SRU-HvJ-2019-19

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer GR-14851
  • Uitspraakdatum 01 november 2019
  • Publicatiedatum 07 augustus 2020
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Een partij die een vorderingsrecht heeft,is vrij zich in een proces daarover door een ander te doen vertegenwoordigen. Er is geen rechtsregel die zich daartegen verzet. Het moet duidelijk zijn wie de vertegenwoordiger (de formele partij) is en wie de vertegenwoordigde (de materiele partij).

Uitspraak

G.R.No. 14851
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
In de zaak van

[appellant],
wonende in het [district] ,
appellant,
gemachtigde: mr. F.F.P. Truideman, advocaat,

tegen

[geïntimeerde],
wonende in het [district] ,
als gemachtigde van [naam],
wonende in [land], geïntimeerde,
gemachtigde: mr. Greg A.T.T. Sitaram, advocaat
inzake het hoger beroep van het door de kantonrechter in het Derde Kanton tussen partijen gewezen en uitgesproken vonnis van 21 juli 2009 (A.R. No. 08-4488) tussen geïntimeerde als eiser en appellant als gedaagde, spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit.

Het procesverloop in hoger beroep
Dit blijkt uit de volgende stukken en/of handelingen:

  • de verklaring d.d. 25 augustus 2009 van de griffier der kantongerechten,
    waarin is vermeld dat appellant tegen voormeld vonnis hoger beroep heeft ingesteld;
  • de pleitnota d.d. 6 december 2013;
  • de antwoordpleitnota d.d. 4 april 2014;
  • de repliekpleitnota d.d. 2 mei 2014;
  • de dupliekpleitnota d.d. 1 augustus 2014;
  • de conclusie tot uitlating d.d. 3 oktober 2014;
  • de uitspraak van dit vonnis, aanvankelijk bepaald op 16 januari 2015, is nader bepaald op heden.

De beoordeling
1. Het hoger beroep is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat appellant daarin kan worden ontvangen.
2. Anders dan appellant meent, staat het een partij die een vorderingsrecht heeft vrij zich in een proces daarover door een ander te doen vertegenwoordigen. Er is geen rechtsregel die zich daartegen verzet. Wél moet duidelijk zijn wie de vertegenwoordiger (de formele partij) is en wie de vertegenwoordigde (de materiele partij). Daarover kan in deze zaak geen misverstand bestaan. In het inleidend verzoekschrift zijn de posities van [geïntimeerde] en [naam] duidelijk aangegeven. De klachten hierover van appellant zijn ongegrond.
3. In de toelichting op de tweede grief vermeldt appellant nog: ”Als de kantonrechter beslist dat de vordering onder a van het petitum dient te worden afgewezen, dient hij dat in zijn vonnis te vermelden, hetgeen hij heeft nagelaten.” Inderdaad heeft de kantonrechter met betrekking tot dit vorderingsonderdeel in het dictum van zijn vonnis geen beslissing gegeven. Er had aldaar te dien aanzien moeten worden vermeld: ”Wijst af het meer of anders gevorderde”. In zoverre is de klacht van appellant gegrond. Hij heeft er echter blijk van gegeven goed te begrijpen wat de beslissing in dit opzicht inhield en heeft geen in rechte te respecteren belang bij herstel van de begane vergissing.
4. Op grond van het bovenstaande zal het Hof het bestreden vonnis bevestigen. Appellant zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten van het hoger beroep worden verwezen.

De beslissing in hoger beroep
Het Hof:

  • bevestigt het in deze zaak door de kantonrechter tussen partijen gewezen vonnis d.d. 21 juli 2009 bekend onder A.R.No. 08-4488, waarvan beroep;
  • veroordeelt appellant in de kosten van het geding in hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van geïntimeerde begroot op nihil.

Aldus gewezen door: mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President, mr. A. Charan en mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran, Leden en door de Fungerend-President bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag 1 november 2019, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein, Fungerend-Griffier.
w.g. S.C. Berenstein w.g. D.D. Sewratan

Bij de uitspraak ter terechtzitting is verschenen advocaat mr. K.J. Kraag-Brandon namens de advocaten mr. F.F.P. Truideman en mr. G.A.T.T. Sitaram, gemachtigden van partijen.

Voor afschrift
De Griffier van het Hof van Justitie,
mr. M.E. van Genderen-Relyveld