- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer GR-14858
- Uitspraakdatum 15 mei 2020
- Publicatiedatum 15 april 2021
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Hoger beroep. Appellante diende bij de kantonrechter een vordering in. Deze vordering strekte er in hoofdzaak toe, dat het besluit van geintimeerde zou worden geschorst, althans opgeschort. De kantonrechter verklaarde echter appellante niet-ontvankelijk in haar vordering. Naar het oordeel van het hof wordt het vonnis van de kantonrechter bevestigd.
Uitspraak
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
in de zaak van
Sport Vereniging Eendracht,
gevestigd en kantoorhoudende in het district Paramaribo,
appellante in kort geding,
verder ook te noemen: Eendracht,
gemachtigde: mr. F.F.P. Truideman, advocaat,
tegen
De Surinaamse Voetbal Bond,
gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo,
geïntimeerde in kort geding,
verder ook te noemen: de SVB,
gemachtigde: mr. A.R. Baarh, advocaat,
Inzake het hoger beroep van het door de kantonrechter in het Eerste Kanton gewezen en uitgesproken vonnis in kort geding van 19 juli 2012, A.R.no. 12-2577, tussen Eendracht als eiseres en de SVB als gedaagde spreekt de fungerend-president, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit.
Het procesverloop in hoger beroep
Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
- een verklaring van de griffier der kantongerechten civiele zaken van 2 augustus 2012, inhoudende dat Eendracht op 2 augustus 2012 hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter, op 19 juli 2012 in kort geding gewezen tussen Eendracht als eiseres en de SVB als gedaagde;
- een pleitnota met 4 producties van Eendracht, overgelegd op 17 januari 2014;
- een pleitnota van antwoord van de SVB, overgelegd op 4 juli 2014;
- een pleitnota van repliek, overgelegd op 1 augustus 2014;
- een pleitnota van dupliek, overgelegd op 17 oktober 2014.
De ontvankelijkheid in hoger beroep
Partijen waren niet aanwezig bij de uitspraak van het vonnis van 19 juli 2012. Dit vonnis is op 24 juli door de griffier der kantongerechten aan partijen meegedeeld. Eendracht heeft vervolgens op 2 augustus 2012 hoger beroep tegen dat vonnis aangetekend.
Het hoger beroep is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat Eendracht daarin kan worden ontvangen.
Beoordeling
1. Het geschil tussen partijen betreft, kort samengevat, het volgende:
Eendracht deed in juni 2012 mee aan het jaarlijks gehouden SVB/Integra Port Services Lidbondentoernooi. Na een wedstrijd tegen Sport Club Altona op 8 juni 2012 tekende zij bij de competitie commissie van de SVB protest aan, omdat in die wedstrijd een niet gerechtigde speler met Altona zou hebben meegespeeld. Het protest werd op 14 juni 2012 door de protest commissie van de SVB afgewezen en Eendracht ging daarvan in beroep bij het hoofdbestuur van de SVB. Het hoofdbestuur trok het besluit van de protest commissie in maar besloot tevens dat het protest van Eendracht opnieuw werd afgewezen. Eendracht diende vervolgens bij de kantonrechter een vordering in kort geding in. Deze vordering strekte er in hoofdzaak toe, dat het besluit van de SVB 18 juni 2012 zou worden geschorst, althans opgeschort, en dat aan de SVB zou worden gelast om de wedstrijd van Eendracht en Altona van 8 juni 2012 te laten overspelen. De kantonrechter verklaarde echter Eendracht niet-ontvankelijk in haar vordering, omdat, kort samengevat, artikel 9 sub g van de voor het lidbondentoernooi van 2012 geldende regels bepaalt dat de verenigingen die aan het toernooi deelnemen “zich verbinden om uitspraken van het hoofdbestuur van de SVB als definitief te accepteren en de Burgerrechter niet te adiëren”.
Op 8 augustus 2012, dus nadat Eendracht hoger beroep had aangetekend tegen het vonnis van de kantonrechter van 19 juli 2012, schreef de gemachtigde van Eendracht een brief aan de arbitrage commissie van de SVB. Hij verzocht in deze brief namens Eendracht aan de arbitrage commissie om het besluit van het hoofdbestuur van de SVB van 18 juni 2012 te vernietigen, het beroep van Eendracht alsnog gegrond te verklaren en “te handelen overeenkomstig de procedure, zoals in het Reglement voor de Jaarlijkse Nationale Competitie van de Surinaamse Voetbalbond is bepaald”. De SVB schreef op 23 augustus 2012 terug. De brief kwam er op neer dat de arbitrage commissie de zaak niet in behandeling zou nemen omdat de rechter in kort geding inmiddels uitspraak had gedaan “waardoor deze kwestie als zijnde afgedaan wordt beschouwd”.
2. De kantonrechter was in het vonnis waarvan beroep van oordeel dat Eendracht niet-ontvankelijk moest worden verklaard. Hij baseerde dit oordeel op artikel 9 g van het hoofdstuk “Organisatie en Regels” van het namens de SVB uitgegeven programmaboek van het7e SVB/Integra Port Services Lidbondentoernooi 2012. Artikel 9 g. luidt, voor zover hier van belang: “De deelnemende verenigingen en lidbonden verbinden zich om uitspraken van het hoofdbestuur van de SVB als definitief te accepteren en de Burgerrechter niet te adiëren.”. De kantonrechter stelde dat de Commissie Lidbonden, die het toernooi onder auspiciën van de SVB en in nauwe samenwerking met de lidbonden organiseerde, bevoegd was om de regels voor het toernooi vast te stellen en dat alle deelnemende verenigingen gehouden waren on die regels na te leven. Daarom was Eendracht ook gehouden om het bepaalde in artikel 9g na te leven, aldus te kantonrechter.
3. Eendracht voert als grief tegen het vonnis van de kantonrechter aan, dat de kantonrechter ten onrechte Eendracht niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar vordering. In haar toelichting op deze grief stelt zij dat niet de toernooiregels waar de kantonrechter van uitging van toepassing waren, maar de bepalingen van het reglement voor de jaarlijkse nationale competitie van de SVB. Volgens dit reglement is, aldus Eendracht, bij protesten van de bij de SVB aangesloten verenigingen niet het hoofdbestuur van de SVB de hoogste beroepsinstantie, maar de arbitrage commissie van de SVB. Eendracht verwijst daarbij onder andere naar artikel 22 van het competitie reglement. Artikel 1 lid 1 van dit artikel luidt:
In alle gevallen waarbij het hoofdbestuur van de SVB in beroep een besluit heeft genomen aangaande een ongerechtigde speler, alsook in de gevallen waarbij genoemd bestuur in beroep een besluit heeft genomen aangaande een transfer, is in hoogste en laatste instantie beroep mogelijk bij de Arbitrage commissie.
4. Met de kantonrechter is ook het hof van oordeel dat voor het protest van Eendracht de regels gelden, die in het toernooiboek 2012 onder de kop “Organisatie en regels” vermeld staan. Het slotartikel 10 van deze regels luidt:
In alle gevallen waarin de regelgeving c.q. sancties van het lidbondentoernooi niet specifiek voorziet, zijn de vigerende Regels, Bepalingen en Reglementen o.a. Competitie Reglement, Transfer Reglement, Statuten en het Huishoudelijk Reglement van de Surinaamse Voetbal Bond onverkort van toepassing.
Belangrijk is hier de beperking “ in alle gevallen waarin de regelgeving van het lidbondentoernooi niet specifiek voorziet”. De toernooiregels voorzien juist wel specifiek in de wijze waarop protesten tijdens het toernooi moeten worden behandeld. Heel duidelijk bepalen de toernooiregels hoe er geprotesteerd moet worden, wie daarover beslist, en hoe men van die beslissing in beroep kan gaan. Kennelijk wilden de organisatoren het beroep tegen beslissingen op protesten beperken tot één instantie. Dat is ook logisch, want bij een toernooi moet het resultaat van een protest snel duidelijk zijn.
Het hof is daarom van oordeel dat de arbitrage commissie van de SVB niet bevoegd was om van het beroep van Eendracht kennis te nemen, zodat de grief faalt.
5. Ambtshalve overweegt het hof het volgende.
Naar het oordeel van het hof kunnen de organisatoren van het toernooi de gang naar de rechter in kort geding niet voor alle gevallen afsluiten. Wanneer als gevolg van een onrechtmatige uitspraak van het hoofdbestuur van de SVB groot nadeel zou dreigen en er geen andere spoedprocedure met voldoende waarborgen voorhanden is, dan zou de benadeelde die een spoedeisend belang heeft zich tot de rechter in kort geding kunnen wenden, ook als dat in enig reglement wordt uitgesloten.
In dit geval is daar echter geen sprake van. De beslissing van het hoofdbestuur van de SVB was niet onrechtmatig, het nadeel dat Eendracht leed als gevolg van het meespelen van een beweerdelijk ongerechtigde speler in een enkele wedstrijd is allerminst concreet gemaakt en het hoofdbestuur had grote vrijheid bij het al dan niet toepassen van sancties, zodat voor een optreden door de rechter in kort geding hoe dan ook geen plaats was.
6.De kantonrechter heeft dus terecht in kort geding Eendracht niet-ontvankelijk verklaard. Zijn vonnis zal worden bevestigd en Eendracht zal worden verwezen in de kosten van het hoger beroep.
De beslissing in hoger beroep in kort geding:
Het Hof:
Bevestigt het vonnis van de kantonrechter in het Eerste Kanton van 19 juli 2012, A.R.no. 12-2577, in kort geding tussen partijen gewezen,
Veroordeelt Eendracht in de kosten van het geding in hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de SVB begroot op nihil.
Aldus gewezen door: mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President, mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran, Lid en mr. A.C. Johanns, Lid-Plaatsvervanger en door de Fungerend-President uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie op vrijdag 15 mei 2020, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein, Fungerend-Griffier.
w.g. S.C. Berenstein w.g. D.D. Sewratan
Bij de uitspraak ter terechtzitting is verschenen, advocaat mr. N.A.S. Ramnarain namens advocaat mr. A.R. Baarh, gemachtigde van geïntimeerde, terwijl appellante noch bij gemachtigde noch bij vertegenwoordiging is verschenen.