd als in dat processtuk aangegeven. Finabank heeft zich tegen deze eiswijziging verzet.
Het Hof is van oordeel dat de onderhavige, ingrijpende, eiswijziging in dit stadium van de procedure strijdig is met een goede procesorde en staat haar daarom niet toe.
4. Aan het Hof liggen derhalve de oorspronkelijke vorderingen van appellanten ter beoordeling voor. Voor zover deze vorderingen betrekking hebben op het verbieden van de veiling op 8 december 2015 kunnen deze reeds daarom niet worden toegewezen omdat, zoals hierboven onder 2 (iii) reeds is opgemerkt, het gaat om een voldongen feit: de veiling heeft plaatsgevonden en dat kan niet worden teruggedraaid.
5. Ook de overige oorspronkelijke vorderingen van appellanten komen in dit kort geding niet voor toewijzing in aanmerking.
Jegens beide geïntimeerden waren deze erop gericht inzicht te verkrijgen in de besteding van het door Unifirst van Finabank geleende geld, met name of dat was aangewend voor het aankopen van een bepaald perceel en het daarop bouwen van een bedrijfspand. Jegens Finabank waren deze er mede op gericht een overzicht te verkrijgen van de (tranches van) kredietverlening. Indien en voor zover de onderhavige vorderingen dienen ter onderbouwing van het geëiste verbod van de veiling, delen zij, om redenen als hierboven sub 4 vermeld, het lot van de daarop betrekking hebbende vordering. En indien en zover deze een ander doel beogen te dienen, valt niet in te zien welk spoedeisend belang appellanten daarbij hebben.
6. Op het vorenstaande stuiten de grieven van appellanten, wat daarvan verder zij, af. Nu het Hof ambtshalve geen bedenkingen heeft tegen het bestreden vonnis, zal dit worden bevestigd. Appellanten zullen, als de in het ongelijk gestelde partijen, in de proceskosten van het hoger beroep worden verwezen.
De beslissing in hoger beroep
Het Hof:
- bevestigt het in deze zaak door de kantonrechter tussen partijen gewezen vonnis d.d. 7 december 2015 (A.R.No. 15-5176), waarvan beroep;
- veroordeelt appellanten in de kosten van het geding in hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van geïntimeerden gevallen en begroot op nihil.
Aldus gewezen door: mr. A. Charan, Fungerend-President, mr. M.V. Kuldip Singh, Lid en mr. J.M. Jensen, Lid-Plaatsvervanger en
w.g. A. Charan
door mr. S.M.M. Chu, Fungerend-President bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie op vrijdag 18 mei 2018, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein, Fungerend-Griffier.
w.g. S.C. Berenstein w.g. S.M.M. Chu
Partijen, appellanten vertegenwoordigd door advocaat mr. H.H. Vreden namens advocaat mr. D.P.A. Landvreugd, gemachtigde van appellanten en geïntimeerden vertegenwoordigd door advocaat mr. C.A.F. Meijnaar namens advocaat mr. H.P. Boldewijn, gemachtigde van geïntimeerde sub 2, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.
Voor afschrift
De Griffier van het Hof van Justitie,
Mr. M.E. van Genderen-Relyveld