SRU-HvJ-2019-8

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer A-684
  • Uitspraakdatum 07 juni 2019
  • Publicatiedatum 12 juni 2020
  • Rechtsgebied Ambtenarenrecht
  • Inhoudsindicatie

    Blijkens het bepaalde in artikel 1926 van het Burgerlijk Wetboek (BW) verdient de verklaring van een enkele getuige, zonder enig ander middel van bewijs, in rechte geen geloof.

Uitspraak

HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME

In de zaak van

[verzoeker], thans geheten [verzoeker-variant],
wonende te Paramaribo,
verzoeker, hierna gemakshalve nog aangeduid als [verzoeker],
gemachtigden: mr. G.R. Sewcharan en mr. S.R. Heijmans, advocaten,

tegen

DE STAAT SURINAME, meer in het bijzonder het Ministerie van Defensie,
zetelende te Paramaribo,
verweerder, hierna aangeduid als “de Staat”,
gemachtigde: voorheen mr. P.J. Campagne, beleidsadviseur werkzaam bij het Bureau Landsadvocaat van het Ministerie van Justitie, thans mr. L.G. Riedewald,
gemachtigde,

spreekt de fungerend-President, in naam van de Republiek, het navolgende door het Hof van Justitie, op de voet van artikel 79 van de Personeelswet als rechter in ambtenarenzaken, gewezen vonnis uit.

Dit vonnis bouwt voort op het tussenvonnis door het Hof van Justitie in deze zaak gewezen op 03 juni 2011.

  1. Het verdere procesverloop

1.1 Het verdere procesverloop blijkt uit:

  • het proces-verbaal van het op 07 oktober 2011 gehouden getuigenverhoor zijdens de Staat;
  • de aantekening op het doorlopend proces-verbaal waaruit blijkt dat de contra-enquête zijdens [verzoeker] niet is gehouden;
  • de akte uitlating na niet-gehouden contra-enquête zijdens [verzoeker] d.d. 15 juni 2012;
  • de conclusie na gehouden enquête zijdens de Staat d.d. 06 juli 2012;
  • de akte naamswijziging zijdens [verzoeker] d.d. 06 juli 2018, met producties.

1.2 De rechtsdag voor de uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

  1. De verdere beoordeling

2.1 Het hof volhardt in hetgeen in voornoemd tussenvonnis is overwogen.

2.2 De akte naamswijziging zijdens [verzoeker] d.d. 06 juli 2018 behelst het verzoek dat in de processtukken in stede van [verzoeker] zal worden gelezen [verzoeker-variant]. stelt daartoe, onder overlegging van een fotokopie van een afschrift van de akte van naamswijziging d.d. 18 juli 2016 en van een uittreksel uit het bevolkingsregister d.d. 09 juni 2018, beide afkomstig van het Centraal Bureau voor Burgerzaken, dat hem bij besluit van de President van de Republiek Suriname d.d. 27 april 2016 toestemming is verleend om zijn geslachtsnaam [naam verzoeker]’ te veranderen in [naam verzoeker-variant]’. De Staat heeft, ondanks meerdere malen daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet op voormeld verzoek gereageerd, zodat het hof het ervoor houdt dat de Staat zich niet tegen dit verzoek heeft verzet. Nu uit voormelde bescheiden het door [verzoeker] gestelde blijkt en de Staat zich niet tegen het verzoek tot naamswijziging heeft verzet, zal aan [verzoeker] ter zake daarvan akte worden verleend, zoals in de kop van dit vonnis reeds tot uitdrukking is gebracht.

2.3 Bij het tussenvonnis van 03 juni 2011 is de Staat toegelaten bewijs te leveren van zijn stelling dat hij het ontslagbesluit d.d. 08 september 2006 op rechtsgeldige wijze ter kennis van [verzoeker] heeft gebracht.

2.4 [verzoeker] heeft als productie 2 bij zijn inleidend verzoekschrift overgelegd een door [sergeant] (hierna: [sergeant]) opgemaakt rapport d.d. 27 november 2007, waarin laatstgenoemde, kort gezegd, verklaart dat hij op 30 oktober 2006 een brief ten name van [verzoeker], afgegeven door een bode van het ministerie van Defensie, in ontvangst heeft genomen en daarvoor in een cahier heeft getekend. De inhoud van deze brief was hem onbekend. In hetzelfde rapport verklaart [sergeant] verder dat hij op dezelfde dag de brief persoonlijk heeft afgegeven aan [verzoeker], die op dat moment was ingesloten in het cellenverblijf verbonden aan het hoofdkwartier van de militaire politie te Paramaribo. [sergeant] verklaart voorts dat [verzoeker] ongeveer twee weken daarna door hem, [sergeant], en [korporaal] (hierna: [korporaal]) werd overgebracht van voormeld cellenverblijf naar de penitentiaire inrichting te Duisburglaan te Paramaribo en dat onderweg naar voornoemde inrichting [verzoeker], aan hem, [sergeant], in het bijzijn van [korporaal] meedeelde dat zij niet bevoegd waren hem, [verzoeker], over te brengen en over te dragen, daar hij met ontslag was en thans burger is.

2.5.1 Ter voldoening aan de bewijsopdracht heeft de Staat slechts één getuige, te weten [sergeant], doen horen. Ter gelegenheid van het gehouden getuigenverhoor heeft [sergeant] zijn, in voormeld rapport weergegeven, verklaring in hoofdzaak bevestigd. Hij heeft tevens verklaard dat hij van de bode had begrepen dat de voor [verzoeker] bestemde brief een ontslagbrief betrof.

2.5.2 Het hof stelt voorop dat blijkens het bepaalde in artikel 1926 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de verklaring van een enkele getuige, zonder enig ander middel van bewijs, in rechte geen geloof verdient. In het licht daarvan had het op de weg van de Staat, op wie de bewijslast van zijn stelling dat het ontslagbesluit d.d. 08 september 2006 op rechtsgeldige wijze aan [verzoeker] ter kennis is gebracht, rust, gelegen om [korporaal], die volgens de verklaring van [sergeant] aanwezig was ten tijde dat [verzoeker] de mededeling deed dat hij was ontslagen en thans burger is, in dit kader te doen horen, hetgeen de Staat heeft nagelaten. De Staat heeft geen ander middel van bewijs ter ondersteuning van hetgeen [sergeant] in zijn rapport d.d. 27 november 2007 heeft verklaard, bijgebracht, zodat daaraan op grond van artikel 1926 BW voorbij dient te worden gegaan. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de Staat niet is geslaagd in het leveren van het bewijs van zijn stelling dat het ontslagbesluit d.d. 08 september 2006 op rechtsgeldige wijze aan [verzoeker] ter kennis is gebracht.

2.6 Het voorgaande kan [verzoeker] echter niet baten. Het subsidiair gevorderde achterstallige loon dient te worden afgewezen. Het hof overweegt daartoe als volgt. In het tussenvonnis van 03 juni 2011 is in 3.3.1 reeds overwogen dat de subsidiaire vordering slechts ontvankelijk is voor zover het betreft de maanden vanaf juni 2009. De Staat heeft onweersproken aangevoerd dat [verzoeker] sinds zijn inverzekeringstelling op 19 augustus 2004 geen arbeid heeft verricht, zodat dit rechtens tussen partijen vaststaat. In dit licht had het op de weg van [verzoeker] gelegen om te stellen dat hij zich op enig moment, in ieder geval vanaf de maand juni 2009, heeft aangemeld om de bedongen arbeid te verrichten, hetgeen hij heeft nagelaten. [verzoeker] heeft weliswaar in zijn verweerschrift d.d. 12 september 2005 verzocht om hem in afwachting van de behandeling van zijn zaak in hoger beroep te plaatsen bij de afdeling Veiligheidsdienst en bij schrijven van zijn procesgemachtigde d.d. 30 juni 2008 aan de Staat te kennen gegeven beschikbaar te zijn om op elke afroep de bedongen werkzaamheden te verrichten, maar hij heeft in het geding daarop geen beroep gedaan. Dit leidt tot de slotsom dat [verzoeker] geen aanspraak maakt op schadevergoeding ter hoogte van het achterstallige loon.

  1. De beslissing

Het Hof:

3.1 Verleent aan [verzoeker], thans geheten [verzoeker-variant] akte van naamswijziging als verzocht.

3.2 Verklaart [verzoeker], thans geheten [verzoeker-variant] niet-ontvankelijk in zijn vordering tot wedertewerkstelling.

3.3 Wijst het meer of anders gevorderde af.

Aldus gewezen door: mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President, mr. A. Charan en mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran, Leden, en door de Fungerend-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag 07 juni 2019, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein, Fungerend-Griffier.

w.g. S.C. Berenstein w.g. D.D. Sewratan

Partijen, verzoeker vertegenwoordigd door advocaat mr. B.A.H. Pick namens advocaat mr. G.R. Sewcharan, gemachtigde van verzoeker en verweerder vertegenwoordigd door mr. L.G. Riedewald, gemachtigde van verweerder, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.

Voor afschrift

De Griffier van het Hof van Justitie,

mr. M.E. van Genderen-Relyveld