SRU-HvJ-2021-33

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer G.R. no. 15705
  • Uitspraakdatum 03 december 2021
  • Publicatiedatum 16 oktober 2022
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Het Hof is van oordeel dat het enkel verwijderen van de afbeelding nog geen rectificatie inhoudt. Immers, onder rectificatie wordt verstaan: verbetering, meer speciaal door degene die een onjuiste of misleidende mededeling heeft gedaan. De geïntimeerde heeft na het vonnis van de Kantonrechter wederom de afbeelding meerdere malen op haar facebookpagina geplaatst. Daarmee heeft geïntimeerde naar het oordeel van het Hof getoond dat zij als oogmerk heeft de eer en goede naam van Yokohama te schaden. Voorts overweegt het Hof, dat bij het onrechtmatig publiceren van een afbeelding, niet relevant is of de partij die de afbeelding heeft gepubliceerd deze zelf heeft vervaardigd.

    Het Hof overweegt voorts dat geïntimeerde zich in haar verweer in eerste aanleg ook beroept op haar recht op vrije meningsuiting zoals neergelegd in het BUPO verdrag en in de Grondwet. Het Hof overweegt in dit verband dat toewijzing van een vordering tot rectificatie van een publicatie in beginsel een beperking inhoudt van het in artikel 19 van het BUPO Verdrag en het in artikel 19 van de Grondwet vastgelegde recht op vrijheid van meningsuiting. Een dergelijke beperking is ingevolgde artikel 19 lid 3 van het BUPO Verdrag slechts toegestaan, indien deze bij de wet is voorzien en noodzakelijk is ter bescherming van onder andere de goede naam of rechten van anderen. Daarnaast dient een dergelijke beperking proportioneel te zijn. Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake, wanneer de uitlatingen onrechtmatig zijn in de zin van artikel 1386 of 1393 en 1397 van het Burgerlijk Wetboek. Het Hof zal daarom, indien er sprake is van belediging zoals bedoeld in artikel 1393 BW, wel een veroordeling tot rectificatie mogen uitspreken.

Uitspraak

HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME

G.R. no. 15705
3 december 2021

In de zaak van

YOKOHAMA TRADING N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [plaats],
appellante in kort geding,
hierna te noemen “Yokohama”,
gemachtigde: mr. A.E. Debipersad, advocaat,

tegen

[geïntimeerde],
wonende te [plaats],
geïntimeerde in kort geding,
hierna te noemen: “[geïntimeerde]”,
gevolmachtigde: drs. A. Biharie MA,

inzake het hoger beroep van het door de kantonrechter in het eerste kanton in kort geding uitgesproken vonnis van 17 december 2018 bekend onder AR no. 182511 tussen Yokohama als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde,

spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis in kort geding uit.

1. Het procesverloop
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken/proceshandelingen:
• de verklaring van de griffier der kantongerechten waaruit blijkt dat Yokohama op 20 december 2018 hoger beroep heeft ingesteld;
• de pleitnota gedateerd 17 januari 2020;
• de antwoordpleitnota gedateerd 21 februari 2020;
• de repliekpleitnota gedateerd 17 juli 2020;
• de aantekening op het doorlopend proces-verbaal van 21 augustus 2020,
6 november 2020, 20 november 2020, 18 december 2020, 15 januari 2021,
19 februari 2021 en 17 juli 2021, op de kaft van het procesdossier, waaruit blijkt dat er geen dupliekpleitnota is genomen.

1.2 De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2. De ontvankelijkheid van het beroep
2.1 Het beroepen vonnis is gedateerd 17 december 2018. Yokohama heeft op 20 december 2018 appèl aangetekend.
[Geïntimeerde] heeft met betrekking tot de ontvankelijkheid de volgende formele weren aangevoerd:
a. Yokohama heeft op 20 december 2018 hoger beroep aangetekend terwijl het vonnis op 17 december 2018 is uitgesproken; het hoger beroep is daardoor na drie dagen aangetekend hetgeen in strijd is met de bepaling in artikel 264 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering; om die reden moet Yokohama niet-ontvankelijk verklaard worden in haar hoger beroep;

b. Yokohama heeft haar grieven niet kenbaar gemaakt middels een memorie van grieven; daardoor is de termijn waarbinnen de grieven kenbaar gemaakt hadden kunnen worden overschreden; Yokohama had binnen veertien dagen haar grieven kenbaar moeten maken waardoor zij thans niet-ontvankelijk verklaard moet worden in haar hoger beroep;

c. door het niet tijdig indienen van de grieven door Yokohama is het niet mogelijk dat het Hof het geschil in volle omvang beoordeelt, immers staat in de jurisprudentie en de rechtsleer vast dat het geschil in volle omvang door het Hof kan worden beoordeeld onder de voorwaarde dat het Hof gebonden is aan de grenzen van de gronden en vorderingen in de memorie van grieven gesteld; nu Yokohama heeft nagelaten tijdig en in overeenstemming met de wet en het recht haar memorie van grieven in te dienen, kan een herbeoordeling van het vonnis in eerste aanleg gewezen, niet plaatsvinden omdat het Hof de grenzen van de rechtsstrijd niet mag overschrijden; met het opnemen van eventuele grieven in een pleitnota heeft Yokohama het wettelijke grievenstelsel ondermijnd; ook om die reden zal Yokohama niet-ontvankelijk verklaard moeten worden in haar hoger beoep.

2.1 Ten aanzien van het verweer onder a hiervoor is het Hof van oordeel dat, gelijk Yokohama aanvoert, er in casu geen sprake is van een vonnis zoals bedoeld in artikel 264 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waardoor dat verweer moet worden gepasseerd.

2.2 Het Hof overweegt met betrekking tot de weren genoemd onder b en c dat het in de rechtspraktijk reeds lang wordt toegestaan dat in de pleitnota grieven worden opgenomen. De geïntimeerde krijgt daarbij de gelegenheid om op de grieven te reageren. Het Hof overweegt dat het gebruik in de rechtspraktijk is ontstaan omdat na de uitspraak partijen vaak niet tijdig over een afschrift van het vonnis konden beschikken. Hierdoor was het niet mogelijk binnen de wettelijke vastgestelde termijn grieven tegen het vonnis te formuleren en een memorie van grieven in te dienen. Dat was een tekortkoming die niet voor rekening van een appellerende partij kon komen. Het verweer van [geïntimeerde] terzake zal daarom worden verworpen.

Het Hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat Yokohama ontvankelijk is in het door haar ingestelde hoger beroep.

3. De vordering in hoger beroep
Yokohama vordert in hoger beroep:
vernietiging van het vonnis van de kantonrechter gedateerd 17 december 2018 met AR no. 182511, en opnieuw rechtdoende de vordering alsnog toe te wijzen.

4. De feiten
4.1 Op de facebookpagina van [geïntimeerde] is op of omstreeks 19 januari 2018 een afbeelding geplaatst waarin de naam van Yokohama staat vermeld onder de categorie “Kapitalisten en Drugsbarons.”
4.2 [Geïntimeerde] is op 23 januari 2018, 21 maart 2018 en 9 april 2018 door de raadsvrouwe van Yokohama gesommeerd om de geplaatste afbeelding op haar facebookpagina te verwijderen en een rectificatie te plaatsen op haar facebookpagina en in drie dagbladen, waaruit genoegzaam blijkt dat zij toegeeft dat de afbeelding berust op een ongefundeerde en onjuiste interpretatie en waarin zij haar verontschuldigingen aanbiedt voor het veroorzaakte ongerief.

4.3 Bij schrijven van 13 april 2018 heeft de toenmalige raadsvrouwe van [geïntimeerde] aan de raadsvrouwe van Yokohama medegedeeld dat de afbeelding van de facebookpagina van [geïntimeerde] is verwijderd.

5. De beoordeling
5.1 Yokohama heeft in haar pleitnota drie grieven aangevoerd tegen het vonnis van de kantonrechter:

De beoordeling van grief I:
5.2.1 Yokohama voert aan dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat door de verwijdering van de spotprent sprake is van een verontschuldiging c.q. rectificatie. De kantonrechter is te lichtvaardig omgegaan met de belangen van Yokohama, in casu haar recht op bescherming van haar goede naam en reputatie; na de verwijdering heeft [geïntimeerde] na de uitspraak van de rechter op 17 december 2018, de afbeelding op 18 december 2018 weer op haar facebookpagina geplaatst. Het verwijderen van de afbeelding is niet gelijkwaardig aan een verontschuldiging en een rectificatie. [Geïntimeerde] is in haar reactie op deze grief erbij gebleven dat zij haar verontschuldigingen niet hoeft aan te bieden omdat zij de afbeelding niet heeft gemaakt.

5.5.2 Het Hof overweegt, dat, gelijk Yokohama aanvoert, het enkel verwijderen van de afbeelding, nog geen rectificatie inhoudt. Immers, onder rectificatie wordt verstaan: verbetering, meer speciaal door degene die een onjuiste of misleidende mededeling heeft gedaan (vide Fockema Andreae’s Juridisch Woordenboek). Bovendien heeft Yokohama gesteld, hetgeen niet door [geïntimeerde] is betwist, dat [geïntimeerde] de afbeelding na het vonnis in eerste aanleg wederom meerdere malen heeft geplaatst op haar facebookpagina. Daarmee heeft [geïntimeerde] naar het oordeel van het Hof getoond dat zij als oogmerk heeft de eer en goede naam van Yokohama te schaden.

Het Hof acht op grond van het voorgaande de eerste grief gegrond.
De beoordeling van grief II
5.3.1 Yokohama heeft in grief II aangevoerd dat de kantonrechter had moeten ingaan op het feit dat [geïntimeerde] erbij had moeten stilstaan wat de gevolgen zouden zijn van het posten van de afbeelding, ook al heeft zij de afbeelding niet zelf gemaakt.

5.3.2 Het Hof overweegt dat het, gelijk Yokohama stelt, bij het onrechtmatig publiceren van een afbeelding, niet relevant is of de partij die de afbeelding heeft gepubliceerd deze zelf heeft vervaardigd.

Naar het oordeel van het Hof handelt degene die een onrechtmatige publicatie verspreidt, ook onrechtmatig.

5.3.3 Het Hof overweegt voorts dat uit de afbeelding blijkt dat Yokohama wordt uitgemaakt voor drugsbaron. [Geïntimeerde] heeft daaromtrent in haar conclusie van antwoord in eerste aanleg aangevoerd dat Yokohama zich niet kan beroepen op het hebben van een goede naam. Zij verwijst daarbij naar een vijftal publicaties op het internet.
5.3.4 Het Hof overweegt dat, gelijk Yokohama stelt, en ook door [geïntimeerde] wordt beaamd, niet uit de feiten blijkt dat Yokohama als verdachte van een misdrijf wordt aangemerkt of voor een misdrijf is vervolgd en ook niet dat Yokohama voor een misdrijf is veroordeeld. De door [geïntimeerde] overgelegde publicaties en genoemde artikelen handelen allen over natuurlijke personen die mogelijk een werkrelatie hebben met Yokohama, nu in de artikelen wordt verwezen naar de “topman” bij Yokohama. In de genoemde nieuwsartikelen wordt Yokohama dus niet als verdachte genoemd en wordt ook geen melding gemaakt van enige vervolging of veroordeling van Yokohama. Ook [geïntimeerde] beaamt dat in haar conclusie van dupliek onder II B 3. Hierdoor vindt de publicatie geen steun in het beschikbare feitenmateriaal. Om die reden moet een publicatie waarin Yokohama als drugsbaron wordt neergezet worden aangemerkt als een publicatie die de eer, goede naam en maatschappelijke reputatie van Yokohama aantast en onrechtmatig is. Het feit dat de afbeelding als satirische en opiniërende uiting werd gezien door [geïntimeerde] en om die reden is gedeeld doet niets af aan het onrechtmatig karakter van de publicatie. Het enkele feit dat er ook andere publicaties te vinden zijn die schadelijk zijn voor de eer en goede naam van Yokohama, rechtvaardigt de onrechtmatige publicatie door [geïntimeerde] niet. Het Hof acht op grond van al het voorgaande grief II ook gegrond.
5.3.5 Het Hof overweegt voorts dat [geïntimeerde] zich in haar verweer in eerste aanleg ook beroept op haar recht op vrije meningsuiting zoals neergelegd in het BUPO verdrag en in de Grondwet. Het Hof overweegt in dit verband dat toewijzing van een vordering tot rectificatie van een publicatie in beginsel een beperking inhoudt van het in artikel 19 van het BUPO Verdrag en het in artikel 19 van de Grondwet vastgelegde recht op vrijheid van meningsuiting. Een dergelijke beperking is ingevolgde artikel 19 lid 3 van het BUPO Verdrag slechts toegestaan, indien deze bij de wet is voorzien en noodzakelijk is ter bescherming van onder andere de goede naam of rechten van anderen. Daarnaast dient een dergelijke beperking proportioneel te zijn. Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake, wanneer de uitlatingen onrechtmatig zijn in de zin van artikel 1386 of 1393 en 1397 van het Burgerlijk Wetboek.
Het Hof zal daarom, indien er sprake is van belediging zoals bedoeld in artikel 1393 BW, wel een veroordeling tot rectificatie mogen uitspreken.
De beoordeling van grief III
5.4.1 Yokohama voert als derde grief aan dat de kantonrechter er ten onrechte aan voorbij is gegaan dat het risico wel bestaat dat [geïntimeerde] de afbeelding weer zal plaatsen op haar facebookpagina.
5.4.2 Het Hof overweegt dat door [geïntimeerde] niet is betwist dat zij de afbeelding wederom op haar facebookpagina heeft geplaatst, en wel ondanks het feit dat in het vonnis van de kantonrechter een overweging is opgenomen daaromtrent namelijk de overweging onder punt 4.6 die luidt : “Immers is evenmin gebleken van een reële dreiging voor de toekomst, hetwelk de toewijzing van een gevorderd verbod voor de toekomst zou rechtvaardigen.” Uit deze overweging kan begrepen worden dat de kantonrechter ervan uitging dat [geïntimeerde] de afbeelding niet nogmaals zou plaatsen op haar facebookpagina, waarvan thans juist het tegendeel is bewezen.

Het Hof is dan ook van oordeel dat ook de derde grief gegrond is. Nu de grieven gegrond zijn zal het vonnis worden vernietigd en zal het gevorderde worden toegewezen met inachtneming van het volgende.

5.4.3 Onder B van het petitum vordert Yokohama dat [geïntimeerde] wordt bevolen zich te onthouden van onrechtmatige gedragingen die de eer, goede naam en maatschappelijke reputatie van Yokohama aantasten, op straffe van een dwangsom.

Het Hof overweegt dat die gevorderde voorziening te weinig specifiek is en de wet reeds voorziet in een verbod om de naam en goede eer van een medeburger te schaden. Toegewezen zal daarom worden de specifieke voorziening met betrekking tot de afbeelding, namelijk een verbod om de betreffende afbeelding wederom op haar facebookpagina te plaatsen.

5.5 Het Hof zal, nu de grieven gegrond zijn, [geïntimeerde] veroordelen een rectificatie te plaatsen. Het Hof zal afwijken van de door Yokohama opgegeven rectificatie, en wel zoals in het dictum te melden. In het licht van de af te wegen belangen wordt dat onder de gegeven omstandigheden een proportionele maatregel geacht.

5.6 Het Hof overweegt dat door Yokohama is gevorderd dat [geïntimeerde] de publicatie rectificeert en haar verontschuldigingen aanbiedt. Met betrekking tot het aanbieden van de verontschuldigingen overweegt het Hof dat dat zal worden afgewezen nu de rechtsvordering ex artikel 1393 BW niet daartoe strekt en in beginsel niemand kan worden veroordeeld om spijt te hebben van een handeling. Een eventuele spijtbetuiging zou ingevolge artikel 1395 BW van betrokkene zelf moeten uitgaan.

5.7 De door Yokohama gevorderde dwangsom zal worden gemitigeerd en gemaximeerd nu die het Hof bovenmatig voorkomt.

5.8 Het Hof acht bespreking van de overige stellingen en weren van partijen overbodig.

5.9 [Geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten moeten dragen, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.

6. De beslissing
Het Hof
6.1 Vernietigt het vonnis van de kantonrechter in het eerste kanton in kort geding gedateerd 17 december 2018 in de zaak bekend onder AR no. 182511, waarvan beroep.

En opnieuw rechtdoende:
6.2 Veroordeelt [geïntimeerde] om binnen 48 uur na betekening van het vonnis de gewraakte facebook post als ten rekeste vermeld te rectificeren en wel door op de facebookpagina van [geïntimeerde] de hierna volgende rectificatie te plaatsen en het bericht gedurende zeven dagen op de facebookpagina op dezelfde wijze zichtbaar te houden als de afbeelding, en voorts om binnen vijf (5) werkdagen na betekening van het vonnis de hiernavolgende rectificatie te doen plaatsen in de landelijke dagbladen De Ware Tijd, Times of Suriname en Dagblad Suriname, namelijk:

“Rectificatie:
[Geïntimeerde] pleegt rectificatie ten behoeve van Yokohama Trading.

Het Hof van Justitie heeft bij vonnis van 3 december 2021 geoordeeld dat de door mij, [geïntimeerde], geplaatste afbeelding op mijn facebookpagina onrechtmatig is jegens Yokohama, aangezien de publicatie een afbeelding betreft waarin Yokohama Trading wordt gecategoriseerd als drugsbaron. Met het plaatsen van de afbeelding is een inbreuk gepleegd op de eer en goede naam en de maatschappelijke reputatie van YokohamaTrading, nu de geplaatste afbeelding de suggestie wekt dat Yokohama Trading een drugsbaron is. Deze suggestie vindt geen steun in het beschikbare feitenmateriaal.”

6.3 Veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van een dwangsom van SRD.5.000,= (vijfduizend Surinaamse dollar) het maximum van SRD. 500.000,= (vijfhonderdduizend Surinaamse dollar) niet te bovengaand voor iedere dag dat [geïntimeerde] in gebreke blijft te voldoen aan de veroordeling genoemd onder 6.2 hierboven;

6.4 Verbiedt [geïntimeerde] om de in dit geding bedoelde afbeelding waarin Yokohama Trading wordt gecategoriseerd als drugsbaron, op haar facebookpagina te plaatsen of geplaatst te houden;

6.5 Veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van een dwangsom van SRD.5.000,= (vijfduizend Surinaamse dollar) het maximum van SRD. 500.000,= (vijfhonderdduizend Surinaamse dollar) niet te bovengaand voor iedere dag dat [geïntimeerde] het verbod zoals genoemd onder 6.4 hierboven overtreedt;

6.6 Veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van appellante begroot op SRD. 1.110,–
(één duizend éénhonderd en tien Surinaamse Dollars)

6.7 Wijst af het meer of anders gevorderde.

Aldus gewezen door mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President, mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran en mr. A.C. Johanns, leden en bij vervroeging uitgesproken door mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President, ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag, 3 december 2021. in tegenwoordigheid van mr. C.R. Tamsiram-Harris, Fungerend-Griffier.

w.g. C.R. Tamsiran-Harris w.g. D.D. Sewratan

Bij de uitspraak ter terechtzitting is niemand verschenen.

Voor afschrift
De Griffier van het Hof van Justitie,
mr. M.E. van Genderen-Relyveld