- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer G.R. no. 15025
- Uitspraakdatum 16 maart 2018
- Publicatiedatum 11 oktober 2023
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Er is gebleken is dat appellante in kort geding opschorting, althans schorsing van het besluit van de Staat heeft gevorderd totdat in een bodemprocedure door de rechter over de rechtsgeldigheid ervan onherroepelijk zal zijn beslist en aan appellante op grond van dat besluit door de Staat ontslag is aangezegd, is het Hof van oordeel dat dit besluit van de Staat thans is uitgewerkt en appellante derhalve geen spoedeisend belang heeft bij de voorzieningen die zij heeft gevorderd. Bovendien is het Hof van oordeel dat – zoals terecht door de kantonrecht is overwogen dat het aantasten van het besluit van de Staat niet tot gevolg heeft dat de opzegging en de beëindiging van het arbeidsovereenkomst wordt aangetast. Niet is gebleken immers dat de overweging van de kantonrechter berust op een onjuiste rechtsopvatting.
Uitspraak
G.R.No. 15025
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
In de zaak van
[Appellante]
wonende te [plaats],
appellante, hierna aangeduid als ”[appellante]”,
gemachtigde: mr. G.R. Sewcharan, advocaat,
tegen
DE STAAT SURINAME, met name de Minister van Arbeid Technologische Ontwikkeling en Milieu,
rechtspersoon,
in rechte vertegenwoordigd door de Procureur – Generaal bij het Hof van Justitie,
gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo,
geïntimeerde, hierna aangeduid als ”de Staat”,
gemachtigde: mr. M. Kanhai – Ramai, jurist bij het Ministerie
van Arbeid, Technologische Ontwikkeling en Milieu en verbonden aan het Bureau Landsadvocaat.
inzake het hoger beroep van het door de Kanton rechter in het Eerste Kanton in kort geding gewezen en uitgesproken vonnis van 05 juni 2014 (A.R.No. 14-1538) tussen [appellante] als eiseres en de Staat als gedaagde,
spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit.
1 Het procesverloop
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken/handelingen:
- de verklaring van de griffier waaruit blijkt dat [appellante] op 28 augustus 2014 hoger beroep heeft ingesteld;
- de door [appellante] niet ingediende pleitnota ondanks het feit dat zij drie keer daartoe in de gelegenheid is gesteld;
- de mondelinge conclusie aan de zijde van de gemachtigde van [appellante], waarbij er recht op stukken is gevraagd.
2. De ontvankelijkheid van het beroep
2. 1 [appellante] is op de dag van de uitspraak (05 juni 2014) noch in persoon noch bij gemachtigde ter terechtzitting verschenen, terwijl de Staat, bijgestaan door zijn gemachtigde, wel is verschenen. Het vonnis is op 20 augustus 2014 naar de raadsman van [appellante] verstuurd. [appellante] heeft bij schrijven van haar gemachtigde op 28 augustus 2014 appel aangetekend;
2.2 [appellante] heeft derhalve tijdig het appel aangetekend en is zij daarin ontvankelijk.
3. De Feiten
3.1 [appellante] is in dienst getreden van de Finabank N.V. en bekleedde daarbij de functie van Financieel Directeur.
3.2 Bij besluit van de Staat de dato 12 februari 2014 met kenmerk [nummer] is aan de Finabank N.V. vergunning verleend om de arbeidsovereenkomst met [appellante] te beëindigen (hierna te noemen: het besluit van de Staat).
4. De vordering en de beslissing in eerste aanleg
[appellante] heeft in kort geding, zakelijk weergegeven, gevorderd om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad het besluit van de Staat op te schorten, althans te schorsen, totdat in een bodemprocedure door de rechter over de rechtsgeldigheid ervan onherroepelijk zal zijn beslist alsmede om de Staat te veroordelen in de proceskosten. De kantonrechter heeft in haar vonnis van 5 juni 2014 onder A.R.No. 14-1538 beslist dat de vordering van [appellante] wordt afgewezen en zij wordt in de proceskosten veroordeeld.
5. De grieven en de vordering in hoger beroep
[appellante] heeft geen grieven aangevoerd en zij heeft evenmin gepleit. Zij heeft op 6 november 2015 uitstel gevraagd om een pleitnota over te leggen, welk verzoek op 6 november 2015 door het Hof van Justitie is afgewezen. Daarna heeft de gemachtigde van [appellante] recht op stukken gevraagd.
6 De beoordeling
6.1 Nu gebleken is dat de gemachtigde van [appellante] recht op stukken heeft gevraagd, zal het Hof uit het voorgaande begrijpen dat zowel [appellante] als de Staat bij hun respectieve standpunten blijven, zoals die in het eerste aanleg zijn aangevoerd.
6.2 Ten aanzien van het spoedeisend belang wordt het volgende overwogen.
Nu gebleken is dat [appellante] in kort geding opschorting, althans schorsing van het besluit van de Staat heeft gevorderd totdat in een bodem procedure door de rechter over de rechtsgeldigheid ervan onherroepelijk zal zijn beslist en aan [appellante] op grond van dat besluit door de Staat ontslag is aangezegd, is het Hof van oordeel dat dit besluit van de Staat thans is uitgewerkt en [appellante] derhalve geen spoedeisend belang heeft bij de voorzieningen die zij heeft gevorderd. Bovendien is het Hof van oordeel dat – zoals terecht door de kantonrecht er onder rechtsoverweging 5.4 van het vonnis is overwogen – het aantasten van het besluit van de Staat niet tot gevolg heeft dat de opzegging en de beëindiging van het arbeidsovereenkomst wordt aangetast. Niet is gebleken immers dat de overweging van de kantonrechter berust op een onjuiste rechtsopvatting. Het Hof is – gelet op het voorgaande – van oordeel dat de overige stellingen en weren van partijen thans geen verdere bespreking behoeven en dat het vonnis van de kantonrechter in het Eerste Kanton, gewezen en uitgesproken op donderdag 05 juni 2014, waarvan beroep, zal worden bevestigd.
6.3 [appellante] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in hoger beroep worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de Staat gevallen en zoals nader te begroten in het dictum.
7. De beslissing in hoger beroep
Het hof:
7. 1 Bevestigt het vonnis waarvan beroep.
7.2 Veroordeelt [appellante] in de proceskosten aan de zijde van de Staat in hoger beroep gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door: mr. M.V. Kuldip Singh, Fungerend-President, mr. D.G.W. Karamat Ali, Lid en mr. I. Sonai, Lid-Plaatsvervanger en
w.g. M.V. Kuldip Singh
door mr. S.S.S. Wijnhard, Fungerend-President bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie op vrijdag 16 maart 2018, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein, Fungerend-Griffier.
Wegens ontstentenis van de w.g. S.S.S. Wijnhard
Fungerend-Griffier niet in staat het
vonnis te ondertekenen
Bij de uitspraak ter terechtzitting is verschenen advocaat mr. E.D. Esajas namens advocaat mr. G.R. Sewcharan, gemachtigde van appellante, terwijl geïntimeerde noch bij vertegenwoordiger noch bij gemachtigde is verschenen.
Voor afschrift
De Griffier van het Hof van Justitie,
mr. M.E. van Genderen-Relyveld