SRU-HvJ-2021-115

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer GR 15694
  • Uitspraakdatum 05 maart 2021
  • Publicatiedatum 11 oktober 2023
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Er zijn geen grieven aangevoerd tegen het beroepen vonnis. Ambtshalve is evenmin gebleken van de onjuistheid van het vonnis voornoemd, zodat het Hof dit vonnis zal bevestigen.

Uitspraak

HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
G.R. no. 15694
I.L.

5 maart 2021

In de zaak van

[Appellante],
wonende in het [district],
appellante,
hierna te noemen de vrouw,
gemachtigde voorheen: mr. J.J. Korendijk, advocaat,
thans procederend in persoon,

tegen

[Geïntimeerde],
tijdelijk verblijfhoudende in het [district],
geïntimeerde,
hierna te noemen de man,
gemachtigde: mr. A.M. Tjong A Sie, advocaat,

inzake het hoger beroep van het door de kantonrechter in het eerste kanton uitgesproken vonnis van 17 december 2018 bekend onder AR no. 18-0590 tussen de man als eiser en de vrouw als gedaagde,

spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis bij vervroeging uit.

  1. Het procesverloop

1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken/proceshandelingen:

– de verklaring van de griffier van de griffie der kantongerechten waaruit blijkt dat de vrouw op 12 februari 2019 hoger beroep heeft ingesteld.

1.2 Ten dage voor het nemen van een pleitnota zijdens de vrouw bepaald is er ondanks herhaaldelijk verleend uitstel geen pleitnota genomen.

1.3 De uitspraak van het vonnis, aanvankelijk bepaald op 4 juni 2021, is thans bij vervroeging bepaald op heden.

  1. De ontvankelijkheid van het beroep

Gesteld en evenmin is gebleken dat de vrouw niet binnen de wettelijk gestelde termijn hoger beroep heeft aangetekend tegen het beroepen vonnis, zodat zij ontvankelijk is in het door haar ingestelde beroep.

  1. De beoordeling

3.1 De vrouw heeft geen grieven aangevoerd tegen het beroepen vonnis. Ambtshalve is evenmin gebleken van de onjuistheid van het vonnis voornoemd zodat het Hof dit vonnis zal bevestigen.

3.2 De proceskosten in hoger beroep gevallen zullen worden gecompenseerd tussen partijen, die echtelieden zijn, in dier voege dat ieder hunner de eigen kosten draagt en betaalt.

  1. De beslissing

Het Hof:

4.1 Bevestigt het vonnis van de kantonrechter in het Eerste Kanton d.d. 17 december 2018 bekend onder AR no. 18-0590, waarvan beroep.

4.2 Compenseert de proceskosten in hoger beroep tussen partijen in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt en betaalt.

Aldus gewezen door mr. D.D. Sewratan, fungerend-president, mr. A. Charan en mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran, leden en bij vervroeging uitgesproken door mr. D.D. Sewratan, fungerend-president, ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag, 5 maart 2021 in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein BSc., fungerend-griffier.

w.g. S.C. Berenstein w.g. D.D. Sewratan

Bij de uitspraak ter terechtzitting is niemand verschenen.

Voor afschrift

De Griffier van het Hof van Justitie,

mr. M.E. van Genderen-Relyveld