SRU-HvJ-2018-87

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer G.R. no. 15028
  • Uitspraakdatum 16 maart 2018
  • Publicatiedatum 11 oktober 2023
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Geoordeeld wordt dat bij pseudovertegenwoordiging in de regel geen geldige rechtshandeling tot stand komt. Op de hoofdregel van niet gebondenheid geldt een uitzondering, indien de derde zich kan beroepen op het gerechtvaardigd vertrouwen dat de vertegenwoordiger wel bevoegd was. In dat geval kan de vertegenwoordigde toch gebonden zijn aan de door de onbevoegde vertegenwoordiger verrichte rechtshandeling. Echter moet er zijn voldaan aan de vereisten, dat de onbevoegde vertegenwoordiger heeft gehandeld in naam van de ander, de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid is gewekt door de vertegenwoordigde en dat de wederpartij te goeder trouw is.

Uitspraak

G.R.No. 15028

HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME

In het incident en in de hoofdzaak van

[Appellant], handelende onder de naam R.N. TRADING, wonende aan de [adres],
appellant in de hoofdzaak en in het incident, hierna aangeduid als ”[appellant]”,
gemachtigde: mr. M. Ansaar Guman,

tegen

I) DE BESLOTEN VENNOOTSCHAP BELEGGINGS- EN BEHEERSMAATSCHAPPIJ G. HAMERS B.V,
rechtspersoon,
gevestigd en kantoorhoudende in [land 1],
II) [Geïntimeerde sub 2],
wonende te [eiland],
III) [Geïntimeerde sub 3],
wonende in [land 1],
geïntimeerden in de hoofdzaak en in het incident, hierna aangeduid als ”[geïntimeerden]”,
gemachtigde: mr. H.R. Schurman, advocaat.

Inzake het hoger beroep van het door de kantonrechter in kort geding in het Eerste Kanton gegeven en uitgesproken vonnis van 12 juni 2014 in de zaak bekend onder A.R.No. 13-2793 tussen [geïntimeerden] als eiseres en [appellant] als gedaagde, spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit:

1. Het procesverloop in hoger beroep:

  • de verklaring d.d. 12 augustus 2014 van de griffier der Kantongerechten, waarin is vermeld dat
  • [appellant] tegen voormeld vonnis Hoger Beroep heeft ingesteld;
  • de pleitnota, d.d. 20 november 2015 met producties;
  • de antwoord pleitnota en uitlating producties, d.d. 18 maart 2016;
  • de incidentele conclusie tot schorsing en hervatting van het geding en de repliek pleitnota d.d. 01 april 2016 met producties;
  • de conclusie van antwoord in het incident en de dupliek pleitnota met uitlating producties d.d. 15 juli 2016.

2. De ontvankelijkheid van het beroep
2.1 [Appellant] is niet ter terechtzitting verschenen op de dag van de uitspraak van het vonnis in eerste aanleg. Het vonnis is per griffiersbrief van 01 augustus 2014 aan hem toegezonden.
[appellant] heeft op 12 augustus 2014 bij schrijven van zijn gemachtigde appèl aangetekend.

2.2 Gelet op het voorgaande heeft [appellant] binnen de wettelijke termijn appèl aangetekend, zodat hij ontvankelijk is in het ingesteld hoger beroep.

3. De feiten in de hoofdzaak
3.1 [Geïntimeerden] heeft in november 2011 , 3000 kg gepekeld rundvlees ter waarde van € 12.000,- verkocht en geleverd aan R.N. Trading.

3.2 Vervolgens heeft [geïntimeerden] in januari 2012 aan R.N. Trading diverse producten geleverd voor een totaal bedrag van € 117,70.

3.3 [geïntimeerden] heeft bij verzoekschrift in Kort Geding op 27 juni 2013 een vordering ingesteld tegen [appellant] ter voldoening van de aan haar verschuldigde geldsbedragen. Bij vonnis van de kantonrechter in Kort Geding d.d. 12 juni 2014, in de zaak bekend onder A.R.No.13-2793, heeft de kortgedingrechter de vordering van [geïntimeerden] toegewezen.

3.4 Tegen het vonnis voornoemd heeft [appellant] hoger beroep aangetekend.

3.5 [geïntimeerden] is sinds 31 oktober 2014 ontbonden en is op 10 december 2014 uitgeschreven uit het handelsregister van de (Nederlandse) Kamer van Koophandel.

4. De vordering en het verweer in het incident
4.1 [appellant] vordert om de zaak te schorsen en deze te hervatten ten name van de bestuurders van de ontbonden Besloten Vennootschap te weten:
[Geïntimeerde sub 1],
[Geïntimeerde sub 2] en
[Geïntimeerde sub 3]

4.2 [geïntimeerden] voert als verweer dat [appellant] de grondslag van de schorsing en hervatting niet heeft aangegeven. Het enkel niet bestaan van de BV geeft nog geen recht om een proces tegen elke willekeurige rechtspersoon te hervatten.

5. De vordering, de grieven en het verweer in de hoofdzaak
5.1 [Appellant] vordert dat hij ontvankelijk zal worden verklaard in zijn beroep, dat het vonnis in eerste aanleg zal worden vernietigd en dat het Hof, opnieuw rechtdoende, [geïntimeerden] alsnog niet ontvankelijk verklaart in haar vordering, althans haar de vordering ontzegt en [geïntimeerden] veroordeelt in de proceskosten in beide instanties.

5.2 [Appellant] heeft als grieven tegen het vonnis aangevoerd:
1. dat hij, [appellant], nooit en te nimmer zaken heeft gedaan met [geïntimeerden] en dat hij zulks
ondubbelzinnig heeft aangegeven in eerste aanleg;
2. dat de kantonrechter de vordering van [geïntimeerden] heeft toegewezen op de overweging dat
de werkelijke schuldenaar, [naam], bij het doen van zaken met [geïntimeerden], gebruik
heeft gemaakt van de handelsnaam van [appellant], zonder diens medeweten;
3. dat [geïntimeerden], naar zijn oordeel, niet diende te bewijzen dat hij zaken heeft gedaan met
R.N Trading, maar dat zij, [geïntimeerden], zaken heeft gedaan met [appellant]. Hij, [appellant],
kan dus niet opdraaien voor een schuld welke hij niet is aangegaan;
4. dat de kantonrechter hem, [appellant] niet heeft veroordeeld uit hoofde van enige over­ tuiging, doch slechts op grond van de aannemelijkheid van de vordering. Ten aanzien van het toewijzen van geldvorderingen in Kort geding worden er overigens stringentere eisen gesteld, waaronder het ontegenzeggelijk vaststaan van de vordering. In casu is [appellant] niet in de gelegenheid geweest zijn stellingen en standpunten te bewijzen door met name getuigen, terwijl hij de vordering van [geïntimeerden] categorisch heeft ontkend.

5.3 [Geïntimeerden] heeft verweer gevoerd. Op dit verweer en de overige standpunten van partijen wordt, voorzover nodig, bij de beoordeling ingegaan.

6 De beoordeling in het incident en in de hoofdzaak
6.1 Geoordeeld wordt, dat het ontbonden zijn van een vennootschap op zich – naar analogie van artikel 185 sub 1 van het Wetboek van Rechtsvordering – een grond oplevert voor het schorsen van het geding zodat dit hervat kan worden op naam van de door de belanghebbende opgegeven rechtspersoon/natuurlijke personen. Met name kan blijkens de literatuur ontbinding van een rechtspersoon hiermee gelijkgesteld worden.
Nu uit het door [appellant] overgelegd uittreksel is gebleken dat [geïntimeerden] is ontbonden daar er geen bekende baten meer zijn, zal het Hof de gevorderde schorsing en daarop volgende hervatting op naam van de bestuursleden van [geïntimeerden] toewijzen, zoals reeds in de kop van het vonnis is verwerkt.

6.2 [Geïntimeerden] ontkent de stelling van [appellant] dat hij nimmer zaken met hen heeft gedaan. R.N. Trading is op 14 juni 2011 overgenomen. Na de overname heeft [geïntimeerden] 3000 kilogram gepekeld rundvlees verzonden en is dit vlees ook door R.N. Trading overgenomen. Dit geldt eveneens voor de andere producten die op 05 januari 2012 zijn verzonden en wederom door R.N. Trading zijn overgenomen. Als de goederen niet door [appellant] waren ingeklaard, zouden die nog op de haven liggen en zou [geïntimeerden] daarvan op de hoogte zijn gesteld.
Voorts is [geïntimeerden] van oordeel, dat de stelling van [appellant] – met name dat [naam]zijn handelsnaam heeft gebruikt zonder diens medeweten – niets afdoet aan de rechtsgeldigheid van de overeenkomst tussen [geïntimeerden] en R.N. Trading, nu [appellant] niet heeft gesteld noch heeft bewezen dat hij de goederen niet heeft ontvangen.
Immers, indien [appellant] van mening was dat zijn broer [naam]in rechte betrokken diende te worden, bood het recht hem de gelegenheid daartoe.
Tenslotte voert [geïntimeerden] als verweer dat [appellant] voldoende gelegenheid heeft gehad zijn stel­ lingen te bewijzen. Nu hij daar geen of onvoldoende gebruik van heeft gemaakt, dient dat voor zijn rekening te komen. Het Kort Geding leent zich trouwens niet voor een uitgebreide behandeling van een zaak.

6.3 Het Hof verstaat dat [appellant] stelt, dat zijn broer [naam]het bedrijf R.N. Trading onbevoegd heeft vertegenwoordigd, door de handelsnaam R.N. Trading te gebruiken zonder zijn, [appellant]’s, medeweten.
Geoordeeld wordt dat bij pseudovertegenwoordiging in de regel geen geldige rechtshandeling tot stand komt. Op de hoofdregel van niet gebondenheid geldt een uitzondering, indien de derde zich kan beroepen op het gerechtvaardigd vertrouwen dat de vertegenwoordiger wel bevoegd was. In dat geval kan de vertegenwoordigde toch gebonden zijn aan de door de onbevoegde vertegenwoordiger verrichte rechtshandeling. Echter moet er zijn voldaan aan de vereisten, dat de onbevoegde vertegenwoordiger heeft gehandeld in naam van de ander, de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid is gewekt door de vertegenwoordigde en dat de wederpartij te goeder trouw is.

6.4 In casu is blijkens het overgelegde uitvoergeleide document en de factuur d.d. 05 januari 2012 gehandeld in naam van R.N. Trading. Uit eerder genoemde documenten is eveneens gebleken dat de goederen en facturen zijn opgestuurd naar het adres van R.N. Trading aan de [adres], hetwelk tevens het huisadres is van [appellant].
Niet is gesteld of gebleken dat [appellant] op enig moment aan [geïntimeerden] kenbaar heeft gemaakt dat hij de geleverde lading niet heeft besteld en zich daar dan ook niet verantwoordelijk voor stelt. Integendeel heeft [appellant] bij zijn conclusie van antwoord in eerste aanleg aangegeven dat het geleverde rundvlees bedorven was.
Geoordeeld wordt dan ook, dat door [appellant] – zelfs indien zou komen vast te staan dat [naam] de overeenkomst met [geïntimeerden] heeft gesloten – de schijn van vertegenwoordigingsbe­ voegdheid is gewekt tegenover [geïntimeerden].
Voorts is het Hof met [geïntimeerden] van oordeel, dat indien [appellant] van oordeel was dat hij niet aansprakelijk gesteld kan worden voor de vordering, de wet hem de mogelijkheid bood [naam]in vrijwaring op te roepen, hetgeen hij heeft nagelaten.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, is het Hof van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat [appellant] door de litigieuze overeenkomst is gebonden en dientengevolge is gehouden het verschuldigd bedrag te betalen.

6.5 [Appellant] voert voorts als verweer dat de kantonrechter hem, [appellant], heeft veroordeeld zonder enige overtuiging, doch slechts op grond van de aannemelijkheid van de vordering.

6.6 Overwogen wordt, dat voor toewijzing van een geldvordering in Kort Geding vereist is, dat het bestaan van de vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is. Daarnaast moet er sprake zijn van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist en moet de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede betrekken, het restitutierisico.
Nu de vordering van [geïntimeerden] in eerste aanleg voldoende aannemelijk is gemaakt en naar het oordeel van het Hof ook aan de overige vereisten is voldaan, zal aan deze grief worden voorbij­ gegaan.

6.7 Gezien al hetgeen hiervoor is overwogen, wordt geoordeeld dat [appellant] niet slaagt in de grieven en zal het bestreden vonnis worden bevestigd.
[appellant] zal in hoger beroep, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de pro­ceskosten.

7. De beslissing in hoger beroep
Het Hof:
In het incident:
7.1 Gelast de schorsing en gelijktijdige hervatting van het geding ten name van de Besloten
Vennootschap Beleggings- en Beheersmaatschappij G. Hamers B.V., rechtspersoon, Cronie,
Ronald Johan Stanley en Hamers, Gerardus Cornelis Maria.

In de hoofdzaak:
7.2 Bevestigt het vonnis van de Kantonrechter in het Eerste Kanton tussen partijen gewezen de dato 12 juni 2014, A.R.No. 13-2793, waarvan beroep;

7.3 Veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding aan de zijde van [geïntimeerden] in hoger beroep gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

Aldus gewezen door: mr. S.M.M. Chu, Fungerend-President, mr. A.C. Johanns en mr. A.M. Nooitmeer- Rotsburg, Leden-Plaatsvervanger en

w.g. S.M.M. Chu

door mr. S.S.S. Wijnhard, Fungerend-President bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag, 16 maart 2018, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein, Fungerend- Griffier.

Wegens ontstentenis van de w.g. S.S.S. Wijnhard
Fungerend-Griffier niet in staat het vonnis te ondertekenen

Bij de uitspraak ter terechtzitting is verschenen advocaat mr. A.M.S.J. Lo Tam Loi namens advocaat mr. M.A. Guman, gemachtigde van appellant, terwijl geïntimeerden noch bij gemachtigde noch bij vertegenwoordiging is verschenen.

Voor afschrift
De Griffier van het Hof van Justitie,
mr. M.E. van Genderen-Relyveld