- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer GR-14735
- Uitspraakdatum 06 december 2019
- Publicatiedatum 14 augustus 2020
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
De geintimeerde wordt in Hoger beroep niet ontvankelijk verklaard omdat de appellanten in strijd met de statuten hebben gehandeld
Uitspraak
G.R.No. 14735
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
in de zaak van
1. [appellant 1], wonende te [district],
2. DORSETT HOTELS & RESORT INC, gevestigd te Paramaribo,
3. [appellant 3],
4. [appellant 4],
appellanten,
gezamenlijk verder te noemen: [appellanten] en afzonderlijk als [appellant 1], Dorsett, [appellant 3] en [appellant 4],
gemachtigde: mr. E. Naarendorp, advocaat,
tegen
DE RECHTSPERSOON NAAR ARUBAANS RECHT SURINAME LEISURE COMPANY N.V.,
gevestigd te Paramaribo,
geïntimeerde,
verder te noemen: SLC
gemachtigde: mr. J. Kraag, advocaat,
inzake het hoger beroep van het door de kantonrechter-plaatsvervanger in het Eerste Kanton gewezen en uitgesproken vonnis van 4 januari 2011 (A.R. No. 013216) tussen [appellanten] als gedaagden en SLC als eiseres spreekt de Fungerend-President, in naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit.
Het procesverloop in hoger beroep
Dit blijkt uit de volgende stukken en/of handelingen:
- het proces-verbaal d.d. 10 april 2012 van de griffier der kantongerechten, waaruit blijkt dat [appellanten] tegen genoemd vonnis hoger beroep hebben ingesteld;
- de memorie van grieven en pleitnotitie van [appellanten];
- de antwoordpleitnota van SLC;
- de repliekpleitnota van [appellanten];
- de dupliekpleitnota van SLC.
De beoordeling
1. Het hoger beroep is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [appellanten] daarin kunnen worden ontvangen.
2. SLC heeft in eerste aanleg gevorderd [appellant 1] en Dorsett te veroordelen tot betaling aan haar van twee geldsommen met nevenvorderingen. Aan [appellant 3] en [appellant 4] is bij incidenteel vonnis d.d. 20 april 2004 toegestaan zich in deze zaak aan de zijde van de twee laatstgenoemde partijen te voegen. Een verzoek van [appellant 4] en [appellant 3] om de onderhavige zaak wegens verknochtheid te voegen met een eveneens door SLC tegen hen aanhangig gemaakte zaak (bekend onder A.R. No. 012894) is onbehandeld gebleven. De kantonrechter heeft de vorderingen van SLC toegewezen.
3. [appellanten] hebben tegen het vonnis van de kantonrechter één grief aangevoerd die SLC vervolgens heeft bestreden. In de grief beklagen [appellanten] zich allereerst over de procesgang in eerste aanleg. [appellanten] wijzen erop dat de kantonrechter een (volgend) tussenvonnis heeft gewezen – waarin een comparitie van partijen werd gelast – nog voordat [appellant 3] en [appellant 4] een conclusie van dupliek hadden genomen. Verder voeren [appellanten] aan dat de kantonrechter het verzoek tot voeging wegens verknochtheid geheel onbesproken heeft gelaten. Ten slotte betogen zij dat SLC in de thans voorliggende zaak niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard op dezelfde gronden als is geschied in de zaak A.R.No. 012894.
4. Het door [appellanten]. gedane beroep op niet-ontvankelijkheid van SLC is door de kantonrechter verworpen in het aan het eindvonnis voorafgegane tussenvonnis d.d. 4 augustus 2008. Ingevolge artikel 269 Rv is het ingestelde beroep mede tegen dit tussenvonnis gericht.
5. Tussen partijen staat vast:
a. Ten tijde van het aanhangig maken van deze zaak waren [appellanten] de zogenaamde B-directeuren van SLC;
b. Artikel 17 van de statuten van SLC houdt in dat zij in rechte wordt vertegenwoordigd door een A- en een B-directeur;
c. [appellanten]. hebben niet aan een A-directeur toestemming gegeven tot of medewerking verleend aan het aanhangig maken van deze zaak. Zij hebben zich daartegen verzet.
6. De kantonrechter heeft het door [appellanten], vanwege de onder 5 vermelde feiten, gedane beroep op niet-ontvankelijkheid van SLC verworpen omdat, kort gezegd, in de vennootschap een patstelling was ontstaan, waardoor deze al geruime tijd niet goed functioneerde. Artikel 17 mag er daarom, aldus de kanonrechter, niet aan in de weg staan dat de vennootschap een zaak aan de rechter voorlegt.
7. Indien een bestuurder van een vennootschap ingevolge een statutaire bepaling de medewerking nodig heeft van een of meer andere bestuurders om de vennootschap in rechte te vertegenwoordigen, maar dezen zich van zodanige medewerking onthouden en de statuten in geen andere oplossing voorzien, kan hij zich in kort geding tot de kantonrechter wenden met het verzoek hem tot zodanig optreden te machtigen. In dat kort geding kan dan, indien daartoe voldoende grond bestaat, een voorlopige voorziening worden gegeven die bedoelde patstelling tussen de bestuurders doorbreekt. Het gaat echter niet aan zonder een dergelijke autorisatie eigenmachtig en in strijd met een statutaire bepaling als bedoeld in rechte op te treden. Dit klemt te meer indien de wederpartijen van de vennootschap haar medebestuurders zijn. Zonder een dergelijke autorisatie kunnen die medebestuurders, zoals zij in deze zaak hebben gedaan, zich naar het oordeel van het Hof met vrucht op bedoelde statutaire bepaling beroepen.
8. Op grond van het vorenstaande zal het Hof met vernietiging van het eindvonnis en het tussenvonnis d.d. 4 augustus 2008 SLC alsnog in haar vorderingen niet-ontvankelijk verklaren. Bij bespreking van de overige inhoud van haar grief hebben [appellanten]., gelet op deze beslissing, geen belang.
9. SLC zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden verwezen.
De beslissing in hoger beroep
Het Hof:
Vernietigt de vonnissen van de kantonrechter in het Eerste Kanton van 4 augustus 2008 en 4 januari 2011 in de zaak bekend onder A.R.No 013216
en opnieuw rechtdoende:
Verklaart SLC in de ingestelde vorderingen niet-ontvankelijk.
Veroordeelt SLC in de kosten van het geding in hoger beroep, tot aan deze uitspraak begroot op SRD 778,- alsmede die van het geding in eerste aanleg, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door: mr, R.G. Chatterpal, Fungerend-President, mr. S.S. Nanhoe-Gangadin en mr. A.M. Nooitmeer-Rotsburg, Leden-Plaatsvervanger en
w.g. R.G. Chatterpal
door mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie op vrijdag 6 december 2019, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein, Fungerend-Griffier.
w.g. S.C. Berenstein w.g. D.D. Sewratan
Bij de uitspraak ter terechtzitting is verschenen advocaat mr. C.A. Meijnaar namens advocaat mr. J. Kraag, gemachtigde van geïntimeerde, terwijl appellanten noch in persoon noch bij gemachtigde ter terechtzitting is verschenen.
Voor afschrift
De Griffier van het Hof van Justitie,
Mr. M.E. van Genderen-Relyveld