- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer GR-15544
- Uitspraakdatum 04 december 2020
- Publicatiedatum 10 maart 2021
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Appellante vordert scheiding en deling van onroerend goed. Het Hof beslist dat geïntimeerde over moet gaan tot scheiding en deling van het onroerend goed.
Uitspraak
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
G.R. no. 15544
4 december 2020
In de zaak van
[appellante],
wonende te [district],
appellante,
hierna te noemen de vrouw,
gemachtigde: voorheen mr. S.T. Sewdien, advocaat, thans mr. Y.S. Engkar, advocaat.
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [district],
geïntimeerde,
hierna te noemen de man,
gemachtigde: mr. M.G.A. Vos, advocaat,
inzake het hoger beroep van het door de kantonrechter in het eerste kanton uitgesproken vonnis van 28 mei 2018 bekend onder AR no. 14–3513 tussen de vrouw als eiseres en de man als gedaagde,
spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit.
1. Het procesverloop
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken/proceshandelingen:
– de verklaring van de griffier van de griffie der kantongerechten waaruit blijkt dat de vrouw op 26 juli 2018 hoger beroep heeft ingesteld;
– de memorie van grieven met producties gedateerd 26 juli 2018;
– de mondelinge conclusie van pleidooi d.d. 3 mei 2019;
– het antwoordpleidooi met producties gedateerd 1 november 2019;
– het repliekpleidooi gedateerd 6 maart 2020;
– het dupliekpleidooi gedateerd 17 juli 2020.
1.2 De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
2. De ontvankelijkheid van het beroep
Gesteld en evenmin is gebleken dat de vrouw niet binnen de gestelde termijn hoger beroep heeft aangetekend tegen het beroepen vonnis, zodat zij ontvankelijk is in het door haar ingestelde beroep.
3. De vordering in hoger beroep
De vrouw concludeert in hoger beroep dat het Hof het beroepen vonnis vernietigt en opnieuw rechtdoende zal beslissen dat de man wordt veroordeeld om over te gaan tot scheiding en deling van het onroerend goed, met benoeming van een notaris en een onzijdig persoon volgens de wet.
4. De feiten
4.1 Partijen hebben vanaf oktober 2009 tot en met augustus 2013 met elkaar samen gewoond. De relatie tussen partijen is beëindigd in augustus 2013.
4.2 Aan partijen behoort in eigendom toe een perceelland, bij partijen nader bekend.
4.3 In eerste aanleg heeft de vrouw – zakelijk weergegeven – gevorderd dat de man wordt veroordeeld om mee te werken aan de scheiding en deling van de goederengemeenschap c.q. mede-eigendom en schulden.
4.4 De kantonrechter heeft bij vonnis d.d. 28 mei 2018 bekend onder A.R. 14-3513 –voorzovervan belang – als volgt beslist:
“5.1 Veroordeelt gedaagde om binnen een maand na betekening van het vonnis, met eiseres over te gaan tot scheiding en deling van de tussen hen bestaande mede-eigendom, met inachtneming van hetgeen is overwogen onder 4.2 en 4.3 van dit vonnis, met benoeming tot notaris ten overstaan van wie de werkzaamheden der scheiding en deling zullen plaatsvinden, mr. K.E. Olff, danwel diens waarnemer of opvolger, voor zover partijen alsdan geen overeenstemming hebben kunnen bereiken omtrent een aan te wijzen notaris……”
5. De beoordeling
5.1 De vrouw heeft een memorie van grieven ingediend tegen het vonnis waarvan beroep.
Het Hof komt – zover van belang – daarop terug.
5.2 Zoals onder 4.4 is overwogen heeft de kantonrechter de scheiding en deling gelast met inachtneming van hetgeen overwogen is in dat vonnis onder 4.2 en 4.3.
Het Hof citeert de overwegingen 4.2 en 4.3 van het beroepen vonnis.
“4.2 De kantonrechter stelt voorop dat er in casu sprake is van vrijwillige mede-eigendom, weshalve de regels van scheiding en deling niet zonder meer van toepassing zijn in casu, omdat het aandeel van partijen eerst vastgesteld dient te worden op basis van de door hen gepleegde investeringen in het onroerend goed, nu niet gesteld of gebleken is dat partijen daaromtrent nadere afspraken hadden gemaakt.
Aangezien de samenleving tussen partijen is beëindigd, hebben partijen geen belang meer bij voortzetting van de mede-eigendom.
Naar het oordeel van de kantonrechter staat rechtens vast dat eiseres het onroerend goed op 29 augustus 2013 heeft verlaten met achterlating van gedaagde in de woning aldaar, alsook dat gedaagde vanaf december 2013 alleen de hypotheek- en andere schulden heeft afgelost en nog steeds aflost. De kantonrechter stelt voorop dat er tussen partijen geen gemeenschap van goederen bestaat, zodat de door partijen aangekochte roerende goederen aan hen toebehoort die het heeft aangekocht en in casu niet van belang is in de onderhavige zaak. Dit brengt met zich dat eiseres slechts een vordering heeft op gedaagde ter grootte van de door haar gepleegde investeringen. De door eiseres gevorderde scheiding en deling zal derhalve dienovereenkomstig worden gelezen en begrepen.
4.3 Met betrekking tot de gepleegde investeringen door eiseres overweegt de kantonrechter dat op basis van de door eiseres overgelegde producties, eiseres het bedrag van SRD4.300,- en €1.500,- heeft geïnvesteerd in het onroerend goed. Voorts heeft eiseres in totaal op de hypothecaire leningen van partijen, waaronder een persoonlijke lening van haar, in totaal afgelost het bedrag van SRD28.237,51 oftewel US$8.688,46 oftewel €6.406,68. De persoonlijke lening dient derhalve afgetrokken te worden van de door eiseres gepleegde investeringen.
De investeringen van eiseres bedragen derhalve SRD4.300,-+ € 1.500,- + €6.406,68 – de persoonlijke lening van eiseres.
Naar het oordeel van de kantonechter heeft eiseres eveneens recht op het bedrag van €50,- per maand, zijnde de helft van de huurpenningen van de benedenwoning, ingaande september 2013 tot aan de dag der verdeling, ongeacht of de huurders de huurpenningen doorbetaalden of niet, nu het eventueel niet-betalen van de huurpenningen door de huurders een beslissing is geweest van gedaagde, terwijl het onroerend goed aan beide partijen toebehoort.
Eveneens heeft eiseres recht op een vergoeding van het gebruik door gedaagde van de bovenwoning tot aan de datum van de verdeling, aangezien gedaagde gedurende deze periode alleen gebruik heeft mogen maken van de aan partijen gezamenlijk toebehorende woning. Gelet op de huur van de beneden woning, acht de kantonrechter het bedrag van €50,- per maand als vergoeding aan eiseres voor het gebruik van de bovenwoning door gedaagde gerechtvaardigd. Eiseres heeft ten aanzien van het gebruik van de woning tot en met mei 2018 derhalve van gedaagde te vorderen het bedrag van €100,- x 57 = € 5.700,-.
De investeringen van eiseres bedragen derhalve SRD4.300,- + €1.500,- + €5.700,- + €6.406,68 – de persoonlijke lening van eiseres.
Naar het oordeel van de kantonrechter zal de bij deze te benoemen notaris met inachtneming van het voorgaande de vordering van eiseres op gedaagde kunnen vaststellen, op grond waarvan eiseres haar aandeel in het onroerend goed zal dienen te schenken dan wel over te dragen op naam van gedaagde”. |
5.3 Het Hof constateert dat in overweging 4.2 en 4.3 van het beroepen vonnis, de kantonrechter een uiteenzetting heeft gegeven over het aandeel van de vrouw in de gemeenschap.
Door te beslissen dat bij de scheiding en deling meegenomen dient te worden hetgeen is overwogen onder 4.2 en 4.3 van de beslissing, heeft de kantonrechter naar het oordeel van het Hof meer toegewezen dan is gevorderd. Het komt het Hof voor dat de kantonrechter heeft beslist op eventuele zwarigheden die tussen partijen kunnen rijzen bij de scheiding en deling ten overstaan van de notaris, hetgeen niet aan de orde is in dit geding.
Het vonnis van de kantonrechter dient derhalve te worden vernietigd en het Hof zal verder beslissen als in het dictum te melden.
5.4 Het Hof acht bespreking van de overige stellingen en weren van partijen overbodig.
5.5 Nu partijen deelgerechtigden zijn in het perceel zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd in dier voege dat ieder hunner de eigen kosten draagt.
6. De beslissing
Het Hof:
6.1 Vernietigt het vonnis van de kantonrechter d.d. 28 mei 2018 bekend onder A.R. no. 14-3513.
en opnieuw rechtdoende:
6.2 Veroordeelt de man om binnen een maand na betekening van dit vonnis met de vrouw over te gaan tot scheiding en deling van de tussen hen bestaande mede – eigendom
6.3 Benoemt tot notaris ten overstaan van wie de scheiding en deling zal plaatsvinden notaris mr. K.E. Olff, dan wel diens waarnemer of opvolger, indien partijen niet binnen een maand na de uitspraak overeenstemming bereiken over een boedelnotaris.
6.4 Benoemt tot onzijdig persoon voor de respectievelijke partijen, indien één hunner in gebreke mocht blijven op de voor de scheiding en deling bepaalde tijd en plaats te verschijnen of verschenen zijnde mochten weigeren tot de scheiding en deling mee te werken:
voor de vrouw: mr. B.A.H. Pick, advocaat,
voor de man: mr. L.E. Palmburg, advocaat,
6.5 Compenseert de proceskosten tussen partijen in dier voege dat ieder de eigen kosten draagt.
6.6 Weigert het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. D.D. Sewratan, fungerend-president, mr.Charan en mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran, leden en bij vervroeging uitgesproken door mr. D.D. Sewratan, fungerend-president, ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag, 4 december 2020 in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein BSc, fungerend-griffier.
w.g. S.C. Berenstein w.g. D.D. Sewratan
Bij de uitspraak ter terechtzitting zijn partijen noch in persoon noch bij gemachtigde verschenen.
Voor afschrift
De Griffier van het Hof van Justitie,
Mr. M.E. van Genderen-Relyveld