SRU-HvJ-2021-107

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer GR 15570
  • Uitspraakdatum 16 april 2021
  • Publicatiedatum 04 oktober 2023
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    In casu betreft het een nadere precisering van de omgangsregeling tussen partijen. Tussen partijen bestaat er overeenstemming daaromtrent, zodat het Hof niets anders rest dan de beroepen beschikking te bevestigen onder aanvulling van het dictum daarvan met betrekking tot de afspraken die partijen hebben gemaakt ter zake de omgangsregeling.

Uitspraak

G.R. no. 15570

HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME

16 april 2021

in de zaak van

[Appellant],
wonende in het [district],
appellant, hierna aangeduid als de vader,
gemachtigde: mr. E.D. Esajas, advocaat,

tegen

[Geïntimeerde],
wonende te [plaats],
geïntimeerde, hierna aangeduid als de moeder,
gemachtigde: mr. R. Mahabier-Baldew, advocaat,

inzake het hoger beroep van de door de Kantonrechter in het Eerste Kanton gegeven beschikking van 24 april 2018 bekend in het Algemeen Register onder no. 16-0352 tussen de vader als verzoeker en de moeder als verweerster,

spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, de navolgende beschikking uit.

Deze beschikking bouwt voort op de eerder in deze zaak gegeven en uitgesproken beschikking de dato 16 oktober 2020.

  1. Het verdere procesverloop in hoger beroep

1.1 Dit blijkt uit de volgende proceshandelingen:

– het op 12 november 2020 gehouden verhoor van partijen, zijnde daarvan door de griffier proces-verbaal opgemaakt hetwelk zich onder de processtukken bevindt;

– het op 11 maart 2021 gehouden voortzetting van het verhoor van partijen, zijnde daarvan eveneens proces-verbaal opgemaakt door de griffier hetwelk zich onder de processtukken bevindt;

1.2. De rechtsdag voor de uitspraak van de beschikking is hierna bepaald op heden.

  1. De vordering in hoger beroep

De vader vordert in hoger beroep aanvulling casu quo nadere precisering van de beschikking van de Kantonrechter in eerste aanleg gegeven op 24 april 2018 in de procedure met A.R. No. 16-0352 tussen de vader als verzoeker en de moeder als verweerster. Met name heeft de vader blijkens zijn verklaring moeite met de door de Kantonrechter vastgestelde omgangsregeling. Ten onrechte is het Hof in de tussenbeslissing de dato 16 oktober 2020 ervan uitgegaan dat de vader met de voogdij over de minderjarige wenste te worden belast. Bij het verhoor van partijen is het één en ander nader gepreciseerd door de vader en het Hof komt derhalve daarop terug en stelt vast dat het de vader te doen is om een nadere precisering en vastlegging van de omgangsregeling, zoals ondertussen is overeengekomen tussen partijen.Voormelde beschikking de dato 16 oktober 2020 wordt derhalve op dat punt verbeterd en aangepast.

  1. 3. De verdere beoordeling van het geschil

3.1. Het Hof neemt over en volhardt bij al hetgeen in vorenvermelde beschikking de dato 16 oktober 2020 is overwogen en beschikt. De bij voormelde beschikking gelaste comparitie van partijen is gehouden op 12 november 2020 en vervolgens voortgezet op 11 maart 2021.

3.2. Nu het in casu betreft een nadere precisering van de omgangsregeling tussen partijen en er tussen partijen overeenstemming bestaat daaromtrent, rest het Hof niets anders dan de beroepen beschikking te bevestigen onder aanvulling van het dictum daarvan.

3.3. Partijen hebben ter gelegenheid van de voortzetting van het verhoor van partijen de dato 11 maart 2021 aangegeven dat zij het wenselijk achten dat de mondeling overeengekomen omgangsregeling omtrent de minderjarige wordt vastgelegd in een beschikking. Naar het Hof begrijpt wensen partijen vastgelegd te zien dat de minderjarige gedurende de schoolvakanties de eerste helft daarvan bij de vader verblijft en de tweede helft daarvan bij de moeder zal vertoeven. Ten aanzien van de bezoekregeling wensen partijen vastgelegd te hebben dat de minderjarige om het ene weekend bij de vader zal vertoeven en wel vanaf vrijdagmiddag om 17.00 uur tot en met zondagmiddag 17.00 uur. De keuze omtrent de weekenden zullen partijen – naar het Hof begrijpt – in onderling overleg met elkaar vaststellen. Het Hof acht het naar aanleiding van het verhoor van partijen geïndiceerd om ten overvloede te bepalen dat partijen in onderling overleg afspraken zullen maken omtrent het verblijf van de minderjarige op hoogtijdagen zoals verjaardagen en feestdagen bij één der ouders.

3.4. Het Hof zal op grond van het voorgaande beslissen als na te melden.

  1. Beschikkende in hoger beroep

Het Hof:

4.1. Bevestigt de beschikking van de Kantonrechter in het Eerste Kanton gegeven de dato 24 april 2018 en bekend in het Algemeen Register onder no. 16-0352, waarvan beroep, onder aanvulling van het dictum als na te melden;

4.2. Bepaalt dat de minderjarige [naam 1], om het ene weekend vanaf vrijdagmiddag om 17.00 uur tot en met zondagmiddag om 17.00 uur bij de vader zal verblijven;

4.3. Bepaalt dat de minderjarige [naam 1], gedurende de schoolvakanties de eerste helft daarvan aaneengesloten bij de vader zal doorbrengen en de tweede helft daarvan aaneengesloten bij de moeder zal doorbrengen;

4.4. Bepaalt dat de vader en de moeder in onderling overleg afspraken zullen maken omtrent het verblijf van voornoemde minderjarige gedurende hoogtijdagen zoals verjaardagen en feestdagen bij één der ouders;

Aldus gegeven door mr. D.D. Sewratan, fungerend-president, mr. A. Charan en mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran, leden, en uitgesproken door de fungerend-president voornoemd, ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag 16 april 2021 in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein BSc., fungerend-griffier.

w.g. S.C. Berenstein w.g. D.D. Sewratan

Bij de uitspraak ter terechtzitting zijn partijen noch in persoon noch bij gemachtigde verschenen.