SRU-HvJ-2021-1

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer 62/2021
  • Uitspraakdatum 17 december 2021
  • Publicatiedatum 22 december 2021
  • Rechtsgebied Strafrecht
  • Inhoudsindicatie

    Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder I, II, III, IVA, V en VIA van de inleidende dagvaarding ten laste is gelegd. De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden zoals vervat in de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd.

Uitspraak

In naam van de Republiek!

Vonnisnummer: 62/2021

Uitspraak: 17 december 2021

VERSTEK

Het Hof van Justitie van Suriname

in eerste aanleg inzake politieke ambtsdragers

Zitting houdende te Paramaribo, inzake het Openbaar Ministerie tegen de verdachte:

 

HOEFDRAAD, Gillmore Andre, geboren op [datum] in [district], gewezen politieke ambtsdrager in de functie van Minister van Financiën en wonende aan de [adres] te [district], in vrijheid verkerend;

De verdachte is niet verschenen, doch wordt bijgestaan door mr. M. Dubois, advocaat bij het Hof van Justitie.

 

De geldigheid van de dagvaarding

Bij het onderzoek is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.

Bevoegdheid van het Hof

Krachtens de wettelijke bepalingen is het Hof bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

Door de verdediging is aangevoerd dat het OM niet –ontvankelijk verklaard dient te worden t.a.v. feit II, III en V, omdat er sprake is van obscuur libel. Het tenlaste gelegde betreft een combinatie van gedragingen uit de Bankwet 1956 (art. 16 en 18) en art. 13 van de Anti Corruptiewet (hierna ACW). Naar de mening van de verdediging heeft de wetgever ten aanzien van die gedragingen uit de Bankwet 1956 (hierna Bankwet) geen strafbaar feit in het leven geroepen terwijl, het openbaar ministerie met gebruikmaking van art. 13 ACW getracht heeft die gedragingen aan te doen merken als een strafbaar feit. Naar de mening van de verdediging verwijst de ACW naar een bestuurlijk aspect en omdat er geen Bestuurswet in Suriname is, kan de ACW niet van toepassing zijn.

 

Het Hof overweegt alsvolgt;

Het Hof begrijpt dat de verdediging zich hierbij richt op het artikel 35A Bankwet (SB 2005 no. 56), waarbij uitdrukkelijk is bepaald dat art. 21 leden 2 en 4 strafbare feiten (misdrijven) opleveren. Artikel 13 lid 1a ACW is – voorzover van belang- gericht op het verbod om niet in strijd te handelen met de ter zake geldende wettelijke voorschriften, voorwaarden of procedures. Volgens de Memorie van Toelichting (MvT) op dit artikel betreft het handelingen, besluiten en adviezen door een publieke functionaris verricht of genomen die in strijd zijn met de voor de besluitvorming vastgestelde voorschriften, voorwaarden of procedures. Dit wil zeggen dat de ACW niet beperkt is tot gedragingen die expliciet aangemerkt zijn als misdrijven. Het verweer van de verdediging dat de verweten gedraging uit de Bankwet een strafbaar feit moet betreffen aleer tot vervolging kan worden overgegaan, is derhalve ongegrond en wordt verworpen.

Het is het Hof anderszins niet gebleken van omstandigheden, die de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de weg staan. Het openbaar ministerie zal daarom ontvankelijk worden verklaard in zijn vervolging.

 

Schorsing van de vervolging

Er zijn geen redenen gebleken om de vervolging te schorsen.

Het onderzoek ter terechtzitting

Bij tussenvonnis van 11 januari 2021 is door het Hof beslist op de preliminaire weren. Dit vonnis bouwt voort op het tussenvonnis.

 

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg, 11 januari 2021, 04 februari 2021, 11 maart 2021, 06 mei 2021 en 17 december 2021.

 

De tenlastelegging:

Aan verdachte zijn de volgende feiten ten laste gelegd:

Feit I Deelname aan een criminele organisatie (art 188 Sr)
Feit II, III en V overtreding van art. 13 lid 1 onder a ACW
Feit IV en VI onder A ambtsverduistering (art. 423 Sr) en onder B gekwalificeerde verduistering (art. 382 Sr.)

Wijziging tenlastelegging

Aan dit vonnis is als bijlage I en II gehecht een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de inleidende dagvaarding en de gewijzigde ten lastelegging, van waaruit de inhoud van de tenlastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

 

De vordering van de vervolgingsambtenaar

De procureur generaal heeft gerekwireerd tot de bewezenverklaring van de onder I, II, III, IVA, V en VIA ten laste gelegde feiten, met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) jaren, een geldboete van Srd 500.000,- (Vijfhonderdduizend Surinaamse dollar) te vervangen door 12 (twaalf) maanden hechtenis en de gevangenneming van de verdachte.

 

Het standpunt/verweer van de verdediging:

Door de verdediging is vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit. Daartoe is aangevoerd dat verdachte niet het verwijt gemaakt kan worden dat hij in daderschap en/of deelneming met van Trikt e.a. de verweten strafbare gedragingen – overtreding van de ACW en ambtsverduistering c.q. verduistering- gepleegd heeft.

Volgens de verdediging bevat het dossier onvoldoende bewijs dat verdachte samen met van Trikt e.a. een organisatie vormde gericht op het plegen van misdrijven.

Naar de mening van de verdediging is er ook geen sprake van schending van art.13 ACW omdat:

  • Het delictsbestandsdeel “wettelijk voorschrift” niet vervuld kan worden door de gedragingen genoemd in de art. 16 lid 3 (verbod op quasi- fiscale activiteiten),

18 (verbod op koop onroerend goed anders dan voor haar eigen bedrijfsvoering) en art. 21 (verbod op overschrijden maximum te verstrekken voorschotten aan de Staat) van de Bankwet aangezien genoemde bepalingen geen strafbare feiten betreffen;

  • De betrokken artikelen 16, 18 en 21 van de Bankwet zijn kwalitatieve delicten welker overtreding alleen door een persoon in de hoedanigheid van president van de Bank vervuld kunnen worden.

Bewezenverklaring

Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder I, II, III, IVA, V en VIA van de inleidende dagvaarding ten laste is gelegd, met dien verstande, dat hij op meer tijdstippen gelegen in de periode maart 2019 tot en februari 2020 te Paramaribo, als gewezen minister van Financiën en als een publieke functionaris in de uitoefening van zijn publieke functie als bedoeld in artikel 1 van de ACW tezamen en invereniging met de publieke functionarissen in de uitoefening van hun publieke functies t.w. VAN TRIKT, Robert – Gray president van de Centrale Bank van Suriname en KROMOSOETO, Ginmardo Budiono, directeur van de SURINAAMSE POSTSPAAR BANK, en HAUSIL, Faranaaz gehuwd Alibaks als algemeen secretaris bij de Centrale Bank van Suriname en functionerende als directeur Legal Compliance International Affairs bij de Centrale Bank van Suriname, zich schuldig heeft gemaakt aan:

I Deelname aan een criminele organisatie.
II, III en V Overtreding van art. 13 lid 1 onder a ACW quasi fiscale handelingen van de Bank, aankoop onroerend goed betalen overheidsuitgaven door de Bank en verstrekken van blanco krediet.

IVA en VIA Ambtsverduistering van gelden verkregen naar aanleiding van de verkoop van overheidspanden en de Royalty overeenkomsten.

De bewezenverklaring is als bijlage III gehecht, van waaruit de inhoud geacht moet worden hier te zijn overgenomen.

Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

 

Door het Hof gebruikte bewijsmiddelen

De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden zoals vervat in de hierna weergegeven bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd.

Bewijsmiddelen

  1. De bewezenverklaarde feiten houden verband met elkaar. Hun beginpunt ligt in de Clairfield en Benelux overeenkomsten daarom zal het Hof de bewijsmiddelen m.b.t. feit I t/m VIA gezamenlijk opsommen
  1. Het op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van Ramsukul, D., ambtenaar van politie d.d. 28 januari 2020, betreffende – voorzover inhoudende verkort en zakelijk weergegeven– (map II, pg 13 tot en met 27)

de ontvangst van het schrijven van de Procureur- generaal voor het instellen van een opsporingsonderzoek inzake mogelijke malversaties gepleegd bij de Centrale Bank van Suriname.

  1. De verklaring van de getuige Van Trikt, Robert- Gray, afgelegd bij de Rechter Commissaris tijdens het G.V.O. d.d. 9 september 2020 voorzover inhoudende verkort en zakelijk weergegeven- (zwarte map GVO-verhoren en EXTRACT TLL, p. 107-117):

p.108: In 2018 was ik nog geen governor maar kreeg van Hoefdraad het verzoek voor een databank. De assets van de staat moesten op waarde worden gewaardeerd. Toen was Buysse van Clairfield in Suriname en is dit met de minister besproken. Ik was reeds governor en tijdens een meeting in Washington is dit onderwerp weer naar voren gehaald. Hoefdraad heeft aangegeven een lening te arrangeren voor de overname van de Afobakkadam. Ik heb een gesprek met Hoefdraad gehad over het project om de assets te waarderen en het opzetten van het fonds. Hoefdraad heeft toen aangegeven dat deze projecten door de CBvS konden worden uitgevoerd. Alles is afgestemd met Hoefdraad. Uit zijn voice apps blijkt ook dat hij dit heeft bevestigd. Ik heb de ideeën voorgelegd aan de heer Buysse van Clairfield, die als core business evaluatie van assets heeft. Hieruit zijn de projecten Prodigy en Prodigy 2 uitgerold. Toen Buysse in Suriname was is hij ook ontvangen door de minister. Ten huize van de minister is met hem gesproken over de projecten. Ook toen heeft de minister kenbaar gemaakt dat het goede projecten zijn.

p.109: Ik had inmiddels brieven gestuurd naar de minister die naar de verschillende overheidsinstituten verzonden moesten worden ter verkrijgen van informatie. Van de minister kreeg ik te horen dat de brieven na enige aanpassing zouden worden verzonden en dat [persoon 1] de coordinator zou worden vanuit het ministerie. Ik heb een overzicht ontvangen van alle ambassades van de minister die ik heb doorgestuurd naar Clairfield. Met de minister is er veel gesproken over het terugbrengen van de langlopende schuld van de staat bij de CBvS en het verhogen van de inkomsten van de Staat. De bedoeling was om het schulden plafond van de Staat omlaag te brengen.

p.110: Belangrijk is wel dat hij op de hoogte was van alle projecten voordat de overeenkomsten tot stand kwamen.

p.111: In de volgende projecten heeft Hoefdraad directe bemoeienis gehad door middel van expliciete handelingen:

Prodigy I: hierin heeft hij expliciet aangegeven dat [persoon 1] als coordinator van het ministerie zou optreden voor het verzamelen van data door middel van brieven die naar de verschillende overheidsinstanties zouden worden verzonden.

Prodigy 5: de informatie van de ambassades komt van het ministerie

Lagarde1: er is een missive en een resolutie; de data afkomstig van Iamgold is door de minister naar mij verzonden. De minister heeft afspraken met Grassalco gemaakt via de minister van Natuurlijke Hulpbronnen.

  1. De verklaring van de getuige Hausil, Faranaaz, afgelegd bij de Rechter Commissaris tijdens het G.V.O d.d. 15 september 2020 voorzover inhoudende verkort en zakelijk weergegeven- (map GVO-verhoren en EXTRACT TLL, p. 139-146):

Ik weet dat alle assets van de overheid gewaardeerd zouden worden.

p.142: In opdracht van Van Trikt heeft mijn directoraat ook conceptbrieven opgesteld ten behoeve van de minister van Financiën met betrekking tot de “valuation of Assets”.

p.143: Mijn conceptbrief heb ik verzonden naar Hoefdraad en van Trikt.

p. 144: Hoefdraad heeft mijn conceptbrief gebruikt om geld op te nemen bij de CBvS nadat daarin veranderingen zijn aangebracht. Ik heb naderhand die veranderde versie van mijn conceptbrief gezien.

  1. Het op ambtseed opgemaakt procesverbaal d.d 14 maart 2020 van Z.Pierkhan ambtenaar van politie, betreffende het verhoor van de Minister van Financien, Hoefdraad,Gilmore- voorzover inhoudende verkort en zakelijk weergegeven- (aanvullend dossier Map I pg. 338)

Ik wist dat Buyse was aangetrokken als adviseur. Ik heb kennis gemaakt met hem in 2018. De ideeen waren mij wel bekend. Zeker drie overeenkomsten hebben betrekking op de Staat en [persoon 1] is gekoppeld aan Van Trikt en Buyse. De door de CBvS gesloten overeenkomsten ten behoeve van de Staat zijn puur quasi-fiscaal en verboden door de Bankwet. Ik was op de hoogte van de valuation assets projecten en de waardebepaling van de royalties uit de Delfstoffenovereenkomst.

  1. Het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal d.d. 24 augustus 2020 van Thakoer, R, ambtenaar van politie, betreffende het 4e nader verhoor van de getuige, [persoon 2] (directielid CBvS), – voorzover inhoudende verkort en zakelijk weergegeven- (aanvullend dossier III, p. 41-54):

p.43: Gaande het onderzoek is naar voren gekomen dat de kosten die de ex-governor Robert van Trikt liet dragen door de CBvS (…) in principe door de Staat gedragen moesten worden. Onder quasi-fiscaal versta ik dat het kosten zijn die door de staatsbegroting gedragen moeten worden.

  1. Het op ambtseed opgemaakt proces-verbaal d.d. 25 augustus 2020 van Soekhoe, Kishnu R, ambtenaar van politie, betreffende het nader verhoor van [persoon 3], (econoom/ ex-governor CBvS)– voorover inhoudende verkort en zakelijk weergegeven- (aanvullend dossier II, p. 98-109):

p.99: Wanneer de zaak niet tot het werkterrein van de CBvS behoort maar tot het werkterrein van de Staat dan moet zij de zaken zelf ter hand nemen en zelf financieren en niet de CBvS.

p. 101: de minister van Financien is bekend met de Bankwet.

  1. Het referte proces-verbaal , opgemaakt door Ramsukul, D, inspecteur van politie d.d. 14 maart 2020, betreffende de schriftelijke vastlegging van devoice notes” tussen Hoefdraad en van Triktvoorover inhoudende verkort en zakelijk weergegeven- I, 20.07.2021, p. 68- 69.

Waarin onder andere is vervat dat Hoefdraad aanwijzingen geeft dat de brief aangepast moet worden omdat de namen Clairfield & Orion zomaar ruis zal geven. Idee is gewoon dat Financien het coördineert. Dat [persoon 1] coordinator is in het proces en vocal point is. Dat [persoon 1] Hoefdraad heeft gerapporteerd hoe de meeting is verlopen. Voorts dat de C.B.v.S. dat heel ding overneemt.

  1. De brief van het Ministerie van Financien om informatie van parastatalen te verkrijgen ( I, 20.07.2019, p. 77 en 78).

Dit heeft geresulteerd in project Prodigy een overeenkomst tussen Clairfield Benelux en de C.B.v.S.

  1. Het resultaat van het onderzoek verricht met betrekking tot de overeenkomsten die de C.B.v.S. heeft getekend met Clairfield Benelux. (Ds. I, 20.07.2021, p. 49-54), waarbij uit de evaluatie blijkt dat:

p.49.1: Project Lagarde I: “Valuation of fairness opinion of RGM Royalty Suriname

Het onderwerp van deze overeenkomst is een opinie over de mate waarin de royalty die Rosebel betaalt aan de republiek Suriname rechtvaardig is. Het uiteindelijk doel is om de waarde van de royaltyrechten gedurende 10 jaren door de CBvS als zekerheid te laten dienen, teneinde de schuld die de Republiek Suriname heeft af te lossen.

Bij de ondertekening op 02.10.2019, heeft de CBvS, EURO 300.000,- betaald.

Non-refundable vergoeding overeengekomen van EURO 620.000,-.

p.50: Project Prodigy “Asset valuation and monetization options”.

Het onderwerp is het waarderen van de activa van de republiek Suriname.

Bij de ondertekening heeft de CBvS, EURO 1.250.000,- betaald aan Clairfield.

Op 19.09.2019 is EURO 182.885,- aan Clairfield betaald voor een deeloplevering.

Non-refundable vergoeding overeengekomen van EURO 2.500.000,-.

p.51: Project Prodigy 5:

“Valuation of Suriname Embassies and sale and lease back structuring.”

Het onderwerp is het waarderen van de ambassades van de Republiek Suriname en het opzetten van een verkoop en lease structuur.”

p.51.1: Bij de ondertekening op 02.10.2019, heeft de CBvS, EURO 196.000,- betaald aan Clairfield.

  1. Het op ambtseed opgemaakt proces-verbaal d.d. 31 juli 2020 van Pierkhan, Zamier, ambtenaar van politie, betreffende het verhoor van de getuige van Trikt, Robert-Gray (ex-governor CBvS) – voorzover inhoudende verkort en zakelijk weergegeven- (map I, p. 129- 137):

p. 133: Op grond van artikel 21 van de Bankwet had hij reeds SRD 670 miljoen getrokken bij de CBvS. Naar aanleiding van het gegeven dat hij op grond van artikel 21 van de Bankwet geen geld meer kon trekken, heeft hij het geld van de panden getrokken.

  1. Het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal d.d. 25 augustus 2020 van Arichero, J. ambtenaar van politie, betreffende het verhoor van de getuige, [persoon 4] (directielid CBvS) – voorzover inhoudende verkort en zakelijk weergegeven- (aanvullend dossier III, p. 88-97):

p. 96: Het was de modus operandi van Hoefdraad om elke eind van de maand aan middelen te komen om het begrotingstekort van de staat te financieren.

De Staat kon geen beroep meer doen op artikel 21 van de Bankwet na de lening van SRD 648.800.000,- van de Staat in de maand maart 2019 als voorschot op grond van artikel 21 van de Bankwet. Er moest eerst worden afgelost.

  1. De verklaring van de getuige Van Trikt, Robert- Gray, afgelegd bij de Rechter Commissaris tijdens het G.V.O d.d. 9 september 2020 voorzover inhoudende verkort en zakelijk weergegeven- (zwarte map GVO-verhoren en EXTRACT TLL, p. 107-117):

In dit kader is Kromosoeto bij mij op kantoor geweest en heb ik hem uitgelegd dat mijn bedoeling was het aflossen van de langlopende lening van de Staat bij de CBvS. Dit zou kunnen door middel van de assets die verrekend konden worden. Naar aanleiding hiervan heeft Kromosoeto een email naar mij persoon en Hoefdraad gestuurd waarin hij zijn ideeen gaf. De minister gaf aan dat Kromosoeto ook enige betekenis hierin zou kunnen hebben.

p.110: Nadat ik de email van Kromosoeto ontving, heb ik die direct naar Hausil geforward. In dat kader is er een conceptbrief van Hausil uitgegaan naar de minister en mijn persoon. Uiteindelijk bleek dat het bedrag van de 1e tranche panden is overgemaakt naar de rekening van het ministerie van Financien en dat Hoefdraad zich niet heeft gehouden aan de afspraak om die gelden te gebruiken ter verrekening van de langlopende schuld. Om de hiervoor vermelde reden moest weer worden gekeken naar een manier om de langlopende schuld weg te maken. Er zijn toen weer sessies gevoerd en kwam het voorstel van Grassalco en Rosebel naar voren.

p.112: De bedoeling van de email van Kromosoeto (Ds. I, 20.07.2021, p. 24-30). Kromosoeto is als adviseur opgetreden in het zoeken naar assets van de Staat ten behoeve van de bank voor het verrekenen van de langlopende schuld. Op basis van dit email bericht is de brief van de minister opgemaakt die werd ontvangen in juni 2019 ten aanzien van de 1e tranche panden.

p. 113: de tegenwaarde in SRD van EURO 45 miljoen ter beschikking gesteld op de rekening van het ministerie van Financiën. Deze zelfde principe is toegepast bij de overmaking van de tegenwaarde in SRD van de EURO 60 miljoen voor de 2e tranche panden. De minister heeft de gelden niet ter beschikking gesteld voor schuldverrekening maar heeft deze volledig gebruikt ten behoeve van overheidsuitgaven.

  1. De verklaring van de getuige Hausil, Faranaaz, afgelegd bij de Rechter Commissaris tijdens het G.V.O d.d. 15 september 2020 voorzover inhoudende verkort en zakelijk weergegeven- (map GVO-verhoren en EXTRACT TLL, p. 139-146):

Ik weet dat alle assets van de overheid gewaardeerd zouden worden.

Ik ben ervan op de hoogte dat Kromosoeto de overheidspanden in een e-mail naar Van Trikt en Hoefdraad had opgenomen, alsook de taxatie daarvan.

  1. De verklaring van de getuige Kromosoetoe, Gilmardo, afgelegd bij de Rechter Commissaris tijdens het G.V.O d.d. 16 september 2020 voorzover inhoudende verkort en zakelijk weergegeven- (map GVO-verhoren en EXTRACT TLL p. 147-156):

p. 154: Op verzoek van Hoefdraad heb ik een presentatie m.b.t. de assets van de Staat gemaakt. Hoefdraad heeft mij gevraagd om taxaties te laten doen van de assets van de Staat. Hoefdraad had wel aangegeven dat hij zocht naar financiering en dat het mogelijk als onderpand kon worden gebruikt. Hieruit zijn voortgekomen de taxatierapporten t.a.v. de onroerende goederen.

  1. Het op ambtseed Procesverbaal van Arichero, J, ambtenaar van politie betreffende een nader verhoor van [persoon 4] d.d 22 juli 2020, (dossier I pg. 167-179):

De Overheid heeft geld ontvangen van de panden en dat is een bedrag van srd 869.055.000.

  1. Het op ambtseed opgemaakt procesverbaal d.d 25 augustus 2020 van Thakoer, R, ambtenaar van politie, betreffende een 2e nader verhoor van [persoon 5] – voorzover inhoudende verkort en zakelijk weergegeven- (aanvullend dossier II en aanvullend dossier III pg. 76-87):

Bij de eerste tranche panden is er SRD 377,955,000.00 door de C.B.v.S bijgeschreven op de rekening van het Ministerie van Financien. Bij de 2e tranche is er een bedrag van SRD 491,100,000.00 door de C.B.v.S bijgeschreven op de rekening van het Ministerie van Financiën.

  1. Het op ambtseed opgemaakt procesverbaal d.d. d.d 25 augustus 2020 van Arichero, J. ambtenaar van politie, betreffende een verhoor van de getuige [persoon 4] – voorzover inhoudende verkort en zakelijk weergegeven- (aanvullend dossier II en aanvullend dossier III pg. 88-97):

De C.B.v.S mag volgens de Bankwet geen onroerende goederen kopen of bezitten, die niet nodig zijn voor de uitoefening van haar bedrijf. Hoefdraad heeft als tegenwaarde 105 miloen euro ontvangen. Hoefdraad heeft voor een 2e maal onder het mom van schuldverrekening geld los gekregen van de C.B.v.S.

  1. Het op ambtseed opgemaakt proces-verbaal d.d.25 augustus 2020 van Thakoer, R, ambtenaar van politie, betreffende een 2e nader verhoor van [persoon 5] (medewerker CBvS)- voorzover inhoudende verkort en zakelijk weergegeven- (aanvullend dossier II en aanvullend dossier III pg. 76-87):

p.80: de C.B.v.S. mag volgens de Bankwet geen onroerende goederen kopen of bezitten die niet nodig zijn voor de uitoefening van haar bedrijf. De schuldverrekening heeft niet plaatsgevonden omdat de “opbrengst” anders zijn aangewend.

p.81: Als het geld bedoeld was voor schuldverrekening had de C.B.v.S. niet hoeven uit te keren aan het Ministerie van Financiën maar gedeeltelijke schuldverrekening kunnen plegen.

p.82: Hoefdraad heeft duidelijk de gelegenheid gehad van de heer van Trikt om na 26 juni 2019 voor de tweede maal onder het mom van schuldverrekening geld los te krijgen bij de C.B.v.S.

  1. Het op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van Pierkhan, Z, ambtenaar van politie d.d.16 september 2020, betreffende het verhoor van, Adhin, Ashwin, (gewezen VP) voorzover inhoudende- verkort en zakelijk weergegeven- (3e aanvullend dossier pg. 138-150):

p.138: Een minister kan pas overgaan tot het uitvoeren van een voorstel dat is aangeboden aan de RvM als dit is goedgekeurd door de RvM en daaromtrent een missive is uitgekomen. Hoefdraad moest wachten op een missive. Hij had geen toestemming van mij noch van de president Bouterse om de panden te verkopen. De C.B.v.S. mocht de overmaking van Euro 45 miljoen niet plegen

p.141: ik ben verrast dat de overmaking van SRD 377.955.000,- vóór de missive van 15 oktober 2019 heeft plaatsgevonden.

  1. Het schrijven van de Minister van Financien Hoefdraad aan de President van de CBvS Van Trikt, Robert-Gray betreffende het ter beschikking stellen van de eerste en tweede tranche panden. (dossier I pg. 87-91):

Eerste schrijven d.d 26 juni 2019 van de 1e tranche panden afkomstig van het Min van Financien, waarbij hij 8 panden ter beschikking stelt voor een bedrag van euro 45.000.000.

Tweede schrijven van Hoefdraad mbt de tweede tranche d.d 26 juni 2019 waarbij Hoefdraad 9 panden ter beschikking stelt voor een bedrag van euro 60.000.000,-

  1. Het veiliggestelde emailbericht afkomstig van Kromosoeto verstuurd naar Hoefdraad, waarbij Kromosoeto voorstellen doet m.b.t. de verkoop van panden, d.d. 25 april 2019. (Ds. I, 20.07.2021, p. 28-28a/ 15e vervolgdossier d.d. 08.01.2021, p. 10-11/ map GVO-verhoren en EXTRACT TLL, p. 139-146) – verkort en zakelijk weergegeven inhoudende-:

Op 25.04.2019 email van Kromosoeto naar Hoefdraad en v Trikt.

Op 26.04.2019 de reactie van V Trikt aan Kromosoeto: CBvS kan dat dragen. Just look at the (assets) valuation;

De reactie van Hoefdraad: Laten we doortrekken dat alles overheat. Will help the budget.

  1. Het veiliggestelde emailbericht afkomstig van Hausil, F. d.d. 22 juni 2019 gericht naar Hoefdraad en Van Trikt R., m.b.t. eigendomsoverdracht van onroerende goederen aan de CBvS (Ds. I, 20.07.2021, pg. 7)
  1. Het betalingsoverzicht voor de panden op 28 juni 2019, 20 september 2019 en 24 september 2019, totaal SRD 869,055,000.00. (dossier 1 pg. 121-123)

Betaling op 28 juni 2019: ref no. 300-00000372756 overboeking van Centrale Bank op rekening van min van financien onderhanden investering SRD 377.955.000,00

Betaling op 20 september 2019: ref.no. 300-00000379708 overboeking van Centrale Bank op rekening van min van financien inzake panden inzake panden:
SRD 271.100.000,00

Betaling op 24 september 2019: ref.no. 302-00000379898 overboeking van Centrale Bank op rekening van min van financien inzake panden inzake panden:
SRD 271.100.000,00

  1. Missive van 15 november 2019 no.1242 /RVM regarderende de toestemming tot verkoop van de eerste tranche panden d.d. 15 november 2019, (Ds. I, pg 92–93)
  1. Missive van 11 april 2020 no. 358 /RVM (aanvullend Ds.III, p.21 – 24) inhoudende dat, het voorstel van de minister van financien Hoefdraad, waarbij de overdracht van de panden komt te vervallen en de financiering van de panden wordt overgenomen in de geconsolideerde lening conform artikel 8 van de wet uitzonderingstoestand covid-19 tussen de Staat en de CBvS.
  1. De verklaring van de getuige Van Trikt, Robert- Gray, afgelegd bij de Rechter Commissaris tijdens het G.V.O d.d. 9 september 2020 voorzover inhoudende verkort en zakelijk weergegeven- (zwarte map GVO-verhoren en EXTRACT TLL, p. 107-117):

Hoefdraad zich niet heeft gehouden aan de afspraak om die gelden van de panden te gebruiken ter verrekening van de langlopende schuld. Redenen waarom weer moest worden gekeken naar een manier om de schuld bij de bank weg te maken. Er zijn toen weer sessies gevoerd en kwam het voorstel van Grassalco en Rosebel naar voren.

p.116: De missive gedateerd 11 oktober 2019, geeft aan dat de royalty’s moesten worden overgedragen aan de CBvS voor de duur van 15 jaren en blijkt niet dat de royalty’s ter beschikking zouden worden gesteld voor financiering van overheidsuitgaven maar wel voor verrekening van de langlopende schuld. p. 117: De gelden zijn gestort t.b.v. het ministerie van Financien door de CBvS zonder dat daartegenover een prestatie is geweest vanuit het ministerie.

  1. De verklaring van de getuige Hausil, Faranaaz, afgelegd bij de Rechter Commissaris tijdens het G.V.O d.d. 15 september 2020 voorzover inhoudende verkort en zakelijk weergegeven- (map GVO-verhoren en EXTRACT TLL, p. 139-146):

Ik ben ervan op de hoogte dat de royalty’s zijn gewaardeerd in het project Lagarde I. Deze waardering heeft ertoe geleid dat door de CBvS een bedrag is uitgekeerd aan de Staat. Ik heb gewerkt aan een conceptovereenkomst tot overdracht van de royalty’s aan de Staat in het kader van schuldverrekening van de langlopende schuld.

  1. Het op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van Thakoer, R, ambtenaar van politie, betreffende een 2e nader verhoor van [persoon 5] (medewerker CBvS) d.d. 25 augustus 2020- verkort en zakelijk weergegeven- (aanvullend dossier II en aanvullend dossier III pg. 76-87):

p.83: Het heeft aan van Trikt en Hoefdraad gelegen dat er geen aflossing van de langlopende lening van de Staat heeft plaatsgevonden. Uit de overeenkomst van 01 november 2019 is ontvangen SRD 2,3 miljard.

  1. De overeenkomst van 1 november 2019 tussen de Republiek Suriname en de Centrale Bank van Suriname inhoudende dat;

(Art. 1) de Staat per dezelfde datum voor de duur van 15 jaren en wel tot 1 november 2034, de royalties die zij verkrijgt van Grassalco N.V. voortvloeiende uit de Delfstoffenovereenkomst d.d. 7 april 1994 afgedraagt aan de Bank ter aflossing van de Staatsschuld.

(art.2) De verwachte inkomsten over de genoemde periode
bedraagt vierhonderdzevenentwintig miljoen negenhonderdenzesduizend US dollars (US 427,906,000.00) terwijl, de contante waarde van de royalties is geraamd op driehonderd miljoen US dollar (US 300,000,000.00).

  1. De verklaring van de getuige Van Trikt, Robert- Gray, afgelegd bij de Rechter Commissaris tijdens het G.V.O d.d. 9 september 2020 voorzover inhoudende verkort en zakelijk weergegeven (zwarte map GVO-verhoren en EXTRACT TLL, p. 107-123):

Uiteindelijk bleek dat het bedrag van de panden is overgemaakt naar de rekening van het ministerie van Financiën en dat Hoefdraad zich niet heeft gehouden aan de afspraak om die gelden te gebruiken ter verrekening van de langlopende schuld.

  1. Het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal d.d. 25 augustus 2020 van Arichero, J. ambtenaar van politie, betreffende het verhoor van de getuige, [persoon 4] (directielid CBvS) – voorzover inhoudende verkort en zakelijk weergegeven- (aanvullend dossier III, p. 88-97):

p. 94: Er heeft geen aflossing van de langlopende lening van de Staat plaatsgevonden omdat de minister van Financiën dat geld nodig had voor financiering van het begrotingstekort van de overheid. Uit de overeenkomst van 01 november 2019 is ongeveer SRD 2,3 miljard ontvangen. Van Trikt en Hoefdraad zouden conform de overeenkomst moeten handelen. Echter, hebben zij zich niet aan de overeenkomst gehouden.

33. Prod.I tabeloverzicht(B) (overmaking Grand total 2019 en 2020 aangegevende;

Totale royalty afdracht door CBvS aan MinFin bedraagt SRD 2.216.729.120,00,-

Bewijs overweging

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het ten laste gelegde wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. Het hof overweegt aangaande de gevoerde verweren het volgende.

T.a.v. schending art. 13 ACW

Naar de mening van de verdediging is er geen sprake van schending van art.13 van de ACW, omdat het delictsbestandsdeel “wettelijk voorschrift” niet vervuld kan worden door de gedragingen genoemd in de art. 16 en 21 van de Bankwet, vanwege het ontbreken van de “wet Bestuursrecht.

Het Hof merkt op dat door de jurisprudentie reeds is uitgemaakt dat “wettelijk voorschrift” betekent wetten (voorschriften, voorwaarden en procedures) gegeven door machten met wetgevende bevoegdheid. Inderdaad kent Suriname geen wet Bestuursrecht (geen verzameling op een plaats als in bijvoorbeeld, het strafrecht) maar, dit betekent niet dat er geen wettelijke voorschriften bestaan die gelden binnen de publieke sector in Suriname.

In art. 13 lid 1a van de ACW is in elk geval bepaald dat het de publieke functionaris in de uitoefening van zijn functie verboden is om handelingen te verrichten, te adviseren, en besluiten te nemen. Dit zijn verboden en geboden die betrekking hebben op wettelijke voorschriften die in verschillende wettelijke regelingen zijn vastgelegd. De ACW is een raamwet en derhalve is er geen uitputtende opsomming van de wettelijke voorschriften daarin opgenomen. In de MvT op art. 13 lid 1 ACW is verduidelijkt dat de Strafbaarheid van de publieke functionaris o.a. bestaat, indien door hem met een wettelijk voorschrift strijdige handelingen zijn verricht met zodanige oogmerk om voor zichzelf of een ander enig voordeel te verkrijgen, of indien door die strijdige handeling aan de Staat of staatsinstelling enig nadeel wordt toegebracht. In casu gaat het in elk geval om verdachte en zijn medeverdachte van Trikt die elk op hun eigen werkgebied bevoegdheid hebben om te handelen, besluiten te nemen en adviezen te geven. Hun werkgebieden zijn nota bene aan elkaar verwant. Uit de delictsomschrijving zal steeds vast komen te staan welke voorschriften zijn overtreden. In casu, is er sprake van handelingen en gedragingen uit de Bankwet welker overtreding genoegzaam zijn komen vast te staan. Het verweer dat de ACW niet van toepassing kan zijn vanwege het ontbreken van de “wet Bestuursrecht” houdt derhalve geen stand.

T.a.v. kwalitatieve delicten

Naar de verdediging aanvoert, zijn de betrokken artikelen 16, 18 en 21 van de Bankwet kwalitatieve delicten welker overtreding alleen door een persoon in de hoedanigheid van president van de Bank vervuld kunnen worden, tengevolge waarvan er ten aanzien van verdachte geen sprake kan zijn van overtreding van artikel 13 ACW.

Met de verdediging is het Hof het eens dat de betreffende verbodsnorm uitsluitend gericht is tot de President van de Bank. Evenwel, bestaat de mogelijkheid tot vervolging van andere betrokkenen die tezamen en in vereniging met de pleger hebben gehandeld. In deze zaak wordt verdachte vervolgd als medepleger. Uit de aangehaalde bewijsmiddelen blijkt dat het niet nodig was dat verdachte zelf de kwaliteit van President van de Bank bezat. Verdachte en de President van de Bank hadden elkaar nodig om deze strafbare feiten te plegen. Nu, verdachte tezamen en in vereniging heeft gehandeld met de President van de Bank, is aan de vereisten voor medeplegen voldaan.

T.a.v. ambtsverduistering

De verdediging beroept zich erop dat er geen sprake is van overtreding van art. 423 Sr (ambtsverduistering). Aangevoerd is dat niet bewezen is dat verdachte zich de gelden wederrrechtelijk heeft toegeeigend en te eigen bate heeft aangewend.

Het Hof overweegt, dat het begrip verduisteren in de zin van art. 423 Sr een ruimer bereik heeft dan in art. 381 Sr. Het betekent niet dat de dader zich het voorwerp wederrechtelijk toe-eigent, maar dat de dader het goed wederrechtelijk onttrekt aan waar het voor bestemd is.

In casu, waren de gelden bestemd voor schuldverrekening en aflossing door de Staat maar heeft dit niet plaatsgevonden en is er een andere bestemming gegeven aan de gelden.

T.a.v. deelneming aan een criminele organisatie

De verdediging is de mening toegedaan dat verdachte vrijgesproken dient te worden van deelname criminele organisatie.

Het Hof overweegt, dat onder een criminele organisatie in de zin van art. 188 Sr. wordt verstaan een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Voor duurzaamheid of bestendigheid is het tijdsverloop van het samenwerkingsverband een aanwijzing. Voor structuur is een hiërarchie geen vereiste. Om van deelnemen in de zin van bovengenoemd wetsartikel te spreken, dient men te behoren tot het samenwerkingsverband en een aandeel te hebben in of ondersteuning te bieden aan gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van deze organisatie. Het hebben van een aandeel in en het ondersteuning geven aan die gedragingen veronderstellen opzet.

Uit de bewijsmiddelen volgt dat er een feitelijke samenwerkingsverband bestaat tussen verdachte en zijn mededaders die het oogmerk hebben tot het overtreden van het misdrijf van artikel 21 leden 2 en 4 van de Bankwet (overschrijding leningplafond). Naar het oordeel van het Hof leidt hetgeen hiervoor is weergegeven in onderlinge samenhang bezien, tot de onontkoombare conclusie dat de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie in de zin van art. 188 Sr.

Het Hof concludeert dat de opgeworpen verweren ongegrond zijn en worden derhalve verworpen.

Bewijsmotivering

Gelezen de dagvaarding hebben de onder II tot en met VI verweten gedragingen gerelateerd aan feit I (deelname aan criminele organisatie) verkort en zakelijk weergegeven- betrekking op:

  1. Het in strijd met art. 18 lid 1 van de Bankwet verstrekken van blanco kredieten of voorschotten door de Centrale Bank van Suriname (hierna de Bank) aan het Ministerie van Financiën (hierna Financiën).
  2. Het handelen in strijd met art. 18 lid 3 van de Bankwet door het doen aanschaffen van onroerende goederen door de Bank zonder dat deze daarbij een redelijk belang had.
  3. Het handelen in strijd met art. 16 lid 1 en 3 van de Bankwet (het deelnemen aan quasi fiscale activiteiten) waarbij aan de Bank opzettelijk financieel nadeel is toegebracht teneinde voorzichzelf of anderen enig onrechtmatig voordeel te verkrijgen.
  4. Het verduisteren c.q. ten eigen bate aanwenden van gelden toebehorende aan de Bank.

Het Hof leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen de navolgende feitelijke gang van zaken af.

Clairfield en Benelux overeenkomsten

In het jaar 2018, reeds voordat van Trikt aantrad als president van de Bank, heeft verdachte het opzetten van een databank met hem besproken, waarbij de assets van de Staat gewaardeerd zouden worden. Nadat van Trikt President van de Bank werd is dit onderwerp weer naar voren gehaald en heeft van Trikt met verdachte een gesprek gehad. Hieruit volgden enkele ideeën over het project om de assets te waarderen en het opzetten van een fonds. De bedoeling was om het schulden plafond van de Staat omlaag te brengen.

Van Trikt heeft de ideeën voorgelegd aan de heer Buysse van Clairfield, dit bedrijf heeft als core business evaluatie van assets. Verdachte heeft bij zijn politieverhoor de kennismaking met Buyse beaamd en verklaard, dat hij wist dat Buyse was aangetrokken als adviseur.

Uit de samenwerking met Clairfield zijn er vijf projecten tot stand gekomen waarvan drie betrekking hadden op de Staat te weten Project Lagarde 1, Project Prodigy en Prodigy 5. Deze projecten konden slechts met toestemming van de regering worden gesloten. Verdachte heeft aangegeven dat hij wist van het Lagarde I project en waardebepaling van de royalties van Rosebel Goldmines. Uit de voice apps blijkt de bevestiging door verdachte en de afstemming tussen hem en van Trikt. In de voice apps heeft verdachte ook aangegeven dat deze projecten door de Bank konden worden uitgevoerd.

Het idee was dat Financiën coördineerde en werd verdachte’s adviseur, [persoon 1], door hem aangewezen als coordinator en vocal point. [persoon 1] heeft in dit kader verslag gedaan aan verdachte.

Hausil was op de hoogte dat alle assets van de overheid gewaardeerd zouden worden. Het directoraat van Hausil heeft conceptbrieven opgesteld voor de verdachte met betrekking tot de “valuation of Assets”. Deze concept brieven ten behoeve van de verschillende overheidsinstituten voor het verkrijgen van informatie, zijn door van Trikt naar verdachte verzonden. Middels “voice notes” heeft verdachte aan van Trikt aanwijzingen gegeven om deze brief aan te passen. Naar de mening van verdachte was de aanpassing nodig, omdat de namen Clairfield & Orion zomaar ruis zouden geven.

Alsvoren aangegeven, heeft de Bank vijf overeenkomsten gesloten met Clairfield Benelux waarvan, 3 projecten t.w. Prodigy, Lagarde I en Prodigy 5, rechtstreeks betrekking hadden op de Staat.

Deze overeenkomsten zijn gesloten op respectievelijk 16 mei 2019, 2 oktober 2019 en 16 oktober 2019 en houden in:

  • Project Lagarde I: “Valuation of fairness opinion of RGM Royalty Suriname”

Het onderwerp van deze overeenkomst is een opinie over de mate waarin de royalty die Rosebel betaalt aan de Republiek Suriname rechtvaardig is. Het uiteindelijk doel is om de waarde van de royaltyrechten gedurende 10 jaren door de CBvS als zekerheid te laten dienen, teneinde de schuld die de Republiek Suriname heeft af te lossen.

  • Project Prodigy: “Asset valuation and monetization options”

Het onderwerp is het waarderen van de activa van de Republiek Suriname.

  • Project Prodigy 5: “Valuation of Suriname Embassies and sale and lease back structuring”

Het onderwerp is het waarderen van de ambassades van de Republiek Suriname en het opzetten van een verkoop en lease structuur.

Met betrekking tot deze overeenkomsten heeft de Bank op 2, 16 en 19 oktober 2019 reeds een miljoen zevenhonderd en zesenveertig duizend Euro (Euro 1.746.000.-) aan Clairfield Benelux betaald. Door het dragen van de kosten ten behoeve van de Staat heeft de medeverdachte van Trikt in strijd gehandeld met het verbod van de Bank om deel te nemen aan quasi fiscale activiteiten, dit zijn activiteiten die door de begroting van de Staat gedragen moeten worden. Nu, uit alles is komen vast te staan dat verdachte bekend was met de genoemde overeenkomsten die in het belang van de Staat waren, is hij hieraan mede verantwoordelijk.

Bereiken wettelijk leenplafond door de Staat

Ingevolge art. 21 leden 1 en 2 Bankwet is de Bank, indien nodig verplicht aan de Staat tegen een wettelijk gesteld maximum, voorschotten te verstrekken. Het was de modus operandi van verdachte om als minister van Financiën steeds aan het eind van de maand naar middelen te zoeken om het begrotingstekort van de Staat te financieren. In maart 2019 kon de Staat, na de lening en voorschot van zeshonderdachtenveertig miljoen en achthonderdduizend Surinaamse Dollars (SRD 648.800.000,-) geen voorschotten meer op nemen bij de Bank, omdat het wettelijk leenplafond bereikt was.

Verkoop panden

Teneinde weer geld te kunnen opnemen bij de Bank moest de Staat eerst aflossingen plegen. Omdat verdachte weer geld nodig had werd naar verklaring van van Trikt gezocht naar mogelijkheden voor schuldverrekening tussen de Staat en de Bank.

Voorgesteld werd de schuldverrekening te doen door de assets van de Staat te verrekenen. Op aangeven van verdachte trad Kromosoeto op als adviseur bij het zoeken naar assets van de Staat ten behoeve van de Bank voor het verrekenen van de schuld. Op verzoek van verdachte heeft Kromosoeto een presentatie m.b.t. de assets van de Staat gemaakt en de taxaties daarvan. Hieruit zijn voortgekomen de taxatierapporten ten aanzien van de 17 panden.

Op 25 april 2019 heeft Kromosoetoe via email aan verdachte voorstellen gedaan met betrekking tot de verkoop van de panden. Op 26 april 2019 heeft van Trikt in reactie gemaild naar verdachte en Kromosoeto en aangegeven dat de Bank dit kan dragen. De reactie van verdachte op dit emailbericht was” laten we doortrekken dat alles overheat. Will help the budget” .

Vervolgens heeft van Trikt de email van Kromosoeto doorgestuurd naar Hausil. Hausil was op de hoogte van het feit dat Kromosoeto de overheidspanden in een e-mail naar Van Trikt en verdachte had opgenomen, alsook de taxatie daarvan. In dat kader heeft het directoraat van Hausil een conceptbrief betreffende de “valuation of Assets” gestuurd naar verdachte en van Trikt.

Verdachte heeft vervolgens gebruikmakend van de aangepaste conceptbrief van Hausil, schriftelijk aan van Trikt de 1ste tranche van 8 panden aangeboden aan de Bank voor vijfenveertigmiljoen Euro (Euro 45.000.000,-) en de 2e tranche van 9 panden voor een bedrag van zestigmiljoen Euro (Euro 60.000.000,-). De tegenwaarde van de totale koopsom van eenhonderdenvijfmiljoen Euro (Euro 105.000.000,-) zijnde achthonderd negenenzestig miljoen vijfenvijftigduizend Surinaamse Dollar (SRD 869.055.000.00,-) is op respectievelijk 28 juni 2019, 20 september 2019 en 24 september 2019 door de Bank overgemaakt naar de rekening van Financiën.

Reeds voordat het Raadsvoorstel tot verkoop van de panden op 15 oktober 2019 was goedgekeurd door de Raad van Ministers (RvM) en daaromtrent een missive was uitgekomen is verdachte overgegaan tot verkoop van de panden en heeft de Bank de volledige betaling aan Financiën gedaan.

Dient nog te worden opgemerkt dat de panden nimmer zijn overgedragen aan de Bank. Naar het voorstel van verdachte is deze overdracht bij missive van 11 april 2020 no. 358 /RVM komen te vervallen. De financiering van de panden werd overgenomen in de geconsolideerde lening conform artikel 8 van de wet uitzonderingstoestand covid-19 tussen de Staat en de Bank.

Schuldverrekening

Eerder genoemd bedrag was aanvankelijk bestemd voor de schuldverrekening met de Bank.

Verdachte heeft zich niet gehouden aan deze afspraak. Redenen waarom er weer uitgekeken moest worden naar een manier om de schuld bij de Bank weg te maken. Er zijn toen weer sessies gevoerd en kwam het voorstel met betrekking tot de royalties van Iam Gold en Rosebel Gold Mines N.V. aan Grassalco naar voren.

Royalties

Bij overeenkomst van 1 november 2019 tussen de Staat en de Bank, heeft de Staat per dezelfde datum voor de duur van 15 jaren en wel tot 1 november 2034, de royalties die zij verkrijgt van Grassalco N.V. voortvloeiende uit de Delfstoffenovereenkomst d.d. 7 april 1994 afgedragen aan de Bank ter aflossing van de Staatsschuld. In het project Lagarde I zijn deze royalties gewaardeerd en deze informatie is gebruikt om de overeenkomst met de Bank aan te gaan. De verwachte inkomsten over de genoemde periode
bedraagt vierhonderdzevenentwintig miljoen negenhonderden zesduizend US dollars (US 427,906,000.00) terwijl, de contante waarde van de royalties is geraamd op driehonderd miljoen US dollar (US 300,000,000.00). Uit de verklaringen van van Trikt is gebleken dat verdachte de overeenkomst niet is nagekomen en heeft er geen aflossing plaatsgevonden. Ingendeel heeft van Trikt in strijd met de overeenkomst, de gelden uit deze overeenkomst, ongeveer 2,3 miljard Surinaamse Dollar, aan Financiën afgedragen.

Naar het oordeel van het Hof leidt hetgeen hiervoor is weergegeven in onderlinge samenhang bezien tot het oordeel dat, verdachte en zijn mededaders herhaaldelijk over een lange periode gebruik hebben gemaakt van schijnconstructies om gelden bij de Bank op te nemen ondanks het wettelijk leenplafond van de Staat bereikt was. De verstrekking van gelden door de Bank is steeds gedaan onder het mom van schuldverrekening. In tegendeel bestond, er gezien de betekenis van het begrip schuldverrekening, geen verplichting voor de Bank om de gelden aan het ministerie van Financiën uit te betalen. In de wetenschap dat de Staat geen geld had, heeft verdachte tevens de Bank de kosten laten dragen voor uitgaven die uitsluitend ten laste van de staatsbegroting mochten komen.

Bij dit alles heeft verdachte in de hoedanigheid van Minister van Financiën gelden ontvangen van de Bank en deze niet de bestemming van de afgesproken verrekening en aflossing gegeven. Dit komt neer op ambtsverduistering. Nu, het hier gaat om verdachte als minister van Financiën en zijn mededaders die hoge functies bekleden binnen het bancair wezen, staat het vast dat het gaat om functionarissen die geacht mogen worden te weten wat hun bevoegdheid is. Uit de modus operandi kan niet anders geconcludeerd worden dat zowel verdachte als zijn mededaders bewust de wettelijke voorschriften hebben overtreden.

Strafrechtelijk Financieel Onderzoek

Bij de gepleegde handelingen is steeds de Bank benadeeld en is het de Staat die voordeel heeft gehad. Niet duidelijk is hoe de besteding van de totaal aan ontvangen gelden is geweest. Derhalve is het noodzakelijk dat een strafrechtelijk financieel onderzoek wordt ingesteld. Het Hof zal daartoe machtiging verlenen.

De strafbaarheid van de feiten:

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:

Feit 1:

Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;

Voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 188 van het Wetboek van Strafrecht.

Feit 2 en 3 en 5:

Medeplegen van opzettelijke overtreding van artikel 13 lid 1 onder a van de Anti Corruptiewet, meermalen gepleegd;

Voorzien en strafbaar gesteld bij artikel van het Wetboek van Strafrecht.

Feit 4 en 6:

Medeplegen van een met de openbare dienst belast persoon opzettelijk geld dat hij in zijn bediening onder zich heeft, verduisteren, meermalen gepleegd;

Voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 423 van het Wetboek van Strafrecht.

De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.

De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

De op te leggen straf of maatregel

Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.

De ernst van de feiten is gelegen in de wijze waarop verdachte en zijn medeverdachten zijn omgegaan met het monetair beleid van de Republiek Suriname. In plaats van het zoeken naar structurele oplossingen teneinde de staatschuld bij de moederbank af te lossen, zijn er modellen bedacht en uitgewerkt om het aflossen te omzeilen en toch aan gelden te komen om het begrotingstekort te dekken. Verdachte als minister van Financiën heeft dit niet in zijn eentje kunnen doen en had daar partners voor nodig, waaronder de President van de Centrale Bank terwijl laatsgenoemde de bewaking van de monetaire situatie in het land als hoogste prioriteit diende te hebben. De woorden van verdachte in een bericht aan van Trikt “doorgaan dat het overheat. Will help the budget” spreken voorzich.

Wat betreft de persoon van de verdachte heeft het Hof in het bijzonder gelet op het feit dat het gaat om een persoon die, zowel internationaal als nationaal bekend is binnen de financiële wereld. In Suriname heeft de verdachte enkele jaren leiding gegeven aan de CBvS en is daarna benoemd in de functie van minister van Financiën. Verdachte is dus iemand die qua opleiding en ervaring goed bekend is met het financieel reilen en zeilen binnen de overheid. Beschouwen wij de ten laste gelegde feiten die hierboven bewezen zijn verklaard, dan is het duidelijk dat deze verdachte bewust heeft gehandeld in strijd met geldende regels en voorschriften terwijl van hem anders mocht worden verwacht. Het klemt des te meer nu verdachte de gewezen President van de Bank is en wist wat zijn mededader als toenmalige President van de Bank mocht doen en wat hij hoorde na te laten. Verdachte weet als geen ander dat deze handelingen van hoge functionarissen van de Centrale Bank van Suriname, de moederbank van de Republiek Suriname, het land in grote financiële problemen zou brengen en tevens internationaal te schande zou zetten, nog daar gelaten de desastreuze gevolgen voor het volk van Suriname.

Naar het oordeel van het Hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.

Het Hof acht de gemaakte keuzes met betrekking tot strafsoort en strafmaat het meest passend bij de persoon van de verdachte en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het Hof heeft gelet op de artikelen 9, 11, 40 en 127 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 17 van de Anti Corruptiewet zoals deze bepalingen luidden ten tijde van de bewezen verklaarde feiten.

DE BESLISSING

Het Hof van Justitie in eerste aanleg inzake politieke ambtsdragers

Verklaart bewezen dat de verdachte de onder I, II, III, IVA, V en VIA ten laste gelegde feiten, zoals vermeld hierboven heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.

Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot:

  • een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 12 (TWAALF) JAREN.
  • het betalen van een GELDBOETE van SRD 500.000, – (vijfhonderd duizend Surinaamse dollars) en bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door een hechtenis van 12 (twaalf) maanden.

Wijst toe de vordering van de Procureur- generaal strekkende tot het instellen van een Strafrechtelijk Financieel Onderzoek en verleent daartoe machtiging.

Beveelt de gevangenneming van de verdachte.

Aldus gewezen door:

M.C. Mettendaf, Fungerend – President,

D.G.W. Karamat Ali, Lid en mr. M.K. Dayala, Lid – plaatsvervanger,

bijgestaan door mr. G.A. Kisoensingh – Jangbahadoer Singh, fungerend – griffier en uitgesproken door de fungerend – president voornoemd op de openbare terechtzitting van het Hof van Justitie in eerste aanleg inzake politieke ambtsdragers van vrijdag 17 december 2021 te Paramaribo.

w.g. G.A. Kisoensingh – Jangbahadoer Singh w.g. M.C. Mettendaf

w.g. D.G.W. Karamat Ali

w.g. M.K. Dayala

Voor eensluidend afschrift,

De Griffier van het Hof van Justitie,

Namens deze,

(mr. E.M. Ommen-Dors, Substituut-Griffier)