SRU-HvJ-2021-21

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer Artikel 70 WvSv.
  • Uitspraakdatum 16 juni 2021
  • Publicatiedatum 15 september 2022
  • Rechtsgebied Strafrecht
  • Inhoudsindicatie

    Uit het onderzoek in raadkamer is gebleken dat verzoeker zich nog in de bewaringsfase bevindt. De verzoeker diende derhalve ingevolge het bepaalde in artikel 74 lid 2 WvSv het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis te richten tot de rechter-commissaris als bevoegde rechter en heeft verzoeker derhalve bij het Hof aan het verkeerde loket aangeklopt

Uitspraak

HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME

BESCHIKKING INZAKE VERZOEK EX ARTIKEL 70 VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING

Gelezen het verzoekschrift ex artikel 70 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend ter Griffie van het Hof van Justitie (hierna: het Hof) op 27 mei 2021 door mr. A. Ramlakhan, advocaat bij het Hof van Justitie, namens de verzoeker, [Naam], met het verzoek om conform art. 70 WvSv de voorlopige hechtenis van verzoeker voornoemd te willen schorsen en de onmiddellijke invrijheidstelling te willen gelasten van de verzoeker eerder genoemd;

Gelet op ’s Hofs beschikking d.d. 27 mei 2021, waarbij de behandeling van dit verzoek is bepaald voor woensdag 02 juni 2021 om 11.30 uur des voormiddags, welke datum en tijdstip naderhand is gewijzigd naar woensdag 16 juni 2021 om 11.30 uur;

Gehoord de verzoeker, bijgestaan door zijn raadsman, mr. A. Ramlakhan, advocaat bij het Hof van Justitie;

Tevens gehoord mr. C. Rasam, als Waarnemend Procureur-Generaal, namens het Openbaar Ministerie;

Gezien de overige zich in het raadkamerdossier bevindende bescheiden, waaronder het proces-verbaal van de behandeling van het verzoek in raadkamer d.d. 16 juni 2021;

Overwegende, dat de verzoeker in het kader van het verhoor in Raadkamer heeft gepersisteerd bij de inhoud van het namens hem ingediende verzoekschrift en zijn raadsman eveneens, na die te hebben toegelicht, zoals in het opgemaakt proces-verbaal is gerelateerd, wordende de inhoud daarvan hier als geïnsereerd beschouwd;

Overwegende, dat de Waarnemend Procureur-Generaal tijdens haar betoog primair heeft aangegeven –verkort en zakelijk weergegeven- dat de raadsman een verzoek ex artikel 70 WvSv heeft gedaan bij het Hof terwijl artikel 74 lid 2 WvSv expliciet aangeeft dat het verzoek tot schorsing van een bevel tot bewaring of tot verlenging van de bewaring, daar waar het onderzoek ter terechtzitting nog niet is aangevangen, gegeven wordt door de Rechter-Commissaris. In casu zit de verdachte thans in de bewaringsfase en zal er spoedig een vordering tot verlenging van de bewaring worden gevorderd door de vervolgingsambtenaar. Derhalve kan gesteld worden dat de verzoeker bij de Rechter-Commissaris zijn verzoek moest hebben gedaan in stede van het Hof. De vervolging vraagt derhalve om de verzoeker niet ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek. Secundair voert de vervolging aan dat de ernstige bezwaren aanwezig zijn, er gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid bestaan en de rechtsorde geschokt is door de handelingen van verzoeker terwijl verzoeker reeds eerder in aanraking is gekomen met de Nederlandse politie ter zake het telen van marihuana. De vrees voor herhaling wordt dus aanwezig geacht door de vervolging;

Overwegende, dat uit het raadkamerdossier is gebleken dat verzoeker op 11 april 2021 is aangehouden en in verzekering is gesteld ter zake verdenking van het hebben begaan van strafbare feiten zoals genoemd in de artikelen 2 lid 1a en b sub A, B en C; art. 2 lid 1a en b sub A, B en C jo 11 van de Wet Verdovende Middelen. Verzoeker zit derhalve al bijkans twee maanden in detentie en de kern van zijn betoog strekt ertoe dat uit een telefonisch gesprek tussen de Hulp Officier van Justitie, Inspecteur Toluud, en de kantoorgenoot van de advocaat van verzoeker, is gebleken dat verzoeker positief is getest op het Corona virus, echter kan voornoemde hulpofficier daarvoor geen schriftelijk bescheid geven omdat hij de bevoegdheid mist, hetgeen ook is mede gedeeld aan de piket Officier mr. Gravenbeek, namelijk dat drs. Moenisser bij verzoeker heeft vastgesteld dat hij Covid besmet is. Het is een feit van algemene bekendheid dat genezing van deze virusbesmetting, slechts in isolatie kan geschieden hetgeen onmogelijk is in het cellenhuis, immers is er een poging ondernomen om deze positieven onder te brengen in een van de cellenhuizen; echter is dit geweigerd zoals gemeld in de dagbladen. Een tweede poging om deze positieven in een ander cellenhuis onder te brengen is tot nog toe, althans bij het schrijven van dit verzoekschrift niet gelukt. Dit verzoekschrift heeft mede ten doel om het vervolgingsrecht van het OM niet illusoir te maken, immers de dood van de verdachte kan resulteren in een niet ontvankelijkheid van het OM.;

Overwegende, dat naar het oordeel van het Hof het primair verweer van de vervolging doel treft. Immers blijkt uit het onderzoek in raadkamer dat verzoeker zich nog in de bewaringsfase bevindt en diende verzoeker derhalve ingevolge het bepaalde in artikel 74 lid 2 WvSv het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis te richten tot de rechter-commissaris als bevoegde rechter en heeft verzoeker derhalve bij het Hof aan het verkeerde loket aangeklopt;

Het Hof is van oordeel dat – gelet op al het voorgaande – verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek. Aan bespreking van hetgeen voorts is aangevoerd door de verdediging en de vervolging komt het Hof niet toe;

Gezien het betrekkelijke wetsartikel.

BESCHIKKENDE:

Verklaart verzoeker, [Naam], niet ontvankelijk in zijn verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis;

Aldus gegeven te Paramaribo in Raadkamer van het Hof van Justitie op woensdag 16 juni 2021 door: mr. A. Charan, fungerend – president, mr. S. Punwasi en mr. J. Kasdipowidjojo, leden – plaatsvervanger, bijgestaan door de ad hoc fungerend-griffier, mr. M. Behari.

w.g. M. Behari w.g. A. Charan
w.g. S. Punwasi
w.g. J. Kasdipowidjojo

Voor eensluidend afschrift,
De Griffier van het Hof van Justitie,
(mr. M.E. van Genderen – Relyveld)