SRU-HvJ-2018-80

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer G.R. no. 15034
  • Uitspraakdatum 18 mei 2018
  • Publicatiedatum 11 oktober 2023
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    De termijn voor hoger beroep tegen een vonnis in kort geding is veertien dagen. De dienstbrief dateert van 5 december 2015. Gelet op voornoemde termijn had de verklaring van hoger beroep uiterlijk op 19 december ter griffie der kantongerechten moeten zijn binnengekomen. Uit de verklaring van de griffier blijkt dat de verklaring van hoger beroep pas op 22 december 2014 is ingediend. Het hoger beroep is dan ook te laat ingesteld, zodat appellant niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep.

Uitspraak

G.R.No. 15034

HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME

in de zaak van

[APPELLANT],
wonende te [plaats],
appellant in kort geding,
verder ook aan te duiden als [appellant],
gemachtigde: mr. G.R. Sewcharan, advocaat,

tegen

MARINE SUPPLY SERVICES CO. CORP.,
rechtspersoon naar Panama’s recht,
gevestigd en kantoorhoudende te Colon, Republiek Panama,
geïntimeerde in kort geding,
verder ook aan te duiden als Marine Supply,
gemachtigde: mr. R.L. Kensmil, advocaat

inzake het hoger beroep van het door de kantonrechter in het Eerste Kanton gewezen en uitgesproken vonnis van 27 november 2014 (A.R.No. 14-3341) tussen [appellant] als eiser en Marine Supply als gedaagde spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, bij vervroeging in kort geding het navolgende vonnis uit.

Het procesverloop in hoger beroep

Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:

  • een verklaring van de griffier der kantongerechten civiele zaken van 15 mei 2015, inhoudende dat op 22 december 2014 door mr. G.R. Sewcharan, advocaat, een schriftelijke verklaring is ingediend inhoudende dat [appellant] hoger beroep wil instellen tegen het vonnis van de kantonrechter dat op 27 november 2014 in kort geding is gewezen tussen [appellant] als eiser en Marine Supply als gedaagde;
  • pleitnota van 6 november 2015;
  • antwoordpleitnota van 5 februari 2016;
  • een mondeling repliekpleidooi waarbij is geconcludeerd tot persistit;
  • een mondeling dupliekpleidooi waarbij is geconcludeerd tot persistit;
  • de rechtsdag voor de uitspraak van het vonnis was aanvankelijk bepaald op 21 oktober 2016 en vervolgens nader op 1 juni 2018, doch bij vervroeging op heden.

De ontvankelijkheid in hoger beroep

[appellant] heeft blijkens de aantekening van de griffier door tussenkomst van zijn raadsman bij schrijven van 19 december 2014, ingekomen ter griffie der Kantongerechten op 22 december 2014, appèl aangetekend tegen het vonnis van 27 november 2014. De dienstbrief van de griffier waarbij deze een afschrift van het vonnis van de kantonrechter aan [appellant] heeft doen toekomen is gedateerd 5 december 2014. [appellant] heeft gesteld dat de brief van de griffier van 5 december 2014 en het vonnis hem op 8 december 2014 bekend geworden zijn. Gelet op het voorgaande heeft [appellant] ingevolge het bepaalde in artikel 235 Rv. tijdig appèl ingesteld tegen voormeld vonnis, zodat hij ontvankelijk is in het ingestelde hoger beroep.

Het Hof oordeelt alsvolgt

De termijn voor hoger beroep tegen een vonnis in kort geding is veertien dagen. De dienstbrief dateert van 5 december 2015. Gelet op voornoemde termijn had de verklaring van hoger beroep uiterlijk op 19 december ter griffie der kantongerechten moeten zijn binnengekomen. Uit de verklaring van de griffier blijkt dat de verklaring van hoger beroep pas op 22 december 2014 is ingediend.
Het hoger beroep is dan ook te laat ingesteld, zodat [appellant] niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep.

De beoordeling

1. Gelet op het feit dat [appellant] niet-ontvankelijk is, komt het Hof niet toe aan een inhoudelijke beoordeling in hoger beroep.

2. De beslissing in hoger beroep in kort geding:

Het Hof:

2.1. verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in het hoger beroep;

2.2. veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Marine Supply begroot op nihil;

Aldus gewezen door: mr. A. Charan, Fungerend-President, mr. M.C. Mettendaf, Lid en mr. S.J.S. Bradley, Lid-Plaatsvervanger en

w.g. A. Charan

door mr. S.M.M. Chu, Fungerend-President bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie op vrijdag 18 mei 2018, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein, Fungerend-Griffier.

w.g. S.C. Berenstein w.g. S.M.M. Chu

Partijen, appellant vertegenwoordigd door advocaat mr. R.M.E. Wittenberg namens advocaat mr. G.R. Sewcharan, gemachtigde van appellant en geïntimeerde vertegenwoordigd door advocaat mr. J.S. Tamsiran namens advocaat mr. R.L. Kensmil, gemachtigde van geïntimeerde, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.

Voor afschrift
De Griffier van het Hof van Justitie,

Mr. M.E. van Genderen-Relyveld