- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer GR-15010
- Uitspraakdatum 18 oktober 2019
- Publicatiedatum 12 juni 2020
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Huwelijksvermogensrecht: Appellant doet het verzoek voor vernietiging van het vonnis in eerste aanleg en scheiding en deling van een perceel. Appellant legt over een onderhandse akte waaruit blijkt dat het omstreden perceel, gemeenschappelijk bezit is. Het Hof is van oordeel dat de kantonrechter heeft nagelaten te oordelen over het beroep op de onderhandse akte. Om deze reden dient het vonnis in eerste aanleg te worden vernietigd. Uit de onderhandse akte blijkt dat appellant mede-eigenaar is van het perceel. Het Hof veroordeelt geïntimeerde om met appellant over te gaan tot scheiding en deling van het perceel.
Uitspraak
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
G.R. no. 15010
18 oktober 2019
In de zaak van
[appellant],
wonende te [district],
appellant,
hierna te noemen [appellant],
gemachtigde: mr. N.U. van Dijk, advocaat,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [district],
geïntimeerde,
hierna te noemen [geïntimeerde],
gemachtigde: mr. H.R. Lim A Po, advocaat.
inzake het hoger beroep van het door de kantonrechter in het eerste kanton uitgesproken vonnis van 3 maart 2009 bekend onder AR no. 05-3950 tussen [appellant] als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde,
spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit.
1. Het procesverloop
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken/proceshandelingen:
- de verklaring van de griffier van de griffie der kantongerechten waaruit blijkt dat [appellant] op 10 december 2010 hoger beroep heeft ingesteld;
- de pleitnota gedateerd 07 augustus 2015;
- de pleitnota van antwoord gedateerd 20 november 2015;
- de pleitnota van repliek met producties gedateerd 18 maart 2016;
- de pleitnota van dupliek met producties gedateerd 17 juni 2016;
- de pleitnota tot uitlating producties gedateerd 4 november 2016.
1.2 De uitspraak van het vonnis is aanvankelijk bepaald op 07 april 2016 doch nader op heden.
2. De ontvankelijkheid van het beroep
Gesteld en evenmin is gebleken dat [appellant] niet binnen de gestelde termijn hoger beroep heeft aangetekend tegen het beroepen vonnis, zodat zij ontvankelijk is in het door haar ingestelde beroep.
3. De vordering in hoger beroep
[appellant] vordert in hoger beroep om het beroepen vonnis te vernietigen en opnieuw rechtdoende haar vordering alsnog toe te wijzen.
4. De beoordeling
4.1 Het Hof neemt over de feiten zoals omschreven in het vonnis van de kantonrechter in het Eerste Kanton d.d. 03 maart 2009, bekend onder AR no. 05-3950 nu [appellant] daartegen geen grieven heeft aangevoerd.
4.2 [appellant] heeft in eerste aanleg gevorderd – zakelijk weergegeven:
- veroordeling van [geïntimeerde] om met haar over te gaan tot scheiding en deling van het perceelland groot 739,80 m2 gelegen in het [district] aangeduid op de kaart van de landmeter F. Emanuels d.d. 12 mei 1964 met de letters ABCD en met het nummer 8 deel uitmakende van het perceel groot 0,8551 ha e.e.a. deel uitmakende van de voormalige [plantage] (hierna te noemen het perceel).
- benoeming van een notaris en onzijdige personen.
4.3 [appellant] heeft in eerste aanleg aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij mede-eigenaar is van het perceel.
De kantonrechter heeft de vordering van [appellant] afgewezen, daartoe overwegende dat slechts [geïntimeerde] eigenaar is van het perceel.
[appellant] heeft in hoger beroep tegen het vonnis aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat slechts [geïntimeerde] eigenaar is van het perceel. Volgens [appellant] hebben partijen na de koop van het perceel ontdekt dat per abuis niet is vermeld dat het perceel gemeenschappelijk bezit was. Na deze ontdekking hebben partijen een uitdrukkelijke verklaring opgemaakt waarin is aangegeven dat het perceel wel gemeenschappelijk bezit is. [appellant] verwijst hiertoe naar een niet gedateerde verklaring (hierna onderhandse akte) welke door partijen getekend is op 18 mei 1990.
In deze verklaring is – zover van belang – het volgende verwoord:
“Ondergetekenden, gehuwd onder huwelijkse voorwaarden, …….verklaren te zijn overeengekomen alsvolgt:
Dat door partijen gezamenlijk is gekocht het onroerend goed gelegen aan de [plaats] op de kaart van de landmeter Emanuels d.d. 12 mei 1964 bekend als kavel no. 8 een en ander deel uitmakende van de voormalige [plantage] .
Dat deze koop verkoop overeenkomst is aangegaan d.d. 17 juni 1981, met de uitdrukkelijke bedoeling, eerder genoemd onroerend goed, tot gemeenschappelijk bezit van beide echtgenoten gezamenlijk te doen behoren.
Dat door ene omissie zijdens de verkoper de levering van het onroerend goed is geschied op basis van een koop verkoop overeenkomst gedateerd 17 juni 1979, derhalve voor het huwelijk, en partijen deze omissie pas veel later hebben ontdekt.
Dat partijen het erover eens zijn dat de bedoeling bij het aangaan van de koop verkoop overeenkomst op 17 juni 1981 geen andere is geweest, dan het verkrijgen van eerder genoemd onroerend goed in gemeenschappelijk bezit.
Dat gelet op al het voorgaande partijen gezamenlijk de alhier residerende notaris R. Ramautar alwaar eerder genoemde levering is geschied benaderen met het verzoek d.t.k.v. de Advocaat A. John deze akte in dier voege te rectificeren.
Ondergetekenden
[geïntimeerde] [appellant]”.
4.3.1 [geïntimeerde] heeft tegen het voorgaande aangevoerd dat het nimmer de bedoeling is geweest dat het perceel gemeenschapsgoed zou worden. Hij stelt dat de hiervoor genoemde overeenkomst is gesloten onder psychische druk. Volgens [geïntimeerde] was [appellant] tijdens ondertekening van de hiervoor genoemde onderhandse akte vertegenwoordigd door haar raadsman, terwijl hij – die niet juridisch geschoold is – geen enkele juridische bijstand had. Aan hem is toen ten onrechte voorgehouden dat er fouten in de notariële akte zouden zijn gemaakt waardoor hij in het gevang zou kunnen belanden. Uit vrees heeft hij de onderhandse akte ondertekend. [geïntimeerde] betoogt verder dat [appellant] en haar raadsman geestelijk overwicht hadden op hem omdat hij niet juridisch geschoold is.
4.3.2 Het Hof merkt op dat de kantonrechter heeft nagelaten om te oordelen op het uitdrukkelijke beroep van [appellant] op de onderhandse akte, zodat reeds om deze reden het vonnis dient te worden vernietigd.
[geïntimeerde] kan niet serieus worden genomen in zijn verweer. Naast de stellige ontkenning van [appellant] ontgaat het het Hof waarom [geïntimeerde] niet ook juridische bijstand heeft ingeroepen bij de ondertekening van de onderhandse akte. Gesteld noch is gebleken dat hij de mogelijkheid daartoe niet had danwel dat hem die mogelijkheid is ontnomen.
Het hof gaat er dan ook van uit dat hetgeen in de onderhandse akte is opgenomen op waarheid berust. Daaruit kan dus worden geconcludeerd dat partijen de bedoeling hadden dat het perceel gemeenschappelijk bezit werd. De stelling van [appellant] dat zij mede-eigenaar is van het perceel is derhalve in rechte komen vast te staan zodat de oorspronkelijke vordering van [appellant] toewijsbaar is.
Op grond van het voorgaande dient het vonnis van de kantonrechter te worden vernietigd en dient de vordering alsnog te worden toegewezen als in het dictum te melden.
4.4 Het hof acht bespreking van de overige stellingen en weren van partijen overbodig.
4.5 De proceskosten zullen tussen partijen worden gecompenseerd nu zij echtelieden waren, en wel in dier voege dat ieder de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
Het Hof
5.1 vernietigt het vonnis van de kantonrechter in het Eerste Kanton d.d. 03 maart 2009, bekend onder AR no. 05-3950
en opnieuw rechtdoende:
5.2 veroordeelt [geïntimeerde] om met [appellant] over te gaan tot scheiding en deling van het onder 4.2 hiervoor omschreven perceel.
5.3 Benoemt, indien partijen binnen een maand na de uitspraak omtrent de keuze van een notaris geen overeenstemming hebben bereikt, tot notaris ten overstaan van wie de werkzaamheden van de scheiding en deling zullen worden verricht,
mr. J.R.K. Vishnudatt, residerende te Paramaribo, dan wel diens waarnemer of opvolger.
5.4 Benoemt voor het geval een partij weigert of nalatig blijft tot de verdeling mee te werken tot onzijdig persoon voor:
– [appellant]: mr. E. Esajas, advocaat;
– [geïntimeerde]: mr. G. Leter, advocaat.
5.5 Compenseert de proceskosten tussen partijen in dier voege dat ieder de eigen kosten draagt.
Aldus gewezen door: mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President, mr. A. Charan en mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran, Leden en door mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag, 18 oktober 2019 in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein, Fungerend-Griffier.
w.g. S.C. Berenstein w.g. D.D. Sewratan
Partijen, appellant vertegenwoordigd door advocaat mr. M.A. Castelen namens advocaat mr. N.U. van Dijk, gemachtigde van appellant en geïntimeerde vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Doelam namens advocaat mr. H.R. Lim A Po, gemachtigde van geïntimeerde, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.
Voor afschrift
De Griffier van het Hof van Justitie,
Mr. M.E. van Genderen-Relyveld