- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer --
- Uitspraakdatum 24 november 2020
- Publicatiedatum 01 december 2020
- Rechtsgebied Strafrecht
-
Inhoudsindicatie
Beroep te laat ingesteld.
Het Hof verklaart het Openbaar Ministerie niet- ontvankelijk.
Uitspraak
HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
BESCHIKKING IN RAADKAMER VOOR STRAFZAKEN
(Ex artikel 54c van het Wetboek van Strafvordering)
OP HET HOGER BEROEP VAN HET OPENBAAR MINISTERIE tegen de beschikking van de Rechter-Commissaris belast met de behandeling van strafzaken bij de Kantongerechten d.d. 20 november 2020 terzake de toetsing van de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling van de verdachte, ADHIN, MICHAEL ASHWIN (ex art.54c van het Wetboek van Strafvordering).
Grondslag van de inverzekeringstelling
Verdachte voornoemd is op 16 november 2020 in verzekering gesteld terzake de artikelen 278;278 jo 67; 278 jo 73; 278 jo 72;382; 382 jo 67; 382 jo 73; 382 jo 72; 381; 381 jo 67; 381 jo 73; 381 jo 72; 414; 414 jo 67; 414 jo 73; 414 jo 72 van het wetboek van Strafrecht.
Het verloop van de behandeling
Het Hof heeft kennis genomen van de inhoud het schriftuur van grieven (ex artikel 54c lid 2 van het wetboek van Strafvordering ) d.d. 23 november 2020 en de inhoud van het (voorlopig) strafdossier. Vervolgens heeft het Hof bij beschikking van 23 november 2020 bepaald dat behandeling van het beroepschrift in raadkamer op 24 november 2020 om 12:00uur des namiddags zal plaatsvinden.
Op de hiervoor vermelde datum heeft de behandeling van het hoger beroep in raadkamer plaatsgevonden, waarbij zijn gehoord:
– de waarnemend Procureur Generaal, mr.G. Paragsingh, namens het Openbaar Ministerie;
– de verdachte, bijgestaan door zijn raadslieden, I.D. Kanhai, Bsc. en mr. F.F.P. Truideman, advocaten bij het Hof van Justitie.
Beschikking van de Rechter- Commissaris
Bij beschikking d.d. 20 november 2020 heeft de Rechter-Commissaris (hierna: RC) belast met de behandeling van strafzaken bij de Kantongerechten de inverzekeringstelling van de verdachte voornoemd onrechtmatig verklaard en diens onmiddellijke invrijheidstelling gelast.
Grieven van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie (hierna: OM) is op 23 november 2020 in beroep gegaan tegen de beschikking en heeft met het oog op de vernietiging van de beschikking van de RC en het alsnog rechtmatig doen verklaren van de inverzekeringstelling van de verdachte voornoemd, grieven opgeworpen.
De grieven van het OM richten zich in grote lijnen op de zienswijze van de RC, namelijk dat de Wet In Staat van Beschuldigingstelling Politieke Ambtsdragers, hier van toepassing is. Hiertoe heeft het OM onder andere aangevoerd dat, de verdachte in de periode 19 juli 2020- 11 augustus 2020 de hoedanigheid van Vice President van de Republiek Suriname en dus politieke ambtsdrager niet meer bezat. De vermeende strafbare feiten zijn gepleegd door de persoon Adhin waardoor de Wet In Staat van Beschuldigingstelling Politieke Ambtsdragers, niet van toepassing is en heeft de inverzekeringstelling van verdachte overeenkomstig het wetboek van Strafvordering plaatsgevonden.
Het standpunt van de verdediging
Op het verweer van de verdediging komt het Hof voor zover nodig hierna terug.
Ontvankelijkheid
Door de verdediging is aangevoerd dat het OM niet- ontvankelijk verklaard moet worden omdat:
1. het beroepschrift niet op de wettelijke voorgeschreven wijze is ingediend bij de griffier van de RC.
2. de grieven niet binnen de wettelijke vierentwintig uren en dus te laat kenbaar gemaakt zijn aan het Hof van Justitie (hierna: Hof); Betoogd is dat de beslissing van RC op vrijdag 20 november 2020 omstreeks 16:00 uur bekend was, terwijl de grieven eerst op maandag 23 november 2020 omstreeks 15:00 uur ingediend zijn.
Het OM heeft in reactie aangegeven dat er conform de wet is gehandeld bij de indiening van de grieven. Het beroep is binnen de wettelijke beroepstermijn van drie dagen na de beslissing van de RC ingesteld. Op maandag 23 november 2020 ontving het OM de beschikking d.d. 20 november 2020 op schrift van de RC. Na ontvangst van de beschikking heeft de vervolging eveneens op 23 november 2020 het beroepschrift simultaan met de grieven bij de griffier van de RC ingediend.
De beoordeling door het Hof
De relevante leden van artikel 54c Sv (SB 2008 no. 21) luiden alsvolgt:
Art. 54c lid 2 Sv:
“Het beroep wordt schriftelijk ingesteld bij de griffier van de rechter-commissaris, die het onmiddellijk doorgeleidt naar de griffier van het Hof van Justitie; binnen vierentwintig uren dienen de grieven aan het Hof kenbaar te worden gemaakt.”
Art. 54c lid 4 Sv:
“Ingeval van een ingesteld beroep door de vervolgingsambtenaar als bedoeld in lid 1 van dit artikel, wordt de invrijheidstelling van de verdachte voor ten hoogste drie dagen gestuit.”
Tav punt 1
1. Uit de zich in Hof dossier bevindende stukken is niet gebleken van de door de verdediging geschetste gang van zaken. Aangezien het instellen van het beroep door het OM overeenkomstig de wet heeft plaatsgevonden wordt het terzake gevoerde verweer verworpen.
Tav punt 2
2. Uit de redactie van het verweer van de verdediging begrijpt het Hof dat er zijdens de verdediging twee momenten worden onderscheiden t.w.:
A) het instellen van het beroep en;
B) het kenbaar maken van de grieven aan het Hof.
Dienaangaande brengt het Hof in herinnering dat, in de zaak [naam] (HvJ d.d. 20 juli 2005) is bepaald dat, “een redelijke wetstoepassing meebrengt dat de termijn van 24 uur geldt voor zowel het kenbaar maken van grieven aan het Hof van Justitie als voor het instellen van het hoger beroep”.
3. Alsvoren aangegeven is het vaste jurisprudentie dat de in artikel 54c lid 2 wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) genoemde 24 uur geldt, zowel voor het instellen van het beroep als voor het kenbaar maken van de grieven aan het Hof. Bij de beoordeling van onderhavig verweer zal derhalve dienovereenkomstig zowel het ingestelde beroep als de ingediende grieven betrokken worden. Van belang is tevens de beantwoording van de vraag wanneer de termijn van 24 uur een aanvang neemt?
4. De wet vermeldt niet wanneer deze termijn een aanvang neemt. Blijkbaar heeft de wetgever die bepaling, over het hoofd gezien. Door de rechtspraak is voorzien in die leemte. In de eerder genoemde zaak [ naam], is dienaangaande [bij door de verdachte ingesteld beroep
(toevoeging: Hof)] overwogen dat, “een redelijke wetstoepassing met zich brengt dat moet worden aangenomen dat de periode van 24 uur begint te lopen vanaf de uitreiking van het afschrift van de beschikking van de rechter-commissaris aan de verdachte”.
In het beroepschrift d.d. 23 november 2020 ondertekend door de Advocaat Generaal mr. G. Paragsingh is opgenomen dat“ de beschikking gegeven op vrijdag 20 november 2020 door de rechter-commissaris is ontvangen op het Parket op maandag 23 november 2020”.
Het Hof begrijpt hieruit dat, het OM het moment van de ontvangst van de beschikking opschrift – naar analogie van de uitreiking aan de verdachte- aanmerkt als de formele kennisgeving.
Het Hof kan zich niet verenigen met het standpunt van het OM en overweegt dienaangaande als volgt;
– In tegenstelling tot bepalingen betreffende de kennisgeving van gerechtelijke mededelingen aan de verdachte, voorziet het wetboek van Strafvordering (art. 515 Sv ev.) niet in bepalingen betreffende die kennisgeving aan het OM c.q. de vervolgingsambtenaar.
– In de praktijk is daarom in dit gemis van een wettelijke regeling voorzien door afhandeling op basis van werkafspraken aangaande de kennisgeving van gerechtelijke mededelingen door het Kabinet van de Rechter Commissaris aan het OM .
5. In het onderhavig geval is de beschikking van de RC gegeven op de vrijdag middag en kort daarna (omstreeks 16:00 uur) digitaal via whatsapp foto naar de aangewezen functionaris van het OM en de raadsman verzonden. De ontvangst van het bericht is in raadkamer bevestigd. Evenwel is door het OM opgemerkt dat de foto’s wazig waren. Naar het oordeel van het Hof doet deze opmerking van het OM niets af aan het doel van de verzending. Immers, het had op de weg van het OM gelegen om een zonodig leesbaar exemplaar (foto) op te vragen al dan niet met gebruikmaking van andere (communicatie) mogelijkheden. Aangezien het OM op de gebruikelijke wijze de elektronische kennisgeving heeft ontvangen moet aan die ontvangst het rechtsgevolg verbonden worden welke gelijk is aan de verzending van de beschikking opschrift. Dientengevolge is vrijdag 20 november 2020 (16:00 uur) het tijdstip waarop de vervolgingsambtenaar kennis heeft gekregen van de beschikking van de RC.
6. De RC heeft de inverzekeringstelling van de verdachte onrechtmatig verklaard en diens onmiddellijke invrijheidstelling gelast. Het uitgangspunt met betrekking tot beslissingen tot opheffing van de inverzekeringstelling of verlenging van de inverzekeringstelling is dat deze dadelijk uitvoerbaar zijn (ex.art. 64 Sv). De uitzondering hierop vormt het geval waarbij de vervolgingsambtenaar in beroep gaat tegen het bevel tot invrijheidstelling (ex art. 54c lid1 Sv). In welk geval de invrijheidstelling voor de duur van ten hoogste drie dagen wordt gestuit.
Blijkens de Memorie van Toelichting op dit artikel (vide SB 2012 no. 61) is het uitgangspunt bij de invoering van de beroepsmogelijkheid voor zowel de verdachte als de vervolgingsambtenaar dat de verdachte (toevoeging Hof: door het beroep) zo min mogelijk in zo min mogelijk in zijn rechten wordt beperkt.
Naar het oordeel van het Hof ziet het OM zich hierdoor gesteld voor de spoedige instelling van het beroep en wel binnen 24 uur nadat aan het OM mededeling is gedaan van de beslissing van de RC. Het Hof preciseert dat uit de tekst van artikel 54a Sv en 54c Sv, “de wetsgeschiedenis, de doelstellingen ervan en het onderling verband” volgt dat de ingang van de wettelijke stuitingstermijn – bij een naderhand door de vervolgingsambtenaar ingesteld beroep, geacht wordt te zijn het moment waarop de RC het bevel tot onmiddellijke invrijheidstelling heeft gegeven (dagtekening van die beschikking).
7. Ten aanzien van onderhavig beroepschrift met schriftuur van grieven is het moment van indiening bij de griffier van de RC op maandag 23 november 2020 om 14:50 uur. Vervolgens zijn de stukken op gelijke datum op de griffie van het Hof ontvangen om 15:55 uur. In lijn met het overwogene onder punt 5 is het OM met de indiening op maandag 23 november 2020 te laat. Het verweer van de verdediging op dit punt is geslaagd en het OM zal als hieronder te beslissen niet-ontvankelijk verklaard moeten worden in het ingesteld beroep.
8. Uit deze feitelijke gang van zaken vermeld onder punt 7 concludeert het Hof dat, de periode van stuiting van de invrijheidstelling van verdachte korte tijd na de indiening van het beroepschrift op 23 november 2020 is komen te vervallen, waardoor het bevel van de RC tot zijn onmiddellijke invrijheidstelling inwerking trad voordat het Hof een aanvang maakte met de behandeling op dinsdag 24 november 2020. Om die redenen zal een (verdere) detentie beschouwing zijdens het Hof achterwege blijven.
9. Aangezien het OM niet- ontvankelijk verklaard zal worden in het ingesteld beroep komt het Hof niet toe aan de (inhoudelijke) bespreking van de overige grieven.
BESCHIKKENDE:
Verklaart het Openbaar Ministerie niet- ontvankelijk in het ingesteld beroep tegen de beschikking van de Rechter- Commissaris gegeven d.d. 20 november 2020 tegen de verdachte ADHIN, MICHAEL ASHWIN.
Deze beschikking is gegeven te Paramaribo op 24 november 2020 in raadkamer van het Hof van Justitie door mr. M.C. Mettendaf, fungerend –president, mr.D.G.W. Karamat Ali, lid,mr. J. Kasdipowidjojo, lid- plaatsvervanger, bijgestaan door de wnd substituut- griffier, mr. G.A. Kisoensingh- JangbahadoerSingh.
w.g. G.A. Kisoensingh – JangbahadoerSingh
w.g. M.C. Mettendaf
w.g. D.G.W. Karamat Ali
w.g. J. Kasdipowidjojo
Voor eensluidend afschrift,
De Griffier van het Hof van Justitie,
(mr. M.E. van Genderen – Relyveld)