- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer GR 15885
- Uitspraakdatum 17 juni 2021
- Publicatiedatum 08 augustus 2023
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Het Hof acht de door de vrouw aangevoerde reden om zich te mogen begeven naar de werkplek van de man en contact met hem te hebben, ongegrond. Immers, er zijn genoeg andere manieren waarop het contact tussen de man en de zoon kan worden georganiseerd, zonder dat de vrouw zich zou hoeven te begeven naar de werkplek van de man.
Uitspraak
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
In de zaak van
[Appellante]
wonende te [plaats],
appellante, hierna aangeduid als “de vrouw”,
tegen
[Geïntimeerde],
wonende te [plaats],
geïntimeerde, hierna aangeduid als “de man”,
inzake het hoger beroep van het door de Kantonrechter in het Eerste Kanton gegeven beschikking van 11 maart 2020 (A.R.No. 20-0807) (hierna de bestreden beschikking) tussen de man als verzoeker en de vrouw als gedaagde,
geeft het Hof van Justitie, in Naam van de Republiek, de navolgende beschikking.
Het procesverloop
- Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken c.q. handelingen:
- de brief d.d. 12 maart 2020, gericht aan de hoofdgriffier der Kantongerechten afkomstig van de vrouw waaruit blijkt dat zij hoger beroep heeft aangetekend tegen de bestreden beschikking;
- de processen-verbaal van verhoor van partijen gehouden op 5 november 2020 en 28 januari 2021;
1.2 De beschikking wordt op heden gegeven.
De ontvankelijkheid
2.1 Het hoger beroep is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat de vrouw daarin kan worden ontvangen.
De beoordeling
3 Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1 Door de man is aan de kantonrechter in het Eerste Kanton bij verzoekschrift d.d. 28 mei 2020 verzocht een beschermingsbevel te verlenen tegen de vrouw vanwege het feit dat hij niet meer samen met haar in één huis woont, doch dat zij hem veelvuldig lastig valt op het adres alwaar hij werkt en wel zodanig dat hij vreest zijn baan te zullen kwijtraken. De man betoogt dat de politie van station Uitvlugt meerdere malen erbij is gehaald;
3.2. Op voornoemd verzoek is door de kantonrechter het verzochte beschermingsbevel verleend in dier voege dat is beschikt dat de vrouw vanaf de dagtekening van de beschikking, zoals aangegeven onder 4.1 van de beschikking, voor een periode van drie (3) jaren verboden is zich tijdens de werktijden te begeven naar of te bevinden op het werkadres van de man; voorts dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard;
3.3 In dit hoger beroep heeft de vrouw – zakelijk weergegeven – verklaard, dat zij bezwaren heeft tegen de bestreden beschikking omdat het noodzakelijk is om contact met de man te hebben ten behoeve van hun minderjarige zoon; dat hun zoon onder behandeling is van de kinderpsychiater en dat deze deskundige het nodig acht dat de man betrokken is bij de behandeling van de minderjarige; dat de man thans woonachtig is bij zijn werkplek en het voor haar dan niet mogelijk is om hun zoon in contact te brengen met diens vader, daar het haar verboden is om de werkplek van de man te betreden; dat door het verleende beschermingsbevel het voor haar niet mogelijk is de man op zijn werkplaats te halen als hij voor behandeling naar de psychiater moet; dat de man niet naar de psychiater gaat tenzij hij door haar wordt gehaald;
3.4 Op daartoe strekkende vragen heeft de man onder meer en zakelijk weergegeven, verklaard wel behoefte te hebben aan contact met zijn zoon; dat de vrouw geen toestemming geeft dat zijn zoon in het weekeinde bij hem komt blijven; dat de vrouw verklaart dat hij psychisch gestoord is, hetgeen niet op waarheid berust; dat hij bereid is om zijn medewerking te verlenen bij de behandeling van zijn zoon, indien de kinderpsychiater zulks nodig acht mits dit rechtstreeks en niet door tussenkomst van de vrouw aan hem wordt doorgegeven.
3.5 Uit het gehouden verhoor en de inhoud van de stukken in eerste aanleg is naar het oordeel van het Hof gebleken dat de man handhaving van de verleende beschikking wenst teneinde overlast door de vrouw te voorkomen daar hij geen behoefte heeft aan contact met haar. Naar zijn zeggen heeft hij geen last meer van de vrouw sinds het beschermingsbevel is verleend en kan hij rustig werken. Anderzijds ontkomt het Hof niet aan de indruk dat de vrouw koste wat kost het contact met de man wil hervatten en zich daartoe wil begeven naar diens werkplek. Als reden voert zij aan dat zij dit contact met de man wil zodat hun zoon contact kan hebben met de man (zijn vader). Het Hof acht de door de vrouw aangevoerde reden om zich te mogen begeven naar de werkplek van de man en contact met hem te hebben, ongegrond; immers zijn er genoeg andere manieren waarop het contact tussen de man en de zoon kan worden georganiseerd zonder dat de vrouw zich zou hoeven te begeven naar de werkplek van de man.
3.6 Nu er in dit hoger beroep geen feiten en omstandigheden zijn gebleken die het Hof noodzaken anders te beslissen dan zoals is beslist in de bestreden beschikking zal de bestreden beschikking worden bevestigd.
Beschikkende in hoger beroep:
Bevestigt de beschikking van de Kantonrechter in het Eerste Kanton, gegeven op 11 maart 2020 bekend onder A.R. no. 20-0807.
Aldus gegeven te Paramaribo op 17 juni 2021 door mr. D.D. Sewratan, Fungerend-president, mr. A. Charan en mr. I.S. Lachitjaran, Leden in tegenwoordigheid van mevr. C.R. Tamsiran-Harris LL.B., Fungerend-griffier.
w.g. C.R. Tamsiran-Harris w.g. D.D. Sewratan
w.g. A. Charan
w.g. I.S. Lachitjaran
Voor afschrift
De Griffier van het Hof van Justitie,
M.E. van Genderen-Relyveld