SRU-HvJ-2020-49

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer Artikel 61 WvSv.
  • Uitspraakdatum 09 december 2020
  • Publicatiedatum 15 september 2022
  • Rechtsgebied Strafrecht
  • Inhoudsindicatie

    Het Hof is van oordeel dat ten aanzien van de door verzoeker aangevoerde punten betreffende het bewijs, deze bij de inhoudelijke behandeling van de zaak aan de orde dienen te worden gesteld en zich er niet voor lenen om in raadkamer op grond van artikel 61 van het Wetboek van Strafvordering te worden onderzocht en/of beoordeeld.

Uitspraak

HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME

BESCHIKKING INZAKE VERZOEK EX ARTIKEL 61 VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING

Gelezen het schrijven afkomstig van verzoeker hetwelk het Hof heeft opgevat als een verzoekschrift ex artikel 61 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend ter Griffie van het Hof van Justitie op dinsdag 1 december 2020 door de verzoeker [Naam], met het verzoek om persoonlijk uitgenodigd te worden om de ingediende klacht mondeling met onderliggende stukken te motiveren;

Gelet op ’s Hofs beschikking d.d. woensdag 2 december 2020, waarbij de behandeling van het verzoek is bepaald voor woensdag 9 december 2020 om 14.45 uur des namiddags;

Gehoord de verzoeker;

Tevens gehoord mr. C. Rasam, Waarnemend Procureur-Generaal, namens het Openbaar Ministerie;

Gezien de overige zich in het raadkamerdossier bevindende bescheiden, waaronder het proces-verbaal van de behandeling van het verzoek in raadkamer d.d. woensdag 9 december 2020;

Overwegende, dat de verzoeker in het kader van het verhoor in Raadkamer heeft gepersisteerd bij de inhoud van het door hem ingediend schrijven, na die te hebben toegelicht, zoals in het opgemaakt proces-verbaal is gerelateerd, wordende de inhoud hier als geïnsereerd beschouwd;

Overwegende, dat de Waarnemend Procureur-Generaal tijdens haar betoog heeft aangegeven – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – dat de ernstige bezwaren ten aanzien van verzoeker overeind staan weshalve de vervolging zich verzet tegen het inwilligen van het verzoek tot voorlopige invrijheidstelling;

Overwegende, dat uit het onderzoek in raadkamer is gebleken dat verzoeker op 27 augustus 2020 door de kantonrechter is veroordeeld. Tegen voormeld vonnis heeft de verzoeker hoger beroep aangetekend op 3 september 2020;

Overwegende, dat het Hof van oordeel is dat ten aanzien van de door verzoeker aangevoerde punten betreffende het bewijs, deze bij de inhoudelijke behandeling van de zaak aan de orde dienen te worden gesteld en zich er niet voor lenen om in raadkamer op grond van artikel 61 van het Wetboek van Strafvordering te worden onderzocht en/of beoordeeld;

Overwegende, dat het Hof voorts van oordeel is dat – mede gelet op het voorgaande – het verzoek van de verzoeker dient te worden afgewezen aangezien de ernstige bezwaren en de gronden waarop het bevel tot voorlopige hechtenis is gebaseerd nog bestaan;

Overwegende, dat het Hof dan ook geen grond aanwezig acht voor onderbreking van de detentiemaatregel zoals door verzoeker is verzocht. Het Hof vindt aanleiding in hetgeen bij de behandeling in raadkamer aan de orde is gesteld om de griffier te vragen om door tussenkomst van de Griffie der Kantongerechten te bewerkstelligen dat het appeldossier in deze zaak ten spoedigste naar het Hof zal worden opgestuurd.

Gezien het betrekkelijke wetsartikel.

BESCHIKKENDE:

Wijst af het gedane verzoek;

Aldus gegeven te Paramaribo in Raadkamer van het Hof van Justitie op woensdag 9 december 2020 door: mr. A. Charan, Fungerend – President, mr. I.S. Chhangur -Lachitjaran, lid en mr. J. Kasdipowidjojo, lid – plaatsvervanger, bijgestaan door de ad hoc Fungerend – Griffier, mr. M. Behari.

w.g. M. Behari          w.g. A. Charan
                                 w.g. I.S. Chhangur -Lachitjaran
                                 w.g. J. Kasdipowidjojo                                                                                                                                                                                                                               

Voor eensluidend afschrift,
De Griffier van het Hof van Justitie,
(mr. M.E. van Genderen – Relyveld)