- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer Artikel 61 WvSv.
- Uitspraakdatum 16 juni 2021
- Publicatiedatum 15 september 2022
- Rechtsgebied Strafrecht
-
Inhoudsindicatie
De omstandigheden waaronder hij tot deze daad is overgegaan plaatst verzoeker in een bepaalde feitelijke context hetwelk noodweer casu quo noodweerexces zou rechtvaardigen. Evenwel blijken de ooggetuigen deels de verklaring van verzoeker te ondersteunen terwijl er ook ooggetuigen zijn die een relaas geven die haaks op de verklaring van verzoeker staan. Het voorgaande rechtvaardigt in de visie van het Hof het oordeel dat het een en ander nader dient te worden onderzocht op de terechtzitting terwijl vooralsnog de ernstige bezwaren aanwezig worden geacht. De raadkamerprocedure biedt in dit kader geen ruimte voor uitgebreid feitenonderzoek.
Uitspraak
HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
BESCHIKKING INZAKE VERZOEK EX ARTIKEL 61 VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING
Gelezen het verzoekschrift ex artikel 61 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend ter Griffie van het Hof van Justitie (hierna: het Hof) op 04 juni 2021 door mr. C. Rambharos, advocaat bij het Hof van Justitie, namens de verzoeker, [Naam], met het verzoek om met toepassing van artikel 61 SV zijn onmiddellijke invrijheidstelling te gelasten, daar er geen gronden aanwezig zijn voor het verleende bevel tot bewaring;
Gelet op ’s Hofs beschikking waarbij de behandeling van dit verzoekschrift is bepaald voor woensdag 16 juni 2021 om 12.00 uur des middags;
Gehoord de verzoeker, bijgestaan door zijn raadsman, mr. C. Rambharos, advocaat bij het Hof van Justitie;
Tevens gehoord mr. C. Rasam, als Waarnemend Procureur-Generaal, namens het Openbaar Ministerie;
Gezien de overige zich in het raadkamerdossier bevindende bescheiden, waaronder het proces-verbaal van de behandeling van het verzoek in raadkamer d.d. 16 juni 2021;
Overwegende, dat de verzoeker in het kader van het verhoor in Raadkamer heeft gepersisteerd bij de inhoud van het namens hem ingediende verzoekschrift en zijn raadsman eveneens, na die te hebben toegelicht, zoals in het opgemaakt proces-verbaal is gerelateerd, wordende de inhoud daarvan hier als geïnsereerd beschouwd;
Overwegende, dat de Waarnemend Procureur-Generaal tijdens haar betoog heeft aangegeven – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – dat de ernstige bezwaren ten aanzien van verzoeker overeind staan weshalve de vervolging zich verzet tegen het inwilligen van het verzoek tot voorlopige invrijheidstelling;
Overwegende, dat uit het raadkamerdossier is gebleken dat verzoeker op 09 maart 2021 in verzekering is gesteld terzake de strafbare feiten zoals omschreven en strafbaar gesteld in de artikelen 349 jo 70; 347 jo 70; 362; 362 jo 70; 360 van het Wetboek van Strafrecht. Op 15 maart 2021 is de inverzekeringstelling van verzoeker verlengd met dertig dagen ingaande 16 maart 2021. Vervolgens is er een bevel bewaring verleend door de rechter-commissaris voor de duur van dertig dagen;
Overwegende, dat het Hof tot de slotsom komt dat uit het ingesteld politioneel onderzoek is gebleken dat verzoeker erkent een schot te hebben gelost in de richting van het lichaam van het latere slachtoffer ten gevolge waarvan die letsel heeft bekomen. De omstandigheden waaronder hij tot deze daad is overgegaan plaatst verzoeker in een bepaalde feitelijke context hetwelk noodweer casu quo noodweerexces zou rechtvaardigen. Evenwel blijken de ooggetuigen deels de verklaring van verzoeker te ondersteunen terwijl er ook ooggetuigen zijn die een relaas geven die haaks op de verklaring van verzoeker staan. Het voorgaande rechtvaardigt in de visie van het Hof het oordeel dat het een en ander nader dient te worden onderzocht op de terechtzitting terwijl vooralsnog de ernstige bezwaren aanwezig worden geacht. De raadkamerprocedure biedt in dit kader geen ruimte voor uitgebreid feitenonderzoek. Al het voorgaande in onderling verband en samenhang beschouwd rechtvaardigt in de visie van het Hof vooralsnog de slotsom dat een onverwijlde continuering van verzoeker’s vrijheidsbeneming gerechtvaardigd is
Gelet op voormelde overwegingen zal het Hof het verzoek afwijzen;
Gezien het betrekkelijke wetsartikel;
BESCHIKKENDE:
Wijst af het verzoek van de verzoeker, [Naam];
Aldus gegeven te Paramaribo in Raadkamer van het Hof van Justitie op woensdag 16 juni 2021 door: mr. A. Charan, fungerend – president, mr. S. Punwasi en mr. J. Kasdipowidjojo, leden – plaatsvervanger, bijgestaan door de ad hoc fungerend – griffier, mr. M. Behari.
w.g. M. Behari w.g. A. Charan
w.g. S. Punwasi
w.g. J. Kasdipowidjojo
Voor eensluidend afschrift,
De Griffier van het Hof van Justitie,
(mr. M.E. van Genderen – Relyveld)