- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer GR-14738
- Uitspraakdatum 05 juli 2019
- Publicatiedatum 29 oktober 2020
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Appellant vordert een som geld. Het Hof oordeelt dat vaststaat dat in casu het loon voor de bemiddelingswerkzaamheden uitdrukkelijk is vastgesteld in de verkoopopdracht. Het Hof oordeelt dat een som geld betaalt dient te worden aan appellant.
Uitspraak
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
In de zaak van
[appellant],
wonende te [district 1],
appellant, eiser in het incident, hierna aangeduid als “[appellant]”,
gemachtigde: mr. A. R. Baarh, advocaat,
tegen
[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2] ,
[geïntimeerde 3] ,
[geïntimeerde 4] ,
[geïntimeerde 5] ,
[geïntimeerde 6] ,
[geïntimeerde 7] ,
[geïntimeerde 8] ,
[geïntimeerde 9] ,
allen wonende te [district 1],
geïntimeerden, gedaagden in het incident, gezamenlijk aangeduid als “[geïntimeerden]”,
gemachtigde: mr. J. Kraag, advocaat,
gelet op het door het Hof gewezen tussenvonnis van 5 april 2019 inzake het hoger beroep van het door de Kantonrechter in het Eerste Kanton uitgesproken vonnis van 13 januari 2009 in de gevoegde zaken bekend onder A.R. no. 06-2490 en A.R. no. 06-3539 tussen [appellant] als eiser en [naam 1] (hierna [naam 1]) als gedaagde .
spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit.
Het verdere verloop van de procedure in de hoofdzaak
1.1. Het verloop van het geding blijkt uit de volgende processtukken/proceshandelingen:
- Voor het procesverloop tot 05 april 2019 wordt verwezen naar het tussenvonnis van die datum;
- De Pleitnota overgelegd op 18 april 2019;
- De Antwoordpleitnota overgelegd op 03 mei 2019;
- Het schrijven van de gemachtigde van appellant d.d. 07 mei 2049, waarin is aangegeven, dat er zijdens appellant geen behoefte bestaat tot het nemen van een conclusie van repliek en waarin ook het verzoek wordt gedaan om vonnis te wijzen in onderhavige zaak;
- Het schrijven van de gemachtigde van geïntimeerde d.d. 08 mei 2019, waarin is aangegeven, dat geïntimeerde afziet van het nemen van een conclusie van dupliek en waarin ook het verzoek wordt gedaan om vonnis te wijzen in onderhavige zaak;
1.2. De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
2.De feiten
Als zijnde enerzijds gesteld en anderzijds niet, althans niet gemotiveerd weersproken dan wel erkend, alsmede op grond van de niet weersproken inhoud van de overgelegde producties, staan de navolgende feiten tussen partijen rechtens vast:
2.1. [naam 1] heeft een onderhandse volmacht doen opmaken, hetwelk ook is gelegaliseerd, daterend 21 november 2002, waarbij [naam 1] last en volmacht heeft gegeven aan [appellant] om voor en namens haar het perceelland, groot vier en veertig hectaren dertig aren en vier centiaren, aangeduid op de kaart van de landmeter J.G. van der Jagt, d.d. 5 november 2002 met de letters c’ GEDMN, gelegen in het [district 2] ten noorden van de [weg] en deel uitmakende van het gedeelte groot eenhonderd vier en vijftig hectaren negen en negentig aren en zes centiaren van de [plantage], te verkopen en in eigendom over te dragen aan de Stichting Pensioenfonds van de Surinaamsche Bank N.V. (hierna: de stichting). Ten aanzien van de koopsom staat -voor zover van belang- het navolgende in de volmacht vermeld:
“(…) voor een koopsom niet minder dan TWEE AMERIKAANSE DOLLARS (US$ 2,-) per vierkante meter, terwijl elk bedrag hierboven ten goede komt van de lasthebber, als commissie, zoals reeds door de lastgever met de gemachtigde was overeengekomen.”
2.2. [appellant] werd voorts ook gemachtigd om een optie tot verkoop aan de stichting aan te bieden voor het perceelland aangrenzend aan bovengenoemd perceel, welk perceelland de grootte had van ongeveer een en veertig hectaren drie en veertig aren en drie centiaren. Voor zover van belang staat het volgende in de volmacht aangegeven:
“(…) Voorts wordt de lasthebber gemachtigd om een optie tot verkoop voor gemeld bedrag per vierkante meter, te verlenen op het aan voormeld perceel aangrenzend perceel aan gemelde Stichting groot ongeveer een en veertig hectaren drie en veertig aren en drie centiaren.”
2.3.[appellant] heeft bij de koopovereenkomst gedateerd 19 december 2002 waarbij het onder 2.1. omschreven perceelland aan de stichting is verkocht, ook de optie tot koop aangeboden aan de stichting voor het aangrenzend perceelland. Dit optierecht was onherroepelijk verleend tot en met 31 mei 2005. In de voormelde koopovereenkomst staat voor zover van belang het volgende weergegeven:
“De verkoper verleent aan de koper het onherroepelijk recht om het hiervoor gemeld deel groot ongeveer een en veertig hectaren drie en veertig aren en dertig centiaren te kopen voor een bedrag van minimaal US $2,85 per vierkante meter welk recht onherroepelijk is tot 31 mei 2005.”
De stichting heeft in haar schrijven d.d. 19 april 2004 aangegeven, gebruik te willen maken van haar optierecht om ook het aangrenzend perceelland te kopen.
2.4 Voorts is in dit hoger beroep, als zijnde door [appellant] met onderbouwing door overlegging van een productie gesteld en door [geïntimeerden](rechtsopvolgers van [naam 1]) erkend, het volgende komende vast te staan.
[appellant] heeft van [naam 1] de opdracht gehad een perceelland voor en namens haar te verkopen. Ter accordering heeft [appellant] een bevestigingsbrief d.d. 25 september 2002 van de gemaakte afspraken naar [naam 1] gestuurd. Voor zover van belang staat het navolgende in deze brief weergegeven:
“Ter bevestiging van uw opdracht tot verkoop van het perceelland groot 85.773 ha., deel uitmakende van de [plantage] in het [district 2], gelegen ten noorden (linkerzijde) van de [weg] op circa 10 kilometer afstand van de brug over de [rivier], u in eigendom toebehorend, doe ik u bijgaande brief ter accordering toekomen.
Ik zal voor uw rekening bovengenoemd perceelland ten verkoop aanbieden voor de verkoopprijs van USD 2 per m2 k.k.
Met u is afgesproken dat in afwijking van het normale honorarium als intermediair de prijs die wordt verkregen boven de USD 2 per m2 als vergoeding voor mijn inzet zal gelden.
Deze verkoopopdracht is geldig tot uiterlijk 31 december 2002.”
Deze brief is voor akkoord ondertekend door [naam 1], [naam 2], [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 8].
De procedure in eerste aanleg
De vordering, grondslag daarvan en het verweer in eerste aanleg
3.1. [appellant] heeft in eerste aanleg bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad – zakelijk weergegeven – gevorderd [naam 1] te veroordelen, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan hem te betalen de som van USD 354.180,50 (Driehonderd vier en vijftig duizend eenhonderd tachtig 50/100 Amerikaanse Dollars) met de wettelijke rente daarover ad. 6% per jaar vanaf de dag van rechtsingang tot aan die der algehele voldoening, met veroordeling van [naam 1] in de kosten van het geding.
3.2. [appellant] legt- voor zover van belang en zakelijk weergegeven – ten grondslag aan zijn vordering, dat [naam 1] jegens hem wanprestatie heeft gepleegd.
3.3. Partijen hebben over en weer verweer gevoerd.
3.4. De Kantonrechter heeft in haar vonnis d.d. 13 januari 2009 in de gevoegde zaken bekend onder A.R. no. 06-2490 en A.R. no. 06-3539, de vordering afgewezen en [appellant] veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Deze beslissing heeft de Kantonrechter – kort gezegd – gebaseerd op het feit dat voor wat betreft de machtiging met betrekking tot de optie tot verkoop van het aangrenzend perceel alleen is gebleken dat [appellant] een koopsom van USD 2,- per m2 mocht bedingen, maar dat het niet is komen vast te staan dat er hier ook sprake was van een commissie die door [appellant] verdiend zou worden bij het bedingen van een hogere koopsom.
De vordering, grieven en het verweer in hoger beroep
4.1 [appellant] verzoekt in hoger beroep om het vonnis van de Kantonrechter in het Eerste Kanton van 13 januari 2009 in de gevoegde zaken bekend onder de A.R. no.’s 06-2490 en 06-3539 te vernietigen en opnieuw rechtdoende het oorspronkelijk verzoek toe te wijzen.
4.2 [appellant] heeft daartoe een tweetal grieven aangevoerd waarop het Hof in de verdere beoordeling zal ingaan. De grieven kunnen alsvolgt worden samengevat.
Grief 1.
Ten onrechte is de Kantonrechter in het bestreden vonnis er van uit gegaan dat uitsluitend hetgeen in de volmacht tot verkoop de dato 21 november 2002 is verwoord de afspraken tussen [naam 1] en [appellant] behelsde.
De Kantonrechter heeft over het hoofd gezien dat voorafgaand aan de volmacht tot verkoop de dato 21 november 2002 [naam 1] bij schriftelijke overeenkomst de dato 25 september 2002 aan [appellant] de opdracht had gegeven het perceelland groot 85.773 ha, deel uitmakende van de [plantage] in het [district 2], gelegen ten noorden (linkerzijde) van de [weg] op circa 10 kilometer afstand van de brug over de [rivier], aan [naam 1] in eigendom toebehorend, voor rekening van [naam 1] te verkopen en wel voor de verkoopprijs van USD.2,- per m2 k.k.; voorts dat tussen [appellant] en [naam 1] is afgesproken dat in afwijking van het normale honorarium als intermediair de prijs die wordt verkregen boven de USD.2, – per m2 als vergoeding voor de inzet van [appellant] zal gelden en ten slotte dat die verkoopopdracht geldig is tot uiterlijk 31december 2002.
[appellant] heeft verder gesteld dat voor zover de Kantonrechter ervan is uitgegaan dat de volmacht tot verkoop d.d. 21 november 2002 in de plaats is getreden van de overeenkomst d.d. 25 september 2002, dit een onjuist uitgangspunt is daar nergens in de (overeenkomst tot verlening van) volmacht tot verkoop van het onroerend goed d.d. 21 november 2002 is gesteld dat daarmee de overeenkomst d.d. 25 september 2002 is vervallen danwel dat daarvan wordt afgeweken.
Op basis van de volmacht d.d. 21 november 2002 en de overeenkomst d.d. 25 september 2002 staat volgens [appellant] vast dat hij zijn intermediair niet kosteloos verleende. De laatste zinssnede op pagina 1, 5e alinea in de volmacht tot verkoop d.d. 21 november 2002 luidende “zoals reeds door de lasthebber met de gemachtigde was overeengekomen” refereert naar de overeenkomst van 25 september 2002. Daarbij moet volgens [appellant] niet uit het oog worden verloren dat de aan hem gegeven opdracht om 85.773 ha te vervreemden is gerealiseerd in twee fasen.
Grief 2.
Ten onrechte heeft de Kantonrechter geoordeeld dat niet in rechte is komen vast te staan dat [appellant] recht had op een commissie gelijk aan elk bedrag boven de USD. 2, – per m2. Daarbij is de Kantonrechter voorbij gegaan aan het feit dat het intermediair van [appellant] niet pro deo was en heeft de Kantonrechter de wettelijke bepalingen neergelegd in artikel 1814 jo 468 BW eveneens ten onrechte buiten toepassing gelaten.
4.3.[geïntimeerden] heeft de grieven bestreden en verweer gevoerd, erop neerkomende dat de aangevoerde grieven geen stand kunnen houden, omdat er nergens uitdrukkelijk met [appellant] is overeengekomen dat hij aanspraak maakt op een commissie voor de verkoop van het aangrenzend perceelland. Bij de verdere beoordeling zal het Hof voor zover nodig daarop terug komen.
De beoordeling
5.1.Ten aanzien van grief 1:
Zoals in de feiten onder 2.4 weergegeven is in dit hoger beroep tevens komen vast te staan dat voorafgaande aan de volmacht tot verkoop de dato 21 november 2002 [naam 1] bij schriftelijke overeenkomst de dato 25 september 2002 aan [appellant] de opdracht had gegeven het perceelland groot 85.773 ha, deel uitmakende van de [plantage] in het [district 2], gelegen ten noorden (linkerzijde) van de [weg] op circa 10 kilometer afstand van de brug over de [rivier], aan [naam 1] in eigendom toebehorend, voor rekening van [naam 1] te verkopen en wel voor de verkoopprijs van USD.2,- per m2 k.k.; voorts dat tussen [appellant] en [naam 1] is afgesproken dat in afwijking van het normale honorarium als intermediair de prijs die wordt verkregen boven de USD.2,- per m2 als vergoeding voor de inzet van [appellant] zal gelden en ten slotte dat die verkoopopdracht geldig is tot uiterlijk 31 december 2002.
Uit deze overeenkomst blijkt naar het oordeel van het Hof duidelijk dat [naam 1] met [appellant] heeft afgesproken dat aan [appellant] de prijs boven USD.2,- als vergoeding voor de verkoop van het perceelland groot 85.773 ha voor diens werkzaamheden als intermediair dient te worden betaald.
Als zijnde door [naam 1]/ [geïntimeerden] niet weersproken is tevens komen vast te staan dat de verkoop van het perceelland groot 85.773 ha in twee fasen is geschied te weten eerst het deel groot 44,304 ha bij koopovereenkomst d.d. 19 december 2002 en daarna het deel groot ongeveer 41,433 ha naderhand vastgesteld groot 41.469 ha. door aanvaarding van de koopoptie door de stichting bij schrijven d.d. 19 april 2004 (prod. B bij het verzoekschrift van [appellant] in eerste aanleg bekend onder A.R.No. 062490) welk schrijven als volgt luidt:
“Paramaribo, 19 april 2004
De heer [appellant]
[adres]
[district 1]
Gebruik optie aankoop [plantage] 41,469 HA konform koopovereenkomst de dato 19 december 2002
Geachte heer [appellant],
Met referte aan de gesprekken tussen u en onze heer [naam 3] bevestigen wij dat wij gebruik maken van de optie tot koop van het perceelland groot 41.469 HA en deeluitmakende van de [plantage] gelegen in het [district 2] ten Noorden van de [weg].
Deze koop geschiedt onder de voorwaarden zoals die zijn vastgesteld onder het hoofdstuk Optie in onze koopovereenkomst van 19 december 2002:
De grootte van het perceelland bedraagt 41,469 HA
De koopsom is berekend op basis van 39,744 HA voor de prijs van USD.2,85 per m2
Het verschil van 1,7250 Ha is de reservering voor de helft van de aan te leggen weg aan weerszijden van de grenslijn NM- aangeduid op de kaart van landmeter J.G. van der Jagt van 17 februari 2004 – van het voormeld perceelland, met een totale breedte van 15 meters.
De totale koopsom bedraagt USD.1.132.704,00 en zal worden betaald zoals is overeengekomen.
De notariële overdracht van het perceelland vindt plaats na betaling van de koopsom.
Wij danken u voor uw medewerking.
Hoogachtend. Voor akkoord:
Stichting Pensioenfonds van(opm. Hof: voorzien van De Surinaamsche Bank N.V.een onleesbare handtekening)
(Opm. Hof: voorzien van twee onleesbare handtekeningen)De heer [appellant]”
Door het accepteren van de koopoptie is ten aanzien van het deel groot 41,469 ha een koopovereenkomst tot stand gekomen. Uit de bewoordingen van de verkoopdracht d.d. 25 september 2002 zoals weergegeven in 2.4 enerzijds en de hier boven weergegeven koopovereenkomst tussen [naam 1] / [geïntimeerden] en de stichting anderzijds is de verschuldigdheid van [naam 1]/[geïntimeerden] aan [appellant] van de overeengekomen commissie genoegzaam komen vast te staan.
Daaraan doet het verweer van [naam 1]/[geïntimeerden] als zou het perceel in kwestie aan derden zijn verkocht en dat [naam 1]/[geïntimeerden] uit dien hoofde “slechts” het boetebedrag van USD.100.000,- zal verbeuren niet af. Dit boetebeding regardeert immers niet [appellant] als intermediair, doch de koper van het onroerend goed, te weten de stichting, die indien nodig geacht dit beding tegen [naam 1]/[geïntimeerden] kan inroepen.
Voor wat betreft de hoogte van het door [naam 1]/[geïntimeerden] aan [appellant] verschuldigd bedrag wordt het navolgende overwogen. De koopsom van het verkochte deel van het perceelland groot 41,469 ha is berekend op basis van 39,744 ha voor de prijs van USD.2,85 per m2 aangezien tussen partijen (koper en verkoper) is bedongen dat de strook grond bestemd voor het aanleggen van een weg in totaal neerkomende op 1,7250 ha niet zal worden vergoed. De koopsom komt dus neer op USD.1.132.704,-. De prijs per m2 berekend over de oppervlakte van 41,469 ha is USD.1.132.704,- gedeeld door 414690 vierkante meters is USD.2,73144759.
Aan [appellant] is [naam 1]/[geïntimeerden] verschuldigd USD.2,73144759 minus USD.2,- is USD.0,73144759 maal 414690 vierkante meters. Dit komt neer op USD.303.324,-.
Een en ander brengt met zich dat grief 1 doel treft en dat het daartegen gevoerd verweer faalt.
Ten aanzien van grief 2:
Gelet op het feit dat grief 1 doel treft acht het Hof het niet nodig grief 2 aan een bespreking te onderwerpen. Immers is reeds komen vast te staan dat in casu het loon voor de bemiddelingswerkzaamheden uitdrukkelijk is vastgesteld in de verkoopopdracht d.d. 25 september 2002.
5.3 [naam 1]/[geïntimeerden] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep gevallen en zoals nader te begroten in het dictum van dit vonnis.
5.4 Tevens zullen de gelegde conservatoir derdenbeslagen van waarde worden verklaard nu de beslagformaliteiten in acht zijn genomen
5.5. Op grond van de hiervoren aangehaalde overwegingen, komt het hof tot de conclusie dat het beroepen vonnis van de Kantonrechter moet worden vernietigd en opnieuw rechtdoende zal worden beslist zoals na te melden in het dictum.
De beslissing in hoger beroep
Het Hof:
6.1. Vernietigt het door de Kantonrechter in het Eerste Kanton uitgesproken vonnis van 13 januari 2009 in de gevoegde zaken bekend onder A.R. no. 06-2490 en A.R. no. 06-3539 tussen [appellant] als eiser en [naam 1] als gedaagde, waarvan beroep;
En opnieuw rechtdoende:
6.2. Veroordeelt [geïntimeerden] om aan [appellant] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de som van USD 303.324,-. (Driehonderddrieduizend drie honderd en vierentwintig Amerikaanse Dollars) vermeerderd met de wettelijke rente daarover ad. 6% per jaar vanaf 5 juli 2006 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.3 Verklaart van waarde het door deurwaarder D.Hieralal bij exploot d.d. 29 juni 2006 no.269 respectievelijk 30 juni 2006 no.271 gelegd conservatoir derdenbeslag onder mr. Derrick Alexander, notaris, gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo aan de Prins Hendrikstraat no.32 respectievelijk onder de stichting Pensioenfonds van de Surinaamsche Bank n.v., rechtspersoon, gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo aan de H.A.E. Arronstraat no.26;
6.4.Veroordeelt [geïntimeerden] in de proceskosten aan de zijde van [appellant] gevallen in eerste aanleg en in dit hoger beroep en tot aan deze uitspraak begroot op SRD. 800,–;
6.5 Wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door: mr. D.D. Sewratan, Fungerend-president, mr. A. Charan, Lid en mr. J.M. Jensen, Lid-plaatsvervanger en door de Fungerend-president uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag 5 juli 2019, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein, Fungerend-Griffier.
Partijen, appellant vertegenwoordigd door advocaat mr. A.R. Baarh, gemachtigde van appellant en geïntimeerden vertegenwoordigd door advocaat mr. A.M.S. Lo Tam Loi namens advocaat mr. J. Kraag, gemachtigde van geïntimeerden, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.