- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer GR 15923
- Uitspraakdatum 11 februari 2021
- Publicatiedatum 11 oktober 2023
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert (subjectieve partijdigheid). Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking indien, geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak, de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn (objectieve partijdigheid). Het subjectieve oordeel van verzoeker dienaangaande is niet doorslaggevend. Het Hof is van oordeel dat de door verzoeker aangevoerde gronden, daargelaten de juistheid hiervan, niet aangemerkt kunnen worden als bewijs dat er een hoge graad van vijandschap bestaat tussen hem en de rechter weshalve onderhavig verzoek reeds hierom ongegrond dient te worden verklaard.
Uitspraak
G.R. no. 15923
Beschikking
Het Hof van Justitie van Suriname
Gelezen de door [verzoeker] (hierna [verzoeker]) op 26 oktober 2020 bij de griffier der Kantongerechten ingediende akte van wraking van
[naam 1] (hierna [naam 1]) als kantonrechter in het eerste kanton in de zaak van [verzoeker], [naam 2] bekend onder A.R. No. 20-1408 (verzoek tot herziening vonnis), welker inhoud hier als herhaald en ingelast wordt beschouwd;
Gelezen de schriftelijke verklaring van [naam 1] d.d. 28 oktober 2020
– welker inhoud hier als herhaald en ingelast wordt beschouwd – hierop neerkomende, dat hij zich niet in de wraking wenst te berusten omdat de in het wrakingsverzoek genoemde feiten en omstandigheden ondeugdelijk zijn en geen grond tot wraking opleveren in de zin van artikel 31 wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.);
Overwegende, dat het Hof uit de akte van wraking begrijpt dat [verzoeker] als grond voor de wraking aanvoert, dat er tussen hem en [naam 1] een hoge graad van vijandschap bestaat en zou dit blijken uit het volgende:
- De eerste behandeling van het herzieningsverzoek heeft op 12 augustus 2020 plaatsgevonden. Zijn procesgemachtigde, mevr. mr. H.H. Vreden, is weliswaar laat op de zitting verschenen, maar de tegenpartij heeft ruimschoots de tijd gehad verweer te voeren, ook na binnentreden van mr. Vreden. De kantonrechter heeft geweigerd om zijn procesgemachtigde mr. Vreden de gelegenheid te bieden om verweer te voeren, stellende dat de zitting reeds gesloten is. Aangezien de tegenpartij nog het woord voerde, waarbij zowel de tegenpartij en haar advocaat de gelegenheid hebben gehad om zich breedvoerig uit te laten en de kantonrechter hen enkele vragen heeft gesteld, kan nimmer er vanuit worden gegaan dat de zitting reeds gesloten was.
- [verzoeker] heeft in de zaak A.R.No.17-5198 moeten ervaren dat deze kantonrechter hem meerdere keren het woord heeft ontnomen en heeft afgesnauwd indien hij probeerde zijn standpunt duidelijk te maken. [Verzoeker] is niet rap van tong en dus had hij meer tijd nodig om zijn gedachten in woorden om te zetten, hetgeen hem in deze procedure duur is komen te staan.
- De kantonrechter heeft bepaalde zaken in het vonnis opgenomen die geheel in strijd zijn met hetgeen [verzoeker] en zijn toenmalige advocaat tijdens de procedure naar voren hebben gebracht. De in het geding zijnde woning was nog niet afgebouwd op het moment dat het echtscheidingsvonnis niet meer vatbaar was voor hoger beroep. Toch is de waarde van de in het geding zijnde woning daarna vastgesteld.
- Bij het bepalen van de waarde zijn goederen die zich in de woning bevonden meegenomen ondanks die niet vielen in de huwelijksgoederengemeenschap.
- De kantonrechter heeft een andere boedelnotaris aangewezen zonder [verzoeker] in de gelegenheid te stellen daaromtrent verweer te voeren.
Overwegende, dat [naam 1]hierna een schriftelijke akte heeft genomen waarin hij gemotiveerd te kennen heeft gegeven – zakelijk weergegeven – dat hij weigert om zich van de kennisneming van de zaak te onthouden omdat er geen grove graad van vijandschap tussen hem en [verzoeker] bestaat en dat hij slechts zijn werk aan het doen was met inachtneming van de geldende regels;
Overwegende, dat het Hof van oordeel is dat de door [verzoeker] aangevoerde gronden, daargelaten de juistheid hiervan, niet aangemerkt kunnen worden als bewijs dat er een hoge graad van vijandschap bestaat tussen hem en [naam 1] weshalve onderhavig verzoek reeds hierom ongegrond dient te worden verklaard;
Overwegende immers, dat [verzoeker] zelf heeft erkend dat op de dag van de behandeling van de zaak zijn advocaat, mr. Vreden, de zittingszaal laat binnenstapte; dat niet is gesteld noch is gebleken dat [verzoeker] niet de gelegenheid heeft gehad zijn zegje te doen; dat nu het ging om een verhoor van partijen het hoofdzakelijk de partijen zijn die aan het woord komen en wel beurtelings zoals gebruikelijk in het procesrecht; voorts dat vanwege de covid-19 pandemie er voor elke zaak tijdstippen zijn bepaald, met dien verstande dat laat arriverende advocaten het risico lopen geen gelegenheid meer te krijgen om de zaak toe te lichten; dat dit euvel niet aan de kantonrechter kan worden verweten wiens taak het ook is de duur van het proces te bewaken;
Overwegende ten aanzien van het aangevoerde onder punt 2 hiervoor, dat beide partijen zijn gehoord en dat daarna [naam 1], ook de advocaten de gelegenheid heeft geboden om zich schriftelijk uit te laten; dat aan [verzoeker] hierdoor dus voldoende gelegenheid is geboden om zijn standpunt kenbaar te maken;
Overwegende ten aanzien van het overige door [verzoeker] onder de punten 3, 4 en 5 aangevoerde, dat deze gronden inhoudelijke bezwaren zijn over de beslissing van de kantonrechter en dat indien [verzoeker] het niet eens was met die beslissing hij de mogelijkheid had om daartegen hoger beroep aan te tekenen; dat een eventueel nalaten hiervan voor risico komt van [verzoeker] en kan het instituut van wraking niet oneigenlijk worden gebruikt door de schuld van eigen falen op de kantonrechter af te wentelen;
Overwegende, dat een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden; dat het uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert (subjectieve partijdigheid); dat daarnaast er onder omstandigheden reden kan zijn voor wraking indien, geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak, de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn (objectieve partijdigheid); dat het subjectieve oordeel van [verzoeker] dienaangaande niet doorslaggevend is;
Overwegende, dat [verzoeker] in de door hem ingediende akte van wraking geen feiten of omstandigheden heeft gesteld, waaruit kan worden afgeleid dat er sprake is van subjectieve partijdigheid; dat in het onderhavige verzoek evenmin is gebleken van (schijn van) objectieve partijdigheid;
Overwegende, dat de wraking dus ongegrond is weshalve het wrakingsverzoek zal worden afgewezen;
Beschikkende
Verklaart het verzoek van wraking tegen de Kantonrechter in het eerste kanton, [naam 1], belast met de behandeling van de zaak bekend onder A.R.No. 20-1408 (verzoek tot herziening vonnis) ongegrond en wijst het wrakingsverzoek af;
Aldus gegeven te Paramaribo in Raadkamer van het Hof van Justitie op donderdag 11 februari 2021 door mr. D.D. Sewratan, fungerend-president, mr. A. Charan en mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran, leden, in tegenwoordigheid van mevr. mr. S.C. Berenstein, BSc. fungerend-griffier.
w.g. S.C. Berenstein w.g. D.D. Sewratan
w.g. A. Charan
w.g. I.S. Chhangur-Lachitjaran
Voor afschrift
De Griffier van het Hof van Justitie,
Mr. M.E. van Genderen-Relyveld