SRU-HvJ-2021-112

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer GR 15683
  • Uitspraakdatum 16 juli 2021
  • Publicatiedatum 04 oktober 2023
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Appellant is niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep, nu hij de bij wet vastgelegde termijn van 30 dagen na dagtekening van de dienstbrief van de griffier (artikel 264 lid 2 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering) niet in acht heeft genomen.

Uitspraak

16 juli 2021

HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME

In de zaak van

[Appellant],
wonende in [plaats],
appellant,
procederend in persoon,

tegen

[Geïntimeerde],
wonende in [stad], [land],
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. E. Naarendorp, advocaat,

inzake het hoger beroep van het door de kantonrechter in het eerste kanton uitgesproken vonnis van 11 december 2018 bekend onder A.R. 10-1924 tussen appellant toen als gedaagde in conventie en eiser in reconventie en geïntimeerde toen als eiser in conventie en gedaagde in reconventie,

spreekt de fungerend president, in naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit.

  1. Procesverloop in hoger beroep
  1. Het procesverloop blijkt uit de volgende processtukken c.q. proceshandelingen:
  • de verklaring van de griffier waaruit blijkt dat appellant hoger beroep heeft ingesteld;
  • de memorie van grieven van 1 maart 2019;
  • de memorie van antwoord van 25 april 2019;
  • pleitnota van 7 februari 2020;
  • de antwoordpleitnota van 17 juli 2020;
  • de repliekpleitnota 16 oktober 2020;
  • de dupliekpleitnota van 18 december 2020.

1.2 De rechtsdag voor de uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

  1. Beoordeling

2.1 Bij het vonnis waarvan beroep is appellant op vordering van geïntimeerde veroordeeld tot, samengevat, het afleggen van rekening en verantwoording aan geïntimeerde.

2.2 De termijn voor hoger beroep is ingevolge artikel 264 lid 2 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (hierna: Rv) dertig dagen, gerekend vanaf de dag der uitspraak of, indien de appellant bij die uitspraak niet aanwezig is geweest, van de dag waarop het eindvonnis hem volgens de wet is meegedeeld. Artikel 119 lid 3 Rv schrijft voor dat, indien een partij niet persoonlijk of bij gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is, de inhoud van de uitspraak bij aangetekende dienstbrief door de griffier aan die partij wordt meegedeeld. Artikel 119 lid 4 Rv bepaalt dat de dagtekening van de dienstbrief wordt geacht de dag te zijn, waarop de mededeling heeft plaats gehad.

2.3 Het vonnis van de kantonrechter is bij griffiersbrief gedateerd 8 januari 2018 aan appellant meegedeeld. Appellant heeft op 21 februari 2019 bij schriftelijke verklaring hoger beroep aangetekend tegen het vonnis. Uit de aantekening van de griffier aan de voet van het vonnis blijkt dat partijen noch in persoon noch bij gemachtigde bij de uitspraak ter terechtzitting zijn verschenen.

2.4 Het beroep van appellant is gelet op het voorgaande niet ingesteld binnen de bij wet gestelde termijn van 30 dagen na dagtekening van de dienstbrief van de griffier. Appellant zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep.

2.5 Appellant zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten in hoger beroep worden verwezen.

2.6 Aan bespreking van de grieven en overige weren komt het hof derhalve niet toe.

  1. Beslissing in hoger beroep

Het Hof:

3.1 verklaart appellant niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter in het eerste kanton van 11 december 2018 bekend onder A.R. 10-1924;

3.2 veroordeelt appellant in de kosten van het geding in hoger beroep aan de zijde van geïntimeerde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

Aldus gewezen door mr. D.D. Sewratan, fungerend president, mr. A. Charan en mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran, leden, en door de fungerend president bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag 16 juli 2021, in tegenwoordigheid van de fungerend griffier, mr. S.C. Berenstein BSc.

w.g. S.C. Berenstein w.g. D.D. Sewratan

Bij de uitspraak ter terechtzitting is verschenen advocaat mr. E. Naarendorp, gemachtigde van geïntimeerde terwijl appellant noch in persoon noch bij gemachtigde is verschenen.

Voor afschrift

De Griffier van het Hof van Justitie,

mr. M.E. van Genderen-Relyveld