- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer Artikel 61 WvSv.
- Uitspraakdatum 31 maart 2021
- Publicatiedatum 14 september 2022
- Rechtsgebied Strafrecht
-
Inhoudsindicatie
Op 18 juni 2020 is verzoeker in het Tweede Kanton veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig (20) maanden en in het Derde Kanton tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien (18) maanden. Verzoeker heeft hoger beroep aangetekend tegen het vonnis van de kantonrechter in het Tweede Kanton. De vraag die rijst is of de verzoeker reeds twee/derde deel van de opgelegde straf heeft uitgezeten.
Overwegende, dat nu verzoeker bijkans twee (2) jaren en twee (2) maanden in detentie heeft doorgebracht verzoeker in de visie van het Hof de volledige straf in het Tweede Kanton heeft uitgezeten en thans bezig is de door de kantonrechter in het Derde Kanton opgelegde straf uit te zitten, tegen welk vonnis er geen hoger beroep is aangetekend waardoor dat vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Gelet op het voorgaande is de grondslag van het gevorderde niet in rechte komen vast te staan zodat het verzoek voor afwijzing in aanmerking komt.
Uitspraak
HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
BESCHIKKING INZAKE VERZOEK EX ARTIKEL 61 VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING
Gelezen het verzoekschrift ex artikel 61 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend ter Griffie van het Hof van Justitie op maandag 15 maart 2021 door mr. A. Ramlakhan, advocaat bij het Hof van Justitie, namens de verzoeker, [Naam], met het verzoek om de voorlopige hechtenis van verzoeker voornoemd op te heffen conform artikel 61 SV en verzoeker onmiddellijk in vrijheid te doen stellen;
Gelet op ’s Hofs beschikking d.d. dinsdag 23 maart 2021, waarbij de behandeling van het verzoek is bepaald voor woensdag 31 maart 2021 om 10.00 uur des voormiddags;
Gehoord de verzoeker, bijgestaan door zijn raadsman, mr. A. Ramlakhan, advocaat bij het Hof van Justitie;
Tevens gehoord mr. C. Rasam, Wnd. Procureur – Generaal, namens het Openbaar Ministerie;
Gezien de overige zich in het raadkamerdossier bevindende bescheiden, waaronder het proces – verbaal van de behandeling van het verzoek in raadkamer d.d. woensdag 31 maart 2021;
Overwegende, dat de verzoeker in het kader van het verhoor in Raadkamer heeft gepersisteerd bij de inhoud van het namens hem ingediende verzoekschrift en zijn raadsman eveneens, na die te hebben toegelicht, zoals in het opgemaakt proces-verbaal is gerelateerd, wordende de inhoud hier als geïnsereerd beschouwd;
Overwegende, dat de Wnd. Procureur-Generaal tijdens haar betoog heeft verzocht het verzoek af te wijzen op gronden zoals door haar aangehaald en gerelateerd in het opgemaakte proces – verbaal, waarvan de inhoud eveneens hier als ingelast dient te worden beschouwd;
Overwegende, dat uit het onderzoek in Raadkamer is gebleken dat verzoeker door de kantonrechter in het Tweede Kanton op 18 juni 2020 is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig (20) maanden onder aftrek van de tijd die reeds door hem in voorarrest was doorgebracht, te weten vanaf de dag van zijn inverzekeringstelling op 05 februari 2019. Voorts is gebleken dat verzoeker tegen het vonnis van de kantonrechter in het Tweede Kanton, het rechtsmiddel van hoger beroep heeft aangewend en tot op heden geen zicht heeft op behandeling van de zaak in hoger beroep.
Overwegende, dat uit het onderzoek in Raadkamer is gebleken dat verzoeker eveneens op 18 juni 2020 door de kantonrechter in het Derde Kanton is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien (18) maanden, doch heeft de verzoeker tegen het vonnis van de kantonrechter in het Derde Kanton geen hoger beroep aangetekend met als gevolg dat het voornoemd vonnis in kracht van gewijsde is gegaan.
Overwegende, dat zich in casu het geval voordoet dat verzoeker zowel in het Tweede Kanton als in het Derde Kanton is veroordeeld door de kantonrechter. Verzoeker is aangehouden en in verzekering gesteld op 05 februari 2019. Op 18 juni 2020 is verzoeker in het Tweede Kanton veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van (20) maanden onder aftrek van het voorarrest. In het Derde Kanton is verzoeker veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien (18) maanden. Verzoeker heeft hoger beroep aangetekend tegen het vonnis van de kantonrechter in het Tweede Kanton. De vraag die rijst is of de verzoeker reeds twee/derde deel van de opgelegde straf heeft uitgezeten.
Overwegende, dat nu verzoeker bijkans twee (2) jaren en twee (2) maanden in detentie heeft doorgebracht verzoeker in de visie van het Hof de volledige straf in het Tweede Kanton heeft uitgezeten en thans bezig is de door de kantonrechter in het Derde Kanton opgelegde straf uit te zitten, tegen welk vonnis er geen hoger beroep is aangetekend waardoor dat vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Gelet op het voorgaande is de grondslag van het gevorderde niet in rechte komen vast te staan zodat het verzoek voor afwijzing in aanmerking komt.
Gelet op voormelde overwegingen zal het Hof het verzoek van verzoeker afwijzen;
Gezien het betrekkelijke wetsartikel.
BESCHIKKENDE:
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis;
Aldus gegeven te Paramaribo in Raadkamer van het Hof van Justitie op woensdag 31 maart 2021, door mr. A. Charan, Fungerend – President, mr. S. Punwasi en mr. J. Kasdipowidjojo Leden – Plaatsvervanger, bijgestaan door de ad hoc Fungerend – Griffier mr. M. Behari.
w.g. M. Behari w.g. A. Charan
w.g. S. Punwasi
w.g. J. Kasdipowidjojo
Voor eensluidend afschrift,
De Griffier van het Hof van Justitie,
(mr. M.E. van Genderen – Relyveld)