- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer Artikel 61 WvSv.
- Uitspraakdatum 28 juli 2021
- Publicatiedatum 14 september 2022
- Rechtsgebied Strafrecht
-
Inhoudsindicatie
De verzoeker heeft reeds twee/derde deel van de aan hem opgelegde straf uitgezeten. Een redelijke en billijke afweging van het belang van verzoeker op terugkeer in de samenleving afgezet tegen het belang van beveiliging van de samenleving leidt naar het oordeel van het Hof tot de slotsom dat verzoeker in concreto thans nog geen aanspraak maakt op terugkeer in de samenleving.
Uitspraak
HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
BESCHIKKING INZAKE VERZOEK EX ARTIKEL 61 VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING
Gelezen het verzoekschrift ex artikel 61 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend ter Griffie van het Hof van Justitie op maandag 19 juli 2021 door mr. M.C.M. Nibte, advocaat bij het Hof van Justitie, namens de verzoeker, [Naam], met het verzoek om de voorlopige hechtenis van verzoeker voornoemd op te heffen en hem onmiddellijk lijfelijk in vrijheid te stellen;
Gelet op ’s Hofs beschikking d.d. vrijdag 23 juli 2021, waarbij de behandeling van het verzoek is bepaald voor woensdag 28 juli 2021 om 13.30 uur des namiddags;
Gehoord de verzoeker, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.C.M. Nibte, advocaat bij het Hof van Justitie;
Tevens gehoord mr. C. Rasam, Waarnemend Procureur-Generaal, namens het Openbaar Ministerie;
Gezien de overige zich in het raadkamerdossier bevindende bescheiden, waaronder het proces-verbaal van de behandeling van het verzoek in raadkamer d.d. woensdag 28 juli 2021;
Overwegende, dat de verzoeker in het kader van het verhoor in Raadkamer heeft gepersisteerd bij de inhoud van het namens hem ingediende verzoekschrift en zijn raadsvrouw eveneens, na die te hebben toegelicht, zoals in het opgemaakt proces-verbaal is gerelateerd, wordende de inhoud hier als geïnsereerd beschouwd;
Overwegende, dat de verdediging in haar verzoekschrift heeft aangegeven dat de verzoeker op 08 juli 2021 door de kantonrechter in het Tweede Kanton is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren en drie maanden met aftrek van de tijd die door hem reeds in voorarrest was doorgebracht, te weten vanaf de dag van zijn inverzekeringstelling op 17 december 2019. Daarnaast heeft de verdediging gesteld, dat de verzoeker hoger beroep heeft aangetekend tegen het vonnis van de kantonrechter. Vervolgens geeft de verdediging aan dat de verzoeker reeds twee/derde deel van de opgelegde straf heeft uitgezeten. Op basis van het voorgaande vordert de verdediging opheffing van de voorlopige hechtenis van verzoeker voornoemd;
Overwegende, dat de vervolging tijdens haar betoog heeft aangegeven – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – dat het recidivegevaar ten aanzien van verzoeker te groot is, daar hij zich reeds vier keren schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. De vervolging heeft tevens gesteld dat het Hof bij eerdere verzoeken ex. artikel 33 Sr. afwijzend heeft beslist vanwege het recidivegevaar. Op basis van het voorgaande vraagt de vervolging aan het Hof om het verzoek van de verdediging af te wijzen;
Overwegende, dat uit het onderzoek in Raadkamer is gebleken dat verzoeker door de kantonrechter op 08 juli 2021 is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee (2) jaren en drie (3) maanden onder aftrek van de tijd die reeds door hem in voorarrest was doorgebracht, te weten vanaf de dag van zijn inverzekeringstelling op 17 december 2019. Voorts is gebleken dat verzoeker tegen het vonnis van de kantonrechter, het rechtsmiddel van hoger beroep heeft aangewend. Op 18 juni 2021 heeft de verzoeker voornoemd reeds twee/derde deel van de aan hem opgelegde straf uitgezeten. Vervolgens is uit het onderzoek in Raadkamer gebleken dat verzoeker zich ettelijke malen schuldig heeft gemaakt aan het plegen van strafbare feiten.
Overwegende, dat een redelijke en billijke afweging van het belang van verzoeker op terugkeer in de samenleving afgezet tegen het belang van beveiliging van de samenleving naar het oordeel van het Hof tot de slotsom leidt dat verzoeker in concreto thans nog geen aanspraak maakt op terugkeer in de samenleving.
Overwegende, dat het Hof aanleiding vindt in hetgeen bij de behandeling in raadkamer aan de orde is gesteld om de griffier te vragen om door tussenkomst van de Griffie der Kantongerechten te bewerkstelligen dat het appeldossier in deze zaak ten spoedigste naar het Hof zal worden opgestuurd.
Gelet op voormelde overwegingen zal het Hof het verzoek van verzoeker afwijzen;
Gezien het betrekkelijke wetsartikel.
BESCHIKKENDE:
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis;
Aldus gegeven te Paramaribo in Raadkamer van het Hof van Justitie op woensdag 28 juli 2021, door mr. A. Charan, Fungerend – President, mr. S. Punwasi en mr. J. Kasdipowidjojo Leden – Plaatsvervanger, bijgestaan door de ad hoc Fungerend – Griffier mr. M. Behari.
w.g. M. Behari w.g. A. Charan
w.g. S. Punwasi
w.g. J. Kasdipowidjojo
Voor eensluidend afschrift,
De Griffier van het Hof van Justitie,
(mr. M.E. van Genderen – Relyveld)