SRU-HvJ-2019-41

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer A-865
  • Uitspraakdatum 03 mei 2019
  • Publicatiedatum 25 september 2020
  • Rechtsgebied Ambtenarenrecht
  • Inhoudsindicatie

    [verzoeker] vraagt in deze zaak zowel primair als subsidiair een declaratoire beslissing met daaraan gekoppeld een benoeming in een naast hogere rang alsmede behoud van zijn plaats op de ranglijst. Het gevorderde valt naar het oordeel van het Hof niet onder de limitatieve opsomming van artikel 79 PW. Het Hof verklaart zich onbevoegd om van het gevorderde kennis te nemen.

Uitspraak

A-865

HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME IN AMBTENARENZAKEN

In de zaak van

[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde: mr. S. Marica, advocaat,

tegen

DE STAAT SURINAME,
rechtspersoon, in rechte vertegenwoordigd wordende door
de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie,
zetelende te diens Parkette aan de Limesgracht no. 92
te Paramaribo,
verweerder,
gevolmachtigde: mr. M.E. Danning, Substituut Officier van Justitie,

spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit.

Partijen worden in het hierna volgende gemakshalve (ook) aangeduid als [verzoeker] respectievelijk de Staat;

  1. Het procesverloop

1.1 Het procesverloop blijkt uit de volgende processtukken/proceshandelingen:

  • Het verzoekschrift met bijbehorende producties ingediend ter griffie van het Hof van Justitie d.d. 22 september 2014;
  • het verzoek tot verlenging van de termijn voor indiening van het verweerschrift d.d. 03 november 2014;
  • de beschikking gegeven door het Hof van Justitie op 05 november 2014, waarbij de termijn voor indiening van het verweerschrift met ingang van 05 november 2014 is verlengd met zes weken;
  • Het verzoek tot verlenging van de termijn voor indiening van het verweerschrift d.d. 15 december 2014;
  • de beschikking gegeven door het Hof van Justitie op 02 januari 2015, waarbij de termijn voor indiening van het verweerschrift met ingang van 17 december 2014 voor de laatste maal is verlengd met zes weken;
  • de beschikking gegeven door het Hof van Justitie op 23 februari 2015, waarbij het verhoor van partijen in raadkamer is bepaald op 20 maart 2015;
  • het proces-verbaal van het op 20 maart 2015 gehouden verhoor van partijen;
  • de pleitnota en conclusie tot overlegging relevante stukken zijdens [verzoeker] de dato 20 november 2015;
  • de antwoordpleitnota en conclusie tot uitlating producties zijdens de Staat de dato 15 januari 2016;
  • de repliekpleitnota de dato 05 februari 2016;
  • bij wege van mondelinge dupliekpleidooi is geconcludeerd tot persistit zijdens de Staat;

1.2 De rechtsdag voor de uitspraak van het vonnis was vervolgens aanvankelijk bepaald op 03 juni 2016 doch nader op heden;

  1. De feiten

Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist, dan wel op grond van de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, het volgende vast:

2.1 [verzoeker] is inspekteur van Politie 3e klasse in het Korps Politie Suriname;

2.2 Op 3 augustus 2011 vond er een schietpartij plaats tussen [verzoeker] en een derde;

2.3 Op maandag 7 januari 2013 ontving [verzoeker] een ingebrekestelling inhoudende dat hij zich moest verweren ter zake een schietincident d.d. 30 augustus 2011 omstreeks 00.30 uur;

2.4 [verzoeker] heeft zich bij verweerschrift d.d. 9 januari 2013 verweerd ter zake en bij schrijven d.d. 22 juli 2013 heeft de Korpschef hem bericht dat hij negatief is beoordeeld op grond van de te verbeteren punten fysieke vaardigheidstest en relatie met hogere leidinggevenden;

  1. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer

3.1 [verzoeker] vordert – zakelijk weergegeven – dat bij vonnis van het Hof van Justitie uitvoerbaar bij voorraad:

Primair:

  1. voor recht zal worden verklaard dat de Staat onrechtmatig gehandeld heeft jegens hem;

  2. de Staat zal worden gelast hem te benoemen in de naast hogere rang ingaande 13 januari 2013;

Subsidiair:

  1. voor recht zal worden verklaard dat de Staat onrechtmatig gehandeld heeft jegens he0;

  2. de Staat zal worden gelast er zorg voor te dragen dat [verzoeker] zijn plaats op de ranglijst, plaats no. 14, terug krijgt;

  3. de Staat zal worden veroordeeld in de kosten van het geding;

3.2 [verzoeker] heeft – zakelijk weergegeven – naast voormelde vaststaande feiten het volgende aan zijn vordering ten grondslag gelegd. Tijdens het gesprek met de Korpschef heeft de Korpschef nog aan [verzoeker] mede gedeeld dat hij hem een tuchtstraf van 1 (één) jaar onthouding van de bevordering oplegt zonder rekening te houden met de uitspraak van de rechter, welke uitspraak is een voorwaardelijke straf van vier maanden, waartegen [verzoeker] in beroep is gegaan bij het Hof;

3.3 De Staat heeft verweer gevoerd en het Hof zal – voorzover nodig – in het hierna volgende daarop ingaan;

  1. De beoordeling

Bevoegdheid

4.1 De Staat heeft preliminair als verweer bij het verhoor van partijen aangevoerd – kort gezegd – dat het Hof zich onbevoegd dient te verklaren om van de vordering kennis te nemen omdat deze niet valt onder de werking van de limitatieve opsomming van artikel 79 van de Personeelswet (hierna: PW) . Naar het oordeel van het Hof is voormeld verweer gegrond en treft doel. [verzoeker] vraagt in deze zaak zowel primair als subsidiair een declaratoire beslissing met daaraan gekoppeld een benoeming in een naast hogere rang alsmede behoud van zijn plaats op de ranglijst. Het gevorderde valt naar het oordeel van het Hof niet onder de limitatieve opsomming van artikel 79 PW weshalve het Hof zich onbevoegd zal verklaren om kennis te nemen van het gevorderde;

4.2 Aan bespreking van de overige stellingen en weren van partijen komt het Hof derhalve niet toe;

  1. De beslissing

Het Hof:

  • Verklaart zich onbevoegd om van het gevorderde kennis te nemen;

Aldus gewezen door: mr. A. Charan, Fungerend-President, mr. M.V. Kuldip Singh en mr. D.G.W. Karamat Ali, Leden en

w.g. A. Charan

door mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie te Paramaribo op vrijdag 03 mei 2019, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein, Fungerend-Griffier.

w.g. S.C. Berenstein w.g. D.D. Sewratan

Partijen, verzoeker vertegenwoordigd door advocaat mr. H.A. Wekker namens advocaat mr. S. Marica, gemachtigde van verzoeker en verweerder vertegenwoordigd door mr. R. Gravenbeek namens
mr. M.E. Danning, gevolmachtigde van verweerder, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.Voor afschrift

De Griffier van het Hof van Justitie,

Mr. M.E. van Genderen-Relyveld