SRU-HvJ-2019-29

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer A-893
  • Uitspraakdatum 01 maart 2019
  • Publicatiedatum 03 september 2020
  • Rechtsgebied Ambtenarenrecht
  • Inhoudsindicatie

    Nu de vordering van verzoeker betreft een besluit tot toekenning gratificatie in verband met zijn 35- jarig ambtsjubileum,is het Hof onbevoegd kennis te nemen van de door hem ingestelde vordering.Ingevolge artikel 79 van de Personeelswet is het Hof evenmin bevoegd kennis te nemen van de vordering van eiser tot bepaling van de datum van ingang van het 35-jarig ambtsjubileum.

Uitspraak

HET HOF VAN JUSTITI E VAN SURINAME

In de zaak van

[verzoeker],
domicilie kiezende te [district],
verzoeker,
gemachtigde: mr. E.D. Esajas, advocaat,

tegen

DE STAAT SURINAME, met name HET MINISTERIE VAN FINANCIЁN,
in rechte vertegenwoordigd wordende door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie,
zetelende te Paramaribo, rechtspersoon,
verweerder,
gevolmachtigde: mr. R.Y. Gravenbeek, Substituut Officier van Justitie,

spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende door het Hof van Justitie op de voet van artikel 79 van de Personeelswet als gerecht in ambtenarenzaken gewezen vonnis uit.

1. Het procesverloop
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken/handelingen:

  • het verzoekschrift d.d. 21 oktober 2015 met producties;
  • het verzoek tot verlenging van de termijn voor indiening verweerschrift d.d. 02 december 2015;
  • de beschikking van het Hof d.d. 09 december 2015, waarbij de termijn voor indiening verweerschrift m.i.v. 07 december 2015 met 6 weken is verlengd;
  • het verzoek tot verlenging van de termijn voor indiening verweerschrift d.d. 14 januari 2016;
  • de beschikking van het Hof d.d. 18 januari 2016, waarbij de termijn voor indiening verweerschrift m.i.v. 18 januari 2016 voor de laatste maal met 6 weken is verlengd;
  • het verweerschrift d.d. 26 februari 2016 met producties;
  • de beschikking van het Hof van Justitie d.d. 29 februari 2016, waarbij het verhoor van partijen is bepaald op 01 april 2016;
  • het proces-verbaal van het verhandelde in raadkamer d.d. 01 april 2016 en 15 april 2016;
  • de akte tot overlegging van producties zijdens verzoeker d.d. 18 november 2016;
  • de akte tot uitlating producties zijdens verweerder d.d. 06 januari 2017;
  • de rechtsdag voor de uitspraak van het vonnis was hierna aanvankelijk bepaald op 19 mei 2017, doch nader op heden.

2. De feiten
Tussen partijen (hierna respectievelijk ”verzoeker” en ”verweerder” te noemen) staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist, dan wel op grond van de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, het volgende vast:

2.1. Verzoeker is op 01 oktober 1977 in dienst getreden van de Staat, met name het Ministerie van Openbare Werken en Verkeer en is sedert zijn overplaatsing per 01 oktober 1978 werkzaam op het Ministerie van Financiën.

2.2. Verzoeker is in het jaar 2007 in opdracht van de toenmalige Minister van Financiën, op non actief gesteld, vanwege een tegen hem, verzoeker, gedane klacht.

2.3. Blijkens het schrijven van de directeur van het Ministerie van Financiën, [naam], is uit het onderzoek gebleken dat verzoeker zich niet schuldig heeft gemaakt aan ontoelaatbare handelingen.

2.4. Op 21 november 2012 heeft verzoeker in een schrijven aan de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen het verzoek gedaan, hem per 01 december 2012 ontslag uit overheidsdienst te willen verlenen, met daaraan gekoppeld een vervroegd pensioen.

2.5. Bij schrijven van de Directeur der Belastingen d.d. 06 december 2012 is het verzoek van verzoeker niet ingewilligd, daar verzoeker een onderbreking van dienst heeft gehad voor de duur van twee en een half jaar, waardoor hij pas in juni 2015 in aanmerking voor vervroegd pensioen zou kunnen komen.

3.De vordering, de grondslag daarvan en het verweer daartegen

3.1. Verzoeker vordert, zakelijk weergegeven, om bij vonnis:

  1. De vordering ontvankelijk en gegrond te verklaren;
  2. De beschikking d.d. 10 september 2015 onder bureau nummer [nummer] nietig te verklaren, althans de datum van het 35-jarig ambtsjubileum van verzoeker te bepalen op 01 december 2012 instede van 25 september 2015;
  3. Verweerder in de kosten van het geding te veroordelen.

Verzoeker heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat de beslissing om hem op non-actief te stellen onrechtmatig was, reeds vanwege het feit dat hij, verzoeker, nimmer in de gelegenheid is gesteld zich ter zake te verweren. Voorts is niet gebleken dat verzoeker onrechtmatige handelingen heeft gepleegd.

De verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd, erop neerkomende dat de vordering van verzoeker niet valt binnen de werking van artikel 79 lid 2 van de Personeelswet. Het Hof is in de visie van verweerder onbevoegd kennis te nemen van de onderhavige zaak.

4. De beoordeling van het geschil

4.1. Het Hof als ambtenarengerecht is slechts bevoegd om in de in artikel 79 van de Personeelswet genoemde gevallen, besluiten van overheidsorganen te vernietigen, schadevergoeding toe te kennen en dwangsommen op te leggen.Nu de vordering van verzoeker betreft een besluit tot toekenning gratificatie in verband met zijn 35 – jarig ambtsjubileum, is het Hof onbevoegd kennis te nemen van de door hem ingestelde vordering. Ingevolge artikel 79 van de Personeelswet is het Hof evenmin bevoegd kennis te nemen van de vordering van eiser tot bepaling van de datum van ingang van het 35 – jarig ambtsjubileum van eiser op 01 december 2012 instede van 25 september 2015.

4.2. Gelet op het voorgaande is het door de verweerder aangevoerd verweer gegrond gebleken, Het Hof zal zich dan ook niet bevoegd verklaren om van de vordering van verzoeker kennis te nemen.

4.3. Aan bespreking van de overige stellingen en weren van partijen komt het Hof derhalve niet toe.

4.4. Het Hof overweegt ten overvloede dat in casu verweerder door middel van haar organen naar aanleiding van een gedeponeerde klacht een onderzoek heeft ingesteld op de afdeling Vermakelijkheidsbelasting, alwaar verzoeker de scepter zwaaide. Uiteraard was verweerder daartoe bevoegd en was zij ook bevoegd om verzoeker hangende het onderzoek buiten functie te stellen. Evenwel heeft het onderzoek niets bezwarends ten aanzien van verzoeker opgeleverd. Verweerder diende derhalve in de visie van het Hof het daarheen te leiden dat verzoeker conform zijn uitdrukkelijk verzoek in ere hersteld werd.Evenwel heeft verweerder er juist voor gekozen om verzoeker feitelijk te degraderen en andersoortige werkzaamheden op te dragen en uit te laten voeren. In de visie van het Hof maakt verweerder ten onrechte de koppeling met [naam 2] aangezien [naam 2] geen Hoofd van de afdeling Vermakelijkheidsbelasting was maar verzoeker wel. Verweerder dient in de visie van het Hof zorgvuldig om te gaan met de belangen van individuele ambtenaren in onze kleinschalige samenleving. Want als er een onderzoek ingesteld wordt, wordt dat breed uitgemeten in de pers en als het onderzoek niets oplevert zwijgt iedereen in alle talen terwijl de betrokken ambtena(a)r (en) nog steeds aan de schandpaal genageld is (zijn). Niemand – behalve zijn/hun direkte familie – die naar hem/hun omkijk (t) (en). En als betrokkene rehabilitatie eist – zoals in casu het geval is geweest – dan kan daar geen rekening mee worden gehouden. Ergo, betrokkene wordt van Pontius naar Pilatus gestuurd en hij weet uiteindelijk niet meer of hij nou “vis of vlees” is. Het voorgaande is in de visie van het Hof een zeer kwalijke zaak. Zelfs de leiding van het ambtenarenapparaat wringt zich in allerlei bochten om een onrechtvaardige situatie in stand te houden terwijl het Hof bij monde van de Fungerend-President van deze samengestelde behandelende kamer ter gelegenheid van het verhoor van partijen zulks nadrukkelijk aan de vertegenwoordigster van verweerder heeft meegegeven.

5. De beslissing
Het Hof:

5.1. Verklaart zich onbevoegd van de vordering kennis te nemen.

Aldus gewezen door: mr. A. Charan, Fungerend-President, mr. S.S.S. Wijnhard, Lid en mr. A.M. Nooitmeer-Rotsburg, Lid-Plaatsvervanger en door de Fungerend-President bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag 1 maart 2019, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein, Fungerend-Griffier.

w.g. S.C. Berenstein
w.g. A. Charan

Partijen, verzoeker vertegenwoordigd door advocaat mr. H.A.M. Essed namens advocaat mr. E.D. Esajas, gemachtigde van verzoeker en verweerder vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Jhinkoe namens mr. R.Y. Gravenbeek, gevolmachtigde van verweerder, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.

Voor afschrift
De Griffier van het Hof van Justitie,

Mr. M.E. van Genderen-Relyveld