- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer GR-15255
- Uitspraakdatum 16 oktober 2020
- Publicatiedatum 10 maart 2021
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Appellant vordert vernietiging van een vonnis waarin is bepaald dat geïntimeerde bij wege van overbedeling aan appellant een bedrag zal uitbetalen.
Het Hof is van oordeel dat nu geïntimeerde het grootste aandeel (5/6 deel) van de onroerende goederen bezit, het redelijk is dat deze onroerende goederen ook aan hem, geïntimeerde dus, worden toebedeeld en dat hij appellant uitkeert wegens overbedeling.
Het vonnis wordt bevestigd.
Uitspraak
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
In de zaak van
[appellant],
wonende in [land],
appellant,
gemachtigde: mr. D. Moerahoe, advocaat,
tegen
[geintimeerde],
wonende in Neder[land],
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. R.M.F. Oemar, advocaat,
inzake het hoger beroep van het door de kantonrechter in het eerste kanton uitgesproken vonnis van 27 januari 2016 (A.R. 15-3007) tussen geïntimeerde als eiser en appellant als gedaagde,
spreekt de fungerend president, in naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit.
1.Het procesverloop in hoger beroep
1.1 Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de verklaring van de griffier waaruit blijkt dat appellant bij schriftelijke verklaring van zijn procesgemachtigde d.d. 12 februari 2016 en ingediend ter griffie van het kantongerecht op 16 februari 2016 hoger beroep heeft ingesteld;
- de pleitnota d.d. 4 mei 2018, met een productie;
- de antwoordpleitnota d.d. 3 augustus 2018;
- de repliekpleitnota d.d. 19 oktober 2018;
- de dupliekpleitnota d.d. 7 december 2018.
1.2 De rechtsdag voor de uitspraak van het vonnis is nader bij vervroeging bepaald op heden.
2.De ontvankelijkheid
Gesteld noch is gebleken dat appellant niet binnen de bij wet gestelde termijn appel heeft aangetekend tegen het beroepen vonnis, zodat hij ontvankelijk is in zijn appel.
3.De feiten
3.1 Partijen zijn gerechtigden in de nalatenschappen van de erflaters [naam 1] en [naam 2] (hierna de erflaters). Appellant is gerechtigd tot 1/6 deel van de nalatenschap en geïntimeerde is gerechtigd tot 5/6 deel.
3.2 Tot de nalatenschap van de erflaters behoren een drietal onroerende goederen, te weten, één aan de [straat] te [district 1] en twee aan de [weg] in het [district 2] , en nader bij partijen bekend.
3.3 Tussen partijen zijn er zwarigheden gerezen bij de verdeling van de nalatenschap. De boedelnotaris, mr. M.A. Nannan Panday, heeft ten aanzien van de tussen partijen gerezen zwarigheden een proces-verbaal van zwarigheden opgemaakt gedateerd 4 maart 2014.
4.De procedure in eerste aanleg
4.1 Geïntimeerde, toen eiser, heeft bij verzoekschrift d.d. 6 juli 2015 – zakelijk weergegeven – aan de kantonrechter het verzoek gedaan om te beslissen op de tussen partijen gerezen zwarigheden.
4.2 De kantonrechter heeft bij vonnis d.d. 27 januari 2016, bekend onder A.R. no. 15-3007, het volgende beslist:
“5.1 De kantonrechter beveelt de boedelscheidende notaris om een akte van scheiding en deling op te maken tussen partijen, inhoudende:
– dat de onroerende goederen, zoals omschreven op pagina’s 3 en 4 van het proces-verbaal van zwarigheden, zullen worden toebedeeld aan [geïntimeerde] en dat hij ook alle lasten zal dragen die op deze onroerende goederen rusten;
– dat [geïntimeerde] bij wege van overbedeling aan [appellant] uitkeert een bedrag van SRD59.193,33 (…..) en wel binnen zes maanden na uitspraak van dit vonnis;
5.2 Door de ondertekening van de akte van scheiding en deling zullen partijen over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben en elkaar niets meer verschuldigd zijn op grond van enige gemeenschap…….
5.4 Verklaart dit vonnis zover nodig uitvoerbaar bij voorraad…….”.
4.3 De kantonrechter heeft zijn beslissing gegrond op de motivering dat appellant, toen gedaagde, akkoord ging met het voorstel dat de onroerende goederen aan eiser (thans geïntimeerde) werden toebedeeld en dat laatstgenoemde wegens overbedeling het deel van appellant in contanten uitkeert. Daarnaast is de kantonrechter uitgegaan van de waarde van de drie percelen die getaxeerd waren door de deskundige taxateur P. Khedoe, blijkens zijn taxatierapporten d.d. 12 januari 2016 en 13 januari 2016.
5.De beoordeling
5.1 Appellant concludeert in dit hoger beroep tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende de vordering van geïntimeerde te ontzeggen als te zijn ongegrond en onbewezen.
5.2 Appellant heeft ter onderbouwing van de vordering in hoger beroep gesteld dat het beroepen vonnis niet is gemotiveerd. Volgens appellant is juist hij bereid alle onroerende goederen zelf toebedeeld te krijgen en wenst hij de geïntimeerde uit te keren wegens overbedeling.
Het Hof gaat voorbij aan deze stelling van appellant. Het Hof is van oordeel dat nu geïntimeerde het grootste aandeel (5/6 deel) van de onroerende goederen bezit, het redelijk is dat deze onroerende goederen ook aan hem, geïntimeerde dus, worden toebedeeld en dat hij appellant uitkeert wegens overbedeling.
5.3 Appellant stelt voorts dat de onroerende goederen een hogere waarde hebben dan de getaxeerde waarde. Appellant heeft echter nagelaten om zijn stelling ter zake nader te onderbouwen met verificatoren.
Bovendien is de taxateur benoemd door de kantonrechter en appellant heeft tegen deze benoeming geen bezwaren gemaakt.
Het Hof gaat daarom ook voorbij aan deze stelling van appellant. Het Hof ziet verder geen aanleiding om het verzoek van appellant, om de onroerende goederen opnieuw te doen taxeren door drie taxateurs, toe te wijzen.
Het Hof komt dan ook tot de slotsom dat het beroepen vonnis van de kantonrechter dient te worden bevestigd onder aanvulling van de gronden.
5.4 Het Hof acht bespreking van de overige stellingen en weren van partijen overbodig.
5.5 Appellant zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten in hoger beroep worden verwezen.
6.De beslissing in hoger beroep
Het Hof:
6.1 Bevestigt het vonnis van de kantonrechter in het Eerste Kanton de dato 27 januari 2016 bekend onder A.R. no. 15-3007, onder aanvulling van de gronden.
6.2 Veroordeelt appellant in de kosten van het geding in hoger beroep aan de zijde van geïntimeerde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. D.D. Sewratan, fungerend president, mr. A. Charan en mr.I.S.Chhangur-Lachitjaran, leden, en door de fungerend president uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag 16 oktober 2020 in tegenwoordigheid van de fungerend griffier, mr. S.C. Berenstein.
w.g. S.C. Berenstein w.g. D.D. Sewratan
Partijen, appellant vertegenwoordigd door advocaat mr. N.P. Soekra namens advocaat mr. D. Moerahoe, gemachtigde van appellant en geïntimeerde vertegenwoordigd door advocaat mr. T. Jhakry namens advocaat mr. R.M.F. Oemar, gemachtigde van geïntimeerde, zijn bij de uitspraak ter terechtzitting verschenen.
Voor afschrift
De Griffier van het Hof van Justitie,
Mr. M.E. van Genderen-Relyveld