SRU-HvJ-2021-19

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer Artikel 61 WvSv.
  • Uitspraakdatum 28 april 2021
  • Publicatiedatum 15 september 2022
  • Rechtsgebied Strafrecht
  • Inhoudsindicatie

    In de visie van het Hof heeft verzoekster voldoende aannemelijk gemaakt dat zij gezondheidsproblemen heeft die maken dat zij heel moeilijk de detentie kan ondergaan aangezien de gezondheidszorg in detentie, gelet op haar aandoeningen, niet adequaat genoemd kan worden. Eveneens heeft verzoekster gesteld dat zij is verzekerd via het Staatsziekenfonds en haar medische behandelingen sneller en op tijd kan laten doen als haar voorlopige hechtenis wordt opgeheven. Het Hof is van oordeel dat het verzoek van verzoekster op basis van humanitaire gronden voor toewijzing in aanmerking komt.

Uitspraak

HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME

BESCHIKKING INZAKE VERZOEK EX ARTIKEL 61 VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING

Gelezen het verzoekschrift ex artikel 61 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend ter Griffie van het Hof van Justitie op dinsdag 30 maart 2021 door mr. M.C.M. Nibte, advocaat bij het Hof van Justitie, namens de verzoekster, [Naam], met het verzoek om de voorlopige hechtenis van verzoekster voornoemd op te heffen en hem onmiddellijk lijfelijk in vrijheid te stellen;

Gelet op ’s Hofs beschikking d.d. dinsdag 06 april 2021, waarbij de behandeling van het verzoek is bepaald voor woensdag 28 april 2021 om 12.00 uur des middags;

Gehoord de verzoekster, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.C.M. Nibte, advocaat bij het Hof van Justitie;

Tevens gehoord mr. S. Mahadew, Waarnemend Procureur-Generaal, namens het Openbaar Ministerie;

Gezien de overige zich in het raadkamerdossier bevindende bescheiden, waaronder het proces-verbaal van de behandeling van het verzoek in raadkamer d.d. woensdag 28 april 2021;

Overwegende, dat de verzoekster in het kader van het verhoor in Raadkamer heeft gepersisteerd bij de inhoud van het namens hem ingediende verzoekschrift en haar raadsvrouw eveneens, na die te hebben toegelicht, zoals in het opgemaakt proces-verbaal is gerelateerd, wordende de inhoud hier als geïnsereerd beschouwd;

Overwegende, dat de waarnemend Procureur – Generaal tijdens haar betoog heeft aangegeven – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – dat de ernstige bezwaren ten aanzien van verzoeker overeind staan weshalve de vervolging zich verzet tegen het inwilligen van het verzoek tot voorlopige invrijheidstelling;

Overwegende, dat uit het onderzoek in Raadkamer is gebleken dat verzoekster op 18 juli 2019 in verzekering is gesteld. De verzoekster is op 13 juli 2002 door de Kantonrechter in het Tweede en het Derde Kanton veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf (5) jaren terzake overtreding Wet Verdovende Middelen. Volgens de vervolging zal verzoekster pas in november 2022 twee/derde deel van de opgelegde straf hebben uitgezeten. De verzoekster heeft onder overlegging van een medische verklaring aangegeven dat zij gezondheidsproblemen heeft en dat haar detentie een negatieve invloed heeft op haar nogal zeer kritieke gezondheidstoestand. Voorts is gebleken dat verzoekster sinds 04 december 2020 naar de dermatoloog was verwezen, maar pas op 11 maart 2021 naar de dermatoloog is gebracht. Op 23 maart 2021 moest verzoekster voor de tweede keer een operatie ondergaan en is tot heden niet naar de ziekenhuis gebracht. In detentie krijgt verzoekster behalve pijnstillers en paracetamol geen andere medicatie toegediend en wanneer zij recepten krijgt, dan duurt het een tijdje voordat zij van medicijnen wordt voorzien. In de visie van het Hof heeft verzoekster voldoende aannemelijk gemaakt dat zij gezondheidsproblemen heeft die maken dat zij heel moeilijk de detentie kan ondergaan aangezien de gezondheidszorg in detentie, gelet op haar aandoeningen, niet adequaat genoemd kan worden. Eveneens heeft verzoekster gesteld dat zij is verzekerd via het Staatsziekenfonds en haar medische behandelingen sneller en op tijd kan laten doen als haar voorlopige hechtenis wordt opgeheven;

Overwegende, dat het Hof van oordeel is dat – gelet op al het voorgaande – het verzoek van verzoekster op basis van humanitaire gronden voor toewijzing in aanmerking komt.

Gezien het betrekkelijke wetsartikel.

BESCHIKKENDE:

Wijst toe het verzoek van de verzoekster [Naam];

Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van [Naam];

Gelast de onmiddellijke invrijheidstelling van [Naam];

Aldus gegeven te Paramaribo in Raadkamer van het Hof van Justitie op woensdag 28 april 2021 door: mr. A. Charan, Fungerend – President, mr. S. Punwasi en mr. J. Kasdipowidjojo, Leden – Plaatsvervanger, bijgestaan door de ad hoc Fungerend – Griffier, mr. M. Behari.

w.g. M. Behari w.g. A. Charan
w.g. S. Punwasi
w.g. J. Kasdipowidjojo

Voor eensluidend afschrift,
De Griffier van het Hof van Justitie,
(mr. M.E. van Genderen – Relyveld)